De oorlog(1873)–Jan van Beers– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] De oorlog I AARDGEESTEN LENTE kust, met gloeiend minnelonken, De aarde, nog in winterslaap gezegen. Wakker sidderende, en wellustdronken, Glimlacht de aard haar bruîgom smachtend tegen. Liefde straalt en stroomt in vlammenvonken; Leven spat en sprankelt allerwegen. Beken En vlieten Verbreken Hun boeien, En schieten, En vloeien, Met tintlenden glans. Kabbelend, En babbelend, Hunne oevers langs. [pagina 4] [p. 4] Heiden En weiden, Vol schittrende kleuren, Asemen En geuren, Wijd en zijd, Wasemen En fleuren Van 't bloemtapijt. Tusschen de golvende voren Wemelt en wiegelt in 't zonnelicht, Malsch en dicht, Tarwe, gerst, en koren. Onder den zoelen Adem der winden, Wringen en woelen, Bortlen en winden Bloesems en bladen in boogaard en bosch Zich los. En bieën en hommelen, En muggen en torren Ronken en snorren, [pagina 5] [p. 5] Gonzen en dommelen; En luid-jubelend vooglengeschal Orgelt en klatert, Gorgelt en schatert, Hoog in de lucht en laag in 't dal, Levensweelde, liefde, vrijheid, Hemelblijheid Overal. Welkom, Lente! welkom, bron van zegen! Strooi op aarde uw milde schatten uit. Koestrend zonnevuur en frissche regen Stove en drenke beurtlings bloem en kruid. Zomer doet het alles kloek gedijen, Zachtjes rijpt het Herfst in veld en gaard; En de vrucht van alle jaargetijen Plukt de Mensch, als koning van heel de aard. MENSCH Ja, mijn is de aarde! ik ben haaf koning! Ik, die eens machtloos, weerloos, bloot, Als 't ondier opwelde uit haar schoot, En hongrend rondkroop in mijn woning, Waar me alles onheil dreigde en dood! [pagina 6] [p. 6] Mij, 't voedend zog, dat uit haar boezem Elk jaar ontspringt in vruchtbren bloesem; Mij, al wat op haar bodem krielt, Wat roeit door 't ruim of door de golven; Mij, wat haar diepte houdt bedolven; Mij, elke kracht, die haar bezielt! Lucht, water, vuur, - ze zijn mijn slaven; Ja, bliksems doe ik heen en weer Om d' aardbol als mijn boden draven; Want stof is knecht, en geest is heer! SPOTGEEST Hoor den trotschaard brallen! Ha! ha! Koning zich noemen van allen! Ha! ha! Maar wie over hem gebiedt, - Hij weet het niet! hij weet het niet! Ha! ha! Vorige Volgende