Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
Praktisch probleem: is een christelijke vrouw geschikt voor de Letterenstudie?Wij zullen proberen om het ja-antwoord te verdedigen. We beginnen met de volgende bepalingen, ten eerste wat betreft het subject, vervolgens ook wat betreft het predikaat. De termen van het subject zijn vrij van elke dubbelzinnigheid: want als ik zeg: christelijke vrouw, dan bedoel ik christelijk niet alleen in naam maar ook in-der-daad. De termen van het predikaat zijn in de eerste plaats: Letteren studeren. Met studeren wordt hier - om nu maar voorbij te gaan aan overige betekenissen - de aandachtige en enthousiast toewijding van het verstand bedoeld. Onder Letteren verstaan we de kennis van talen en van geschiedenis, alle studies, zowel de hogere studies die men vaardigheden noemt als de lagere die men filosofische wetenschappen noemt. We maken hier echter slechts een uitzondering voor de schriftuurlijke theologie (in de eigenlijke zin van het woord), omdat het volgens ons onbetwistbaar is dat zij alle christenen past. Het tweede deel van het predikaat is geschikt zijn, dat wil zeggen of het nuttig, passend en fatsoenlijk is. Nu deze termen zo gedefinieerd zijn, moeten de zaken zelf bepaald worden. Sommige vrouwen zijn immers scherpzinnig, anderen eerder dom, weer anderen zijn rijk, anderen arm. Tenslotte zijn er vrouwen die zich meer bezighouden met handel en het huishouden, andere die dat wat minder doen. De studie der letteren wordt onderscheiden in algemene takken, wanneer wij onszelf namelijk tegelijk toeleggen op alle disciplines, of in specifieke onderdelen wanneer wij met een specifieke aanleg één bepaalde taal of wetenschap bestuderen.
Wij brengen de volgende preciseringen aan:
Ten eerste wat betreft het subject zelf: onze vrouw moet gezegend zijn met minstens een middelmatig verstand en ze moet niet helemáál ongeschikt zijn voor de studie. Ten tweede moet ze voorzien zijn van de noodzakelijke middelen | |
[pagina 208]
| |
en moet ze volstrekt niet door armoede thuis gehinderd worden. Ik voeg deze voorwaarde er daarom bij omdat dit geluk weinigen te beurt valt dat zij ouders hebben die zelf hen willen of kunnen opleiden, terwijl men niet zonder kosten de diensten van leraren op dit gebied kan inhuren. Ten derde moet onze vrouw wat tijd en positie betreft aan de eis voldoen dat ze af en toe tijd kan vrijmaken van haar algemene en haar bijzondere roeping, namelijk van godsdienstoefening en van de huishouding. Om dit doel gemakkelijk te bereiken zal de vrijstelling en vrijheid van verantwoordelijkheden al op jonge leeftijd van nut zijn en op gevorderde leeftijd zal het celibaat of de hulp van dienstmeisjes die ook rijkere dames de huishoudelijke verplichtingen voor een groot deel uit handen nemen. Ten vierde moet haar levensdoel geen ijdele eer of uiterlijk vertoon zijn, of nutteloze nieuwsgierigheid, maar, afgezien van het algemene doel - namelijk de eer van God - moet haar oogmerk het heil van haar ziel zijn en dat ze haar familie (als deze taak haar is opgelegd) opvoedt en begeleidt en ze ook heel haar sekse zoveel mogelijk van nut is.Ga naar voetnoot391 | |
De preciseringen van het predikaatIk baken letteren studeren zó af dat ik vind dat een christelijke vrouw alle eerbare vakrichtingen, of algemene opvoeding zoals men zegt - mag studeren. Die zijn om zo te zeggen een kenmerkend en algemeen goed voor de mens. Maar dit moet zo gedaan worden dat overeenkomstig het belang en de aard van elke wetenschap of kunst, en overeenkomstig het bevattingsvermogen en de aanleg van elk meisje of vrouw de afzonderlijke onderwerpen elkaar bij het studeren beurtelings opvolgen en volgens hun orde, plaats en tijd goed samengevoegd worden. Maar laat men allereerst aandacht geven aan die wetenschappen of kunsten die de nauwste relatie hebben met de hoogheilige theologie en met de morele | |
