Onze volkstaal
(1882-1890)–Taco H. de Beer– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van Noord-Brabantsche woorden met volkomen, doch korten klinker.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanteekeningen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kort is nog de klinker in woorden met êûw (voor eeuw), zooals lêûw, snêûw en in die met ôôi, b.v.: hôôi, strôôi. Uitgezonderd zijn adjectieven, waarin ôôi is samengetrokken uit oode, b.v.: nôôi (voor nôôde), rôôi (voor rôôde). Môôi wordt hiermee gelijk gesteld en heeft dus de oo ook lang. Ik zou hier nog bij kunnen voegen de woorden, die in 't Ned. eene volkomen a hebben, doch in 't N.-Br. de onvolkomen e bewaarden, b.v. pert, zwert, wert, hert, smert, perl. Ook wĕrelt, werrelt, en kĕrel, kerrel, kel. Eerd (aarde, grond) heeft den klinker lang, wegens de afkapping der slot -e. Het verdient opmerking, dat bij de woorden die met éen medeklinker eindigen, dit slechts in twee woorden een vaste is. (In jôôt laat zich de korte o verklaren uit het in andere streken gebruikte jut; in ook uit het enclitisch gebruik, dat ook de scherpe oo zacht maakte). Overigens eindigen zij met een zoodanigen, die na het uitspreken van den klinker nog eenigen tijd afzonderlijk hoorbaar blijft. Doch volstrekt niet alle woorden, die met zulken medeklinker eindigen, zijn kort. B.v. hoor (= haar), braaf, drêûg (droog), vaol, raom, bêên, haos zijn lang. Wat is de oorzaak? Brabantius. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De scherpe klinkers.De scherpe klinkers in N.-Brabant zijn êê, ôô en êû.Ga naar voetnoot1) Eû komt, behalve voor eene w en in een paar andere woorden, waar zij de êê vervangt, alleen voor als klankwijziging der ôô. In 't westen echter, waar men de in het oosten veelvuldig gebruikte umlaute volstrekt niet kent, kent men ook geen scherpe êû, noch in plaats van ôô noch van êê. Deze klanken verdienen volkomen den naam van scherp. Zij hebben een scherp, snijdend, voor den vreemdeling onaangenaam klinkend en moeilijk na te bootsen geluid. Zij gelijken eenigszins op ie, oe en u; of liever, zij houden het midden tusschen e en ie, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o en oe, eu en u. Wanneer men ze lang uitspreekt, hoort men achter de scherpe klanken nog een naslagje, dat bij korte uitspraak echter vervalt. De N.-Brabanter heeft in zijne volkstaal een bijna zekeren gids, wanneer hij in open lettergrepen eene enkele of eene dubbele e of o moet schrijven, natuurlijk alleen voor zoover de woorden in N.-Br. bekend zijn. Dit geldt echter alleen voor woorden van Germaanschen oorsprong, daar onze schrijftaal in Romaansche geen scherpen klinker erkent. De veranderingen, die Te Winkel in de spelling op grond der afleiding noodig achtte, b.v. het onderscheid tusschen delen en deelen, beren en beeren, keren en keeren, stemmen, zoowel als de spelling der overige woorden met e of o, grootendeels met de uitspraak in N.-Br. overeen. De uitzonderingen zijn de volgende: De verleden tijd mv. van de ww. der 4e en 5e klas, waarin men wel eens den scherpen klinker van 't enk. bezigt (en ook omgekeerd in 't enk. den zachten van 't mv.). Het ww. weten, dat altijd, ook in 't verl. deelwoord, eene scherpe ee heeft. De volkstaal vergist zich daarin, dat is zeker, doch deze vergissing is zeer natuurlijk. Het zou zelfs wonder zijn, als zij niet plaats had. De ‘spraakmakende gemeente,’ onbekend met het bestaan van een praeterito-praesens, gebruikt den scherpen klinker van den teg. tijd enk. ook in de overige vormen, en scheert weten (wêêten) over éen kam met hêêten. Het ww. slepen (trahi) kennen wij niet. Het luidt óok slêêpen of sleipen. Ik begrijp niet goed, hoe van slepen een causatief sleepen kan komen. Causatieven met scherpe ee komen toch alleen van sterke ww., die in den teg. t eene ij hebben; sleepen zou dus een causatief van slijpen zijn en, zoowel als honderd andere, tegelijk transitieve en intransitieve beteekenis hebben. Sloof (voorschoot) heeft eene zachte o. In westelijk N.