enkel les gaf in de wiskundige vakken, maar zelf een liefhebber van knutselen was en bij de jongens in een goed blaadje stond. Daarom juist had de directeur hem de opdracht gegeven, om een paar der blauwbroekjes over die vechtpartijen aan den tand te voelen. Van zeer invloedrijke zijde was den directeur daarover een wenk geworden. Eigenlijk van de invloedrijkste zijde in de stad. Toen nu meester Knutselaar die opmerkingen van Jan hoorde, haalde hij er de schouders over op
‘Je zou je wel tweemaal bedenken, Jan.’
Neen, dat zou Zwart-Jan niet.
‘Want als ik er tweemaal over moest denken, had ik zoo'n Kostklant ook tweemaal in m'n kluiven, of - ik moest twee jongens tegelijk te pakken hebben...’
Dit antwoord wekte een lach van instemming op, en ook meester Knutselaar lachte mee.
‘Je mondje roeren... dàt kun-je, Jan.’
‘En zijn knuisten ook!’ voegde Zwart-Konijn snel erbij.
Weer een gelach, dat plotseling verstomde, toen meester Knutselaar, alsof hij Zwart-Konijn met den wijsvinger op de borst wilde tikken, ook snel op het snedige gezegde liet volgen:
‘Juist, zijn knuisten! En dàt is mannenwerk. Maar dat met die boksbeugels noem ik valsch!’
Een groote stilte van verwachting.
‘Boksbeugels?’
‘Ja,’ bevestigde meester Knutselaar en zijn grijze oogen keken fel het clubje jongens rond. ‘Ik weet, dat er zoo iets als van boksbeugels in de lucht hangt...’
‘Als dat waar was, vielen ze naar beneden,’ merkte een klein blauwbroekje op, die men, om zijn vlugheid in al zijn bewegingen, Kakkerlak noemde.
‘Die slag is jou!’ gaf meester Knutselaar lachend toe, ‘en als dat soort vliegtuigen naar beneden tuimelde, zou het