[pagina 209]
| |
deugden en die deze vooral ondersteunen.Wij vinden dat de grammatica, logica, en de retorica hier onder vallen, en vooral de logica, die velen terecht de sleutel tot alle wetenschappen hebben genoemd. Verder de fysica, metafysica, geschiedenis, enz. en niet in het minst de kennis van talen, vooral van Hebreeuws en Grieks die ons alle tot een beter en dieper begrip van de Heilige Schrift kunnen brengen (om over andere auteurs te zwijgen). De rest van de vakken, namelijk wiskunde (waar muziek ook onder valt), poëzie, schilderkunst en aanverwante vrije kunsten moeten de rol vervullen van een soort sieraad en genoegen. Tenslotte zetten wij wetenschappen die op de praktijk gericht zijn, zoals de rechtswetenschap, de krijgswetenschap, en de kunst van welsprekendheid in kerk, raadhuis en universiteit niet al te veel op de voorgrond, omdat ze volgens ons minder gepast of noodzakelijk zijn. Maar wij zijn er geheel en al op tegen dat een vrouw uitgesloten wordt van de scholastiek of de theorie van die zaken (zo kan men het noemen), vooral niet van kennis van de nobele staatkunde. Wij definiëren de uitdrukking geschikt zijn voor de letterenstudie niet als een onontbeerlijke of dwingende vereiste voor de eeuwige zaligheid. Nee, en zelfs niet als een goed dat tot de essentie zelf van een gelukkig leven hier zou bijdragen. Maar wij zien het wel als een taak of middel dat optimaal tot de zuiverheid ervan kan bijdragen en dat door de contemplatie van fraaie scheppingen zoveel gemakkelijker tot de liefde van God en tot het eeuwig geluk kan bijdragen.
Daarom is onze stelling: een christelijke vrouw is geschikt voor de Letterenstudie
Om deze stelling te bewijzen voeren wij de volgende argumenten aan, ten eerste wat betreft het subject, vervolgens ook wat het predikaat betreft. | |
I. Argument op grond van het wezen van het subject.[major] Iedereen die van nature de mogelijkheden tot de beginselen van alle kunsten en | |
[pagina 210]
| |
wetenschappen zijn aangeboren, is ervoor geschikt. [minor] Nu zijn vrouwen van nature de mogelijkheden tot de beginselen van alle kunsten en wetenschappen aangeboren. Dus zijn vrouwen geschikt voor alle kunsten en wetenschappen. De stelling wordt als volgt bewezen: omdat wie geschikt is voor de mogelijkheden tot de beginselen, ook geschikt is voor kennis van de conclusies die daar logisch uit getrokken worden. De aanname kan zowel op grond van het wezen van dit subject, de menselijke rede, bewezen worden, als vanuit de werkende krachten zelf of het resultaat. Als het resultaat tenminste duidelijk is dat vrouwen inderdaad alle mogelijke wetenschappen en kunsten kunnen leren. Want er kunnen geen werkende krachten zijn zonder beginselen. | |
II. Argument kenmerkend voor het subjectGa naar voetnoot392Iedereen die verlangt naar kunst en wetenschappen is daarvoor geschikt. Vrouwen verlangen naar wetenschap en kunst. Dus. De bewijsvoering van de major is duidelijk, omdat de natuur niets zonder doel doet. De minor wordt bewezen omdat wat in de hele soort aanwezig is, ook in elk individu afzonderlijk aanwezig is. Ieder mens verlangt van nature naar kennis (zoals de Filosoof Aristoteles duidelijk heeft gesteld in zijn boek Metaphysica I. 2).Ga naar voetnoot393 | |
III. Argument kenmerkend voor het subject en wel vanuit een externe toegevoegde eigenschapIedereen die God schiep met een opkijkend gezicht dat naar de hemel gericht is, is geschikt voor het overdenken en voor kennis van verheven en hemelse zaken. God schiep de vrouw met het gezicht naar boven, met het gelaat hemelwaarts gericht. Dus. | |