-Br. en in Gelderland zegt men slop. Knôôp en drôôg (in oostelijk N.-Br. drêûg) hebben in geheel N.-Br. en ook in Gelderland een scherpen klinker. Vanwaar deze algemeene afwijking van de spelling? 't Is wel wat gemakkelijk ze eenvoudig aan verwarring toe te schrijven. Begeeren heeft eene zachte e. Voor de dubbele ee bestaat dan ook geen andere grond dan de ie van gierig. Daarmee gelijk staat de bastaard-uitgang -eeren, met dubbele ee geschreven wegens Mnl. (en Hgd.) -ieren, doch in N.-Br. met zachte e uitgesproken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de schrijftaal beschouwt men als scherp de klinkers, die uit samentrekking van een zachten en een toonloozen ontstaan zijn. Dus schrijven wij mee voor mede, veeren voor vederen, zoo voor zode, dooren voor doderen. In N.-Br. kent men dergelijke scherpe niet. De met de voorafgaande samengesmolten lettergreep oefent op haar geen invloed uit. Men zegt: mé, veren. De reden zit, geloof ik, in de wijze, waarop de samentrekking geschied moet zijn. Mede b.v. moet, om mee te kunnen worden, achtereenvolgens geluid hebben mede, meje, meei, mee. In die streken nu, waar men de scherpe klinkers nagenoeg als eei en oou uitspreekt, bestond alle reden om dergelijke samengetrokken lettergrepen als scherp te beschouwen; doch in N.-Br., waar men voor de scherpe geheel afzonderlijke geluiden bezit, bestond die reden niet. Samentrekking van ode komt niet voor; alleen wordt de d door j vervangen. Dus: zooi (lange en zachte o), dojer voor zode, doder. Het aantal afwijkingen is dus betrekkelijk zeer gering, en krijgt nog te minder beteekenis, als men bedenkt, dat in de meeste gevallen, al berust de spelling ook op goede gronden, de uitspraak ook hare gronden heeft. Met de woorden van Romaanschen oorsprong is het erger gesteld. De spelling, die alleen de e's en o's als scherp beschouwt, welke uit tweeklanken ontstaan zijn, kon in deze geene dubbele klinkers in open lettergrepen aannemen. De volkstaal echter heeft in vele Romaansche woorden een scherpen klinker. Het gaat niet aan, hier alweer van verbastering te spreken; deze kan wel bij enkele, doch niet bij een geheele reeks van woorden plaats hebben, en veel minder nog in de platte volkstaal, die weinig van vreemden invloed lijdt, dan in de beschaafde. En overal, waar ik de volkstaal heb kunnen waarnemen, in Gelderland zoowel als in N.-Brabant, komen de scherpe klinkers in dezelfde woorden voor. Wanneer twee rassen, die overigens eene geheel verschillende taal spreken, hierin overeenstemmen, moet er wel een groote, algemeene oorzaak bestaan hebben, die bij alle woorden gelijkelijk werkte of niet werkte. Ik waag het, de volgende verklaring in het midden te brengen. De klinker is scherp in Peter en kroon, zacht in lanteern en poort. De twee eerste woorden komen van Lat. PetrusGa naar voetnoot1) en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
corona, de twee laatste van Lat. laterna en porta of Fr. lanterne en porte. In Petrus en corona komt de klinker voor in eene opene lettergreep en wordt dus volkomen uitgesproken, doch van de andere woorden is de lettergreep gesloten en de klinker luidt dus onvolkomen. Neemt men aan, dat in den tijd, toen deze woorden werden overgenomen, in onze taal de zachte e en o niet gelijk thans als eene zuivere, volkomen e en o werden uitgesproken, maar min of meer als in Fr. père en rose, zooals in Gelderland nog gedaan wordt, dan ligt het voor de hand, dat de volkomen e en o in een Latijnsch of Fransch woord door ons volk met de scherpe ee en oo gelijk gesteld werden, terwijl de onvolkomene e en o alleen in quantiteit, doch niet in klank van onze zachte e en o verschilden en dus door deze weergegeven werden. Om