Gheestelycke rym-konst(1653)–Peter de Beer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Van Godts Oneyndigheyt en wesen in alle dinghen. GOdt moghen wy alleen rond uyt oneyndigh noemen: Want gheen geschapen saek en kan sich daer van roemen; Gheen ander wesentheyt, gheen grootheyt, gheen ghetal: Oneyndigh is alleen Die is, en is den Al. Hy is in alle plaets; hy is in alle saeken; Die 't al sijn wesen gheeft; die 't al heeft moeten maeken: Hy is al over al door vruchtbaer wesens licht; Hy is al over al door macht en door ghesicht. [pagina 13] [p. 13] Gheen schepsel en kan oyt sijn wesentheyt ontloopen; Soo vast hanght alle saek aen hem met wesens knoopen: Gheen maeksel en kan oyt sijn diep ghesicht ontgaen; Gheen macht en kan sich oyt van sijne macht ontslaen. Wat pooght ghy dan u, mensch, te borghen voor sijn ooghen? Ghy borght hem voor u self met sulck een ydel pooghen. Wat soekt ghy kindt van Niet te worden groot gheacht; En u door hoovaerdij' te trecken uyt sijn macht? Wilt onder sijne macht ootmoedighlijck u booghen; Et slaet gheduerigh acht op sijn al siende ooghen: Bekent dat al u goet komt uyt die schoon fonteyn; Et siet dat u ghemoet altijdt voor hem zy reyn. Vorige Volgende