[pagina 211]
| |
Hoewel de andere dieren voorovergebogen naar de aarde keken, gaf Hij de mens daarentegen een opgeheven gelaat, etc.Ga naar voetnoot394 | |
IV. ArgumentIedereen die het meest behoefte heeft aan een serieus en blijvend tijdverdrijf, is bij uitstek geschikt voor de letterenstudie. Een vrouw heeft het meest behoefte aan een serieus en blijvend tijdverdrijf. Dus. De conclusie van de major wordt bewezen door aan te voeren dat niets zo intens de geestelijke aandacht concentreert en dat - zoals de grote Erasmus zei - niets het hart van een meisje zo volkomen in beslag neemt als studie.Ga naar voetnoot395 Studie stelt haar in staat om elk moment als het ware naar een vrijplaats uit te wijken. De minor wordt in de eerste plaats bewezen door de volgende dubbele bewijsvoering: 1. Iedereen die vanwege een zwakke en wispelturige aard of natuur en ook door de talloze verleidingen van de wereld een groot gevaar loopt op ijdel gedrag, heeft juist een grote behoefte aan een serieus en blijvend tijdverdrijf. Een vrouw nu loopt wegens haar zwakke etc. Dus. De major kan men nog eens bewijzen door aan te voeren dat tegengestelden het best door tegengestelden genezen worden. Nu, niets biedt krachtiger weerstand aan ijdelheid dan een serieus en blijvend tijdverdrijf. De minor vinden wij buiten de discussie staan, want bijna geen enkele deugd, hoe heroïsch ook, kan de Sirenen van de wereld en van de jeugd overwinnen, behalve wanneer men zich bezighoudt met ernstige en degelijke dingen. 2. Redenering waarmee de assumptie of de minor van het IVe argument wordt bewezen: Iedereen die teveel vrije tijd heeft, heeft juist behoefte aan een serieuze en blijvende studie. Vrouwen uit de hogere kringen hebben vaak zeer veel vrije tijd. | |
[pagina 212]
| |
Dus. De conclusie van de major wordt opnieuw bewezen, ten eerste door aan te voeren dat vrije tijd (of ijdelheid) op zich vervelend, ja lastig is. Terecht heeft de heilige Nazianzenus gezegd: het zwaarste werk is niets doen.Ga naar voetnoot396 En in de tweede plaats is ledigheid des duivels oorkussen. Want mensen leren door niets doen zondigen.Ga naar voetnoot397 | |
V. ArgumentWie een redelijk rustig en vrij leven te beurt valt, is geschikt voor de Letterenstudie. Juist vrouwen valt vaak zo'n leven te beurt. Dus zijn vrouwen vaak geschikt voor de Letterenstudie. De redenering van de major is duidelijk wanneer men stelt dat niets zo studievriendelijk is als rust en vrijheid. De minor bewijzen wij met dit argument: iedereen die heel vaak vrije tijd heeft, vrij van zorgen en openbare verplichtingen is, heeft een behoorlijk rustig en vrij leven. Juist vrouwen (vooral als ze ongetrouwd zijn) hebben heel vaak tijd voor zichzelf. Dus. | |
VI. ArgumentIedereen die geschikt is voor de studie van hoofdwetenschappen, is ook geschikt voor de studie van de ondersteunende of hulpwetenschappen. Een christelijke vrouw is geschikt voor de beoefening van die hoofdwetenschappen. etc. Dus. De conclusie van de major is geldig omdat, wie geschikt is voor het doel, ook geschikt is voor de rechtmatige middelen die ons het gemakkelijkst naar dat doel leiden. De | |
[pagina 213]
| |
ondersteunende hulpwetenschappen zijn rechtmatige middelen, enz. Dus. De minor wordt bewezen door het feit dat een christelijke vrouw geschikt is voor de bestudering van de wetenschap of de nauwgezette en serieuze overdenking van het goddelijke woord, voor kennis van God en voor het onderzoek naar zijn uitzonderlijk schone werken, zoals dit voor alle christenen zonder onderscheid geldt.