de juistheid van dezen regel na te kunnen gaan, zou men moeten vaststellen: vooreerst wanneer en uit welke taal ieder woord door ons werd overgenomen, en ten tweede, hoe het destijds in die taal werd uitgesproken. Want reeds dadelijk dreigen een paar veel gebruikte woorden den regel om te stooten, nl. beest en feest. Zij zijn gevormd van Lat. bestia en festa (voor dies festa; anders festum) of van Fr. beste en feste (thans bête en fête). De e in deze woorden is onvolkomen, en toch is de ee in beest en feest, scherp. Doch wij spreken de Latijnsche woorden uit naar de thans in onze taal geldende regels, waaruit volstrekt niet tot de uitspraak in vroeger eeuwen valt te besluiten; en ook de Fransche woorden, wier vorm daarenboven veranderd is, kunnen vroeger anders uitgesproken zijn. - De oude Latijnsche grammatici stellen, voor de verdeeling der woorden in lettergrepen, den regel, dat alle tusschen twee klinkers staande consonanten tot de tweede lettergreep behooren, als zij eene verbinding vormen, die aan 't begin van een woord kan voorkomenGa naar voetnoot1). Daar nu veel woorden met st beginnen, zijn bestia en festa aldus te lezen: be-stia, fe-sta en vertoonen zij dus een volkomen e in een open lettergreep. Doch ook indien beest en feest niet uit het Latijn, maar uit het Fransch werden overgenomen, blijft het zeer goed mogelijk, dat zij reeds toen den klank eener volkomen, zuivere e hadden. In het Fransch luidt e voor s in dezelfde lettergreep als é, b.v. esprit wordt uitgesproken ésprit, en woorden als esté, escume hadden niet été, écume kunnen worden, wanneer zij niet luidden als ésté, éscume. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat wij thans in woorden als reste, peste en ook in bête en fête een anderen klank hooren, ligt aan de werking der stomme slot-e, die de kracht heeft aan de e der voorlaatste lettergreep den klank te geven, dien de Franschen ouvert noemen. Doch heeft zij die kracht altijd gehad, ook toen zij niet stom was zooals thans, maar een duidelijk uitgesproken klinker? Het is mogelijk, dat tegen mijne meening ernstiger bezwaren ingebracht kunnen worden; doch voorloopig blijf ik de scherpte en zachtheid der klinkers in Romaansche woorden verklaren uit den klank, dien zij tijdens de overneming in de oorspronkelijke taal hadden. Dat het volstrekt niet onverschillig is, uit welke taal en wanneer een woord werd overgenomen, blijkt uit kleur. Dit heeft terecht eene zachte eu, daar het gevormd is van Fr. couleur, waarvan de eu (= Hgd. ö) veel meer met onze zachte dan met onze scherpe eu overeenkomt. Was het woord evenwel gemaakt van Lat. color, colōris, dan zou de klinker scherp moeten zijn, doch dan zou het oorspronklijk ook klôôr of kolôôr geluid moeten hebben, waarvan klêûr dan de klankwijziging was. Wanneer e of o uit andere klinkers ontstaan zijn, zijn ze zacht, b.v. peer (Lat. pirum), kemel (L. camelus), toren (L. turris). Eene uitzondering is jôôt, dat volgens Lat. judaeus eene zachte o moest hebben. De scherpe is echter niet algemeen; het woord luidt ook jut. Eene uitzondering is ook school. Gevormd van Lat. schola zou het schôôl moeten zijn, doch men heeft het woord waarschijnlijk gelijk gesteld met het Nederlandsche school. Ook het Hgd. Schule heeft zijn klinker verwisseld. In de Neder-Betuwe zegt men nog schôôl. Ik geloof, dat de verschillende medewerkers van Onze Volkstaal een goed werk zouden doen, wanneer zij lijsten maakten, waaruit bleek, of in alle streken, waar men de scherpe klinkers nog onderscheidt, deze ook in Romaansche woorden, en wel in dezelfde, voorkomen. Brabantius. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de R en de H.Men kan de r op drie wijzen uitspreken: midden, achter en voor in den mond. Midden in den mond is de gewone uitspraak, zoowel in onze als in andere talen. Achter in den mond nadert | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij sterk aan de g; bij sommige lieden is dit een gebrek, doch bij de meesten het gevolg eener gemaakte, onnatuurlijke uitspraak. Ieder heeft dit wel gehoord. Doch weinige lezers zullen weten, hoe zij vóor in den mond uitgesproken wordt. Men zette de lippen zoo, alsof men eene z wil uitspreken, doch late dan eene r hooren; men verneemt dan tegelijk met die r een gesuis, dat eenigszins op de z gelijkt ('t Is echter noch rz noch zr). Zouden de Grieken, die hunne r, voor aan een woord, steeds met het teeken van den spiritus asper voorzagen (ῥ = rh) en bij verdubbeling de tweede (ῤῥ = rrh), deze letter niet zóo uitgesproken hebben? Deze suizende r gebruikt men op veel plaatsen van oostelijk N.-Brabant in de volgende gevallen: Vooreerst altijd aan 't begin van een woord: rzont, rzôôt.Ga naar voetnoot1) Ook als een partikel of bijwoord voor het woord gevoegd is; rzust, maar ook ge-rzust; rz-ojen, maar ook ăon-rzojen. In ver-rzoot (verraad) heeft de eerste r de gewone, doch de tweede de suizende uitspraak. Ten tweede: wanneer aan 't eind van een woord op eene r nog eene n of z (onechte s) moet volgen, dan wordt deze n en z uitgesproken als onze suizende r. Men heeft dat b.v. in de woorden lanteer-rz (lantaarn), keer-rz (kern, karn), staar-rz (ster, star, Hd. stern), ler-rz (laars). Ook als er en of een ander achtervoegsel op volgt: lanter-rzen (lantaarnen), ler-rzen (laarzen), van vêêr-rze (van verre, Hd. ferne), dêûr-rzkenGa naar voetnoot2) (deerntje), twer-rzen (twijnen, Hd. zwirnen). In een paar woorden schijnt rz voor r te staan, nl. in kar (karre) en bar (barre). Deze luiden kaar-rz en baar-rz. Onzeker is wor-rzen (verwarren); moet dit wornen, worzen of worren zijn? Dor-rz (dor) onderstelt, dunkt mij, een woord dors, dorze; op zoodanig een schijnt Got. thaursus te wijzen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In oostelijk N.-Br. laat men alleen de h weg in 't woord hoe, dat ou of ów luidt. Verder nog, zooals trouwens overal, in de enclitisch gebruikte woorden hij (i), hem (um, 'm) en het (et, 't). In westen echter is men, gelijk in een gedeelte van België en in sommige streken ten noorden van den Moerdijk, met het gebruik der h niet goed op de hoogte. Men zegt gewoonlijk: daar laat men de h weg, waar zij staan moet, en men spreekt ze uit, waar ze niet staan mag. Dit is, voor zoo ver ik heb kunnen nagaan, onjuist. Men maakt geen verschil tusschen woorden, die met en die zonder h beginnen; men scheert ze alle over éen kam. De regel is, dat de h nooit uitgesproken wordt zonder aanleidende oorzaak, en deze oorzaak werkt bij alle woorden gelijkelijk, onverschillig of wij ze met of zonder h schrijven. Die oorzaken zijn de volgende: 1. Wanneer het voorgaande woord met een klinker sluit en er dus een hiatus ontstaat, gebruikt men de h als verbindings- of overgangsletter: Dus: aar, de haar; oog, zoo hoog. Ook wel eens midden in een woord: rechtgehaard. 2. Wanneer een woord met nadruk wordt uitgesproken, voegt men er gaarne eene h voor. 3. Wanneer men, om een der voorgaande redenen, een woord met eene h heeft uitgesproken, en het volgende woord eveneens met een klinker begint, zal men ook voor dat woord licht eene h plaatsen. Ik beweer niet, dat deze oorzaken altijd werken; verre van daar. Sommige personen spreken de h bijna nooit uit; andere doen het telkens, te pas en te onpas; doch bijna altijd is dan een der aangevoerde redenen in 't spel. Kleine kinderen kan men, met wat inspanning, licht de h behoorlijk leeren uitspreken, althans lezen; doch bij grootere en volwassenen is dit onmogelijk. Deze, hoe dikwijls zij ook ongemerkt eene h gebruiken, kunnen het niet, als zij het willen doen. Zij maken er dan licht eene ch van. Het zou mij genoegen doen te vernemen of mijne regels ook elders geldig zijn dan in het gedeelte der Baronie, dat ik heb leeren kennen.