[Argument]
Iedereen die eerder thuis bij zichzelf verstrooiing zou moeten zoeken in plaats van buitenshuis bij anderen, is geschikt voor de studie. Vrouwen moeten eerder thuis bij zich zelf afleiding moeten zoeken etc. Dus. De major is al te waar omdat juist studies dit voorrecht bezitten, dat zij altijd genoegen met zich meebrengen, hoewel ze voor de rest geen andere metgezellen hebben. Vandaar dat men naar een Grieks spreekwoord over de wijze zegt dat hij handelt uit vrije wil en spreekt uit ervaring.Ga naar voetnoot398 De redenering van de minor is minstens zo duidelijk, omdat de Apostel van vrouwen eist dat ze het huis bewaren (Tit. 2.5: Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde). Verder leert de ervaring zelf dat de trouw en nauwgezetheid, ja zelfs de kuisheid van vrouwen die de gewoonte hebben hun tongen, oren en ogen net iets te vaak laten rond zwerven en buitenshuis pleziertjes na te jagen, door de meeste mensen in twijfel getrokken worden. | |
VII. Argumenten op grond van de aard van het predikaat, ofwel van de wetenschapWie geschikt is voor elke goede deugd in het algemeen, is ook geschikt voor wetenschap en kunst. | |
[pagina 214]
| |
Een vrouw nu is geschikt voor elke goede deugd in het algemeen. Dus is een vrouw geschikt voor wetenschap en kunst. De major blijkt duidelijk uit de verdeling van deugden in intellectuele en morele deugden; en de Filosoof laat - ik zeg dit vooraf - kunst en wetenschap hieronder vallen. De minor heeft geen bewijs nodig aangezien deugd (zoals Seneca zegt) geen status of sexe kiest.Ga naar voetnoot399 | |
VIII. Argument op grond van het doel van wetenschappenAlles wat het intellect van de mens vervolmaakt en siert, is ook voor een christelijke vrouw geschikt. Kunst en wetenschap vervolmaken en sieren het intellect van de mens. Dus. De bewijsvoering van de major bestaat hierin dat aan alle levende wezens de ultieme en hoogste vervolmaking van zichzelf past, en zij moeten daar uit alle macht naar streven. De minor wordt bewezen door aan te voeren dat kunst en wetenschap activiteiten zijn waardoor de aangeboren vermogens van het menselijk verstand vervolmaakt worden. | |
IX. ArgumentAlles wat er van nature toe bijdraagt om een grotere liefde en eerbied voor God in ons op te wekken, is geschikt voor een christelijke vrouw. Wetenschap en kunst dragen er door hun natuur bij tot het opwekken van een grotere liefde en eerbied voor God. Dus. De waarheid van de major is zonneklaar, omdat volmaakte liefde en de hoogste eerbied voor God aan alle mensen past, in die mate zelfs dat niemand hier zich kan bezondigen aan overdrijving. De minor wordt door dit argument bewezen: | |
[pagina 215]
| |
alles wat ons leert om God en de goddelijke werken op een hoger niveau te beschouwen en te onderzoeken, draagt door zijn natuur bij tot het opwekken van een grotere liefde en eerbied voor God. Kunst en wetenschap leren ons om God en de goddelijke werken op een hoger niveau te beschouwen en te onderzoeken. Dus. Wij bewijzen de major opnieuw met het volgende argument: Hoe grondiger alles wordt bestudeerd wat het mooiste, beste en volmaakste is, des te meer wordt het gewaardeerd en des te meer valt het eerbied of verering te beurt. God en al zijn werken nu zijn het mooiste, beste en volmaakste, enz. Dus. De minor kan eveneens zo bewezen worden, namelijk op grond van het doel en de resultaten van de wetenschappen waarvan er immers geen is die niet optimaal bijdraagt tot een gemakkelijker en nauwkeuriger kennis van God en zijn werken. | |
X. ArgumentAlles wat ons wapent tegen ketterijen en hun valsstrikken blootlegt, is geschikt voor een christelijke vrouw. Studies nu enz. Dus. De redenering van de major is evident: omdat geen christen tegen dit gemeenschappelijk gevaar zijn plicht mag verwaarlozen. De minor wordt als volgt bewezen: omdat gezonde filosofie (wetenschappelijke vorming) als een harnas en een omheining van de wijngaard van de Heer fungeert (om de woorden van Clemens van Alexandrië te gebruiken) of van de leer van onze Heiland; of (een beeld dat de beroemde Basilius erg op prijsstelde), aangezien ze, vergeleken met het Evangelie, als het loof is dat het sieraad en beschermer is van zijn eigen vruchten.Ga naar voetnoot400 Een valse of verdraaide redenering, waarop ketterijen voornamelijk steunen, kan immers met een | |
[pagina 216]
| |
handomdraai weerlegd worden door een correcte redenering. | |
XI. ArgumentAlles wat inzicht bijbrengt zonder enige afbreuk te doen aan reputatie of bescheidenheid, is geschikt voor een christelijke vrouw. Welnu, de studie der letteren brengt inzicht bij zonder enige afbreuk te doen aan reputatie enz. Dus. Aan de major valt niet te tornen, omdat iedereen weet dat de eerbaarheid van de vrouwelijke sexe zeer teer is en dat een vrouw aan bijna niets meer behoefte heeft dan aan inzicht. Tenslotte, hoe moeilijk en vol onzekerheden zou die zaak dan al niet zijn om, zoals men zegt, door de praktijk zelf of door de ervaring inzicht op te doen. De minor wordt terecht bewezen door te stellen dat de teksten van geleerden ons niet alleen uitmuntende voorschriften maar ook prachtige voorbeelden tonen en ons als het ware aan de hand naar de deugd leiden. | |
XII. ArgumentAlles wat leidt tot werkelijke grootheid van de geest, is geschikt voor een christelijke vrouw. De letterenstudie nu draagt bij tot werkelijke grootheid van de geest. Dus. Ik bewijs de major door aan te voeren dat hoe meer men van nature geneigd is tot de zonde van kleingeestigheid, des te meer er behoefte is aan de steun van de tegenovergestelde deugd. Nu, een vrouw is van nature etc. Dus. De minor wordt bewezen omdat de wetenschap de menselijke geest aanscherpt en zij van zaken die men normaalweg vreest of onbezonnen onderneemt, het masker afrukt. | |
[pagina 217]
| |
XIII. ArgumentAlles wat de menselijke geest geheel vervult met een buitengewoon en oprecht genoegen, is geschikt voor een christelijke vrouw. Welnu, de letterenstudie vervult de menselijke geest met een buitengewoon en oprecht genoegen, etc. Dus. De bewijsvoering van de major wordt bekrachtigd door aan te voeren dat er niets meer overeenstemt met de menselijke natuur dan een uitzonderlijk en oprecht genoegen dat een zekere gelijkenis vertoont met de goddelijke schoonheid in de mens. Aristoteles verwoordt dit prachtig in zijn Ethica 7,13: Genoegen is van nature iets goddelijks dat de mens is aangeboren.Ga naar voetnoot401 De minor wordt als volgt bewezen: omdat er geen enkel genoegen bestaat - slechts dat ene, bovennatuurlijke van de christenen uitgezonderd - dat waardiger is dan een edel verstand of grootser is dan de vreugde die de letterenstudie gewoonlijk verschaft. Dit is zowel door voorbeelden als door diverse redeneringen gemakkelijk te bewijzen. | |
XIV. Argument op grond van het tegendeelWie onwetendheid of onkunde niet past, past de studie der letteren. Een christelijke vrouw past geen onwetendheid, etc. Dus. De juistheid van de major wordt bevestigd door dit argument: alles wat uit zichzelf de oorzaak is niet alleen van verstandelijke dwaling, maar ook van verkeerde voornemens en daden, is ongeschikt voor een christelijke vrouw. Welnu, onwetendheid of onkunde veroorzaken uit zichzelf verstandelijke etc. Dus. De juistheid van de major wordt nog eens aangetoond. | |
[pagina 218]
| |
In de eerste plaats met betrekking tot de dwaling van het verstand omdat onkunde of onwetendheid van het verstand, dat ook wel het oog van de ziel wordt genoemd, niets anders is dan blindheid en duisternis, de oorzaak van elke dwaling. (Matth. 6: Als het licht in u duisternis is, hoe zal de duisternis zelve zijn?) In de tweede plaats wordt het aangetoond met betrekking tot verkeerde voornemens of daden omdat alles wat mensen vanzelf hoogmoedig en overmoedig, maakt, de oorzaak is van verkeerde voornemens en daden. Onwetendheid of onkunde maken mensen vanzelf hoogmoedig, etc. Dus. De juistheid van de major is duidelijk. De minor wordt bewezen wanneer men bedenkt dat hoe minder zelfkennis iemand heeft, des te meer hij op zich zelf gesteld zal zijn, en anderen zal verachten. Wie zijn eigen onkunde niet kent, zal zichzelf erg knap vinden. Verder - om een opmerking naar aanleiding van onbehouwenheid te maken - is niets meer onhandelbaar dan onkunde, wat Erasmus die het vaak ondervond, getuigt. En om met de goddelijke Plato te spreken: Wanneer iemand een goede opvoeding heeft genoten, wil hij meestal een vroom en goedhartig schepsel worden; maar wanneer iemands opvoeding grote gaten toont of slecht is, wordt hij het meest onbehouwen creatuur van al wat er op aarde leeft.Ga naar voetnoot402