Brabantius. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Au, ou, ui, enz.In 't westen van N.-Br. laat men in ou eene o en in au eene a hooren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 't oosten (in sommige plaatsen althans) spreekt men au steeds uit als ou, dus flouw, douw. Doch omgekeerd, in sommige woorden met ou laat men au of aau hooren; nl. in die, waarin ou niet uit ol maar uit al ontstaan is. Dus: zaut (zalt), kaau (kald), aut (ald); maar hout (holt), ik zou (zold). In sommige woorden gebruikt men in 't westen ie voor u of ui: dier (duur), vier (vuur), kiet (kuit van een visch). Kippen heeten daar tieten. (Over-Betuwe en Lijmers tuten). Minuten noemt men in 't westen minuiten. Alleen in duvel heeft men, even goed als overal elders, de u behouden. Anders is in heel N.-Br. de u in ui overgegaan, gelijk i in ij. Uitgenomen in 't land Kuik; doch daar spreekt men eene taal, die alle hoofdkenmerken van 't Geldersch heeft. Merkwaardig: in het heele land van Ravenstein spreekt men N.-Brabantsch, doch in alle plaatsen van 't onmiddelijk daaraan grenzende land van Kuik spreekt men Geldersch. Kent men nog ergens anders een dergelijk samenvallen der taalgrens met de oude landgrens? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanvulling.Bij het bewerken van 't stuk over de quantiteit is het mij ontgaan, dat niet alleen de woorden, wier slot-d overgaat in i, voor den verkleiningsuitgang een langen klinker hebben (bl. 20), maar ook die eindigen met g en onechte f en s: plŏeg, plūūgsken; weg, wēēgsken; rōōf (eener wond), rēūfken; dôô̄s, dêû̄sken. De ww., die in den teg. t. den langen klinker behouden (bl. 22), zijn niet alleen die uitgaan op g, v, z en i, maar ook op r: kēren; ik kēēr; hij, gij kēērt; wij, zij kēren; imp. kēērt. stūren; ik stūūr; hij, gij stūūrt; wij, zij stūren; imp. stūūrt. Tot de zwakke ww., die in verl. tijd en deelwoord den langen klinker behouden (bl. 23), behooren, behalve die op g, v, z en i, ook die op r: bōren, bōōrde, gebōōrd; vīēren, vīērde, gevīērd. Tot de sterke ww. der 4e klas, die in verl. tijd en deelwoord een korten klinker hebben (bl. 23), behooren niet alleen die op g, v en z, maar ook die op j (in plaats van d): snijen; wij, zij snĕjen; gesnĕjen. Doch de verl. tijd enk. is lang: ik, hij snêêi. 't Is wel vreemd, dat dezelfde medeklinkers in 't eene geval den stamklinker lang en in 't andere kort maken. 12 Nov. '81. Brabantius. |
|