Voeg hierbij het feit dat het getrouw bestuderen van edele kunsten de zeden verzacht en geen onbehouwenheid toelaat. Tenslotte kan het gevaar van onwetendheid aangetoond worden uit de aard van deugd en ondeugd zelf. Wanneer immers zo'n precisie nodig is voor elke goede handeling, dat zij in alle opzichten moet voldoen aan de maatstaf van logisch redeneren, dan kan zelfs de kleinste onnauwkeurigheid - het vanzelfprekende resultaat van onwetendheid voldoende zijn voor een volledig verkeerde redenering. Bewijzen en voorbeelden laat ik hier om kort te zijn achterwege. | |
Weerleggingen van de tegenpartij | |
[pagina 219]
| |
We vinden dat we de volgende bepalingen vooraf duidelijk moeten stellen. Ten eerste zijn er sommige tegenstanders die ons subject niet inperken, verblind als ze zijn door ik weet niet wat voor vooroordelen. Maar ze denken dat uit onze stelling volgt dat er geen enkel onderscheid gemaakt moet worden, niet op grond van aangeboren talent en ook niet op grond van de omstandigheden van een vrouw, zodat het predikaat niet bij het subject past. Verder zijn er mensen die niet schijnen in te zien dat studie nog een ander doel kan hebben dan profijt of ijdele glorie, behalve wanneer ze in dienst staat van openbare ambten. Maar dit is een grove leugen waar ze zich diep voor moeten schamen. Alsof het volstrekt zinneloos zou zijn om de filosofie te beoefenen om zo de onwetendheid te ontvluchten.Ga naar voetnoot403 Tenslotte zijn er mensen die zeggen dat een vrouw niet zonder meer ongeschikt is voor studie, maar alleen voor wetenschap op hoger niveau. Hen speelt de afgunst wellicht parten of waarschijnlijk de angst dat het volgende gezegde eens zou uitkomen: veel leerlingen zijn beter dan hun leermeestersGa naar voetnoot404 of dat andere gezegde van de klassieke dichter:
Want jullie jongemannen gedragen jullie gewoon verwijfd,
maar dit heldhaftige meisje treedt op als een man.Ga naar voetnoot405
| |
De tegenwerping van de tegenstandersEen christelijke vrouw is ongeschikt voor de studie (tenzij ze toevallig door een bijzondere drang of roeping door God daartoe is aangezet). | |
I. Argument wat betreft het subject | |
[pagina 220]
| |
Iedereen die een ronduit zwak verstand heeft, is ongeschikt voor de studie. Nu heeft een vrouw een nogal tamelijk zwak verstand. Dus. Men zal de major bewijzen door aan te voeren dat voor de studie der letteren een krachtig en gezond verstand vereist is, tenzij we doelloos willen werken of het gevaar van onlogische redeneringen zouden willen lopen. Zij stellen de minor boven elke twijfel verheven. Op de major antwoorden wij dat door onze beperkende voorwaarde dié vrouwen buiten beschouwing zijn gelaten die vanwege hun zwakke verstand totaal ongeschikt zijn voor de wetenschap. Want wij stellen immers dat hier minstens een middelmatig verstand vereist wordt. Verder zeggen wij dat studie niet altijd een briljant verstand vereist. Want we zien tenslotte ook dat hier en daar een aantal geleerde mannen uit de middelmaat voortkomen. Ik antwoord op de minor dat zij niet zonder meer waar is, maar alleen in vergelijking met de mannelijke sexe. Want hoewel vrouwen wat verstand betreft niet op één lijn gesteld kunnen worden met die meer uitmuntende mannenverstanden (die als adelaars in de wolken zijnGa naar voetnoot406), wijst de praktijk toch duidelijk uit dat er heel wat vrouwen te vinden zijn die met groot succes kunnen worden toegelaten tot de studie. Toch beweren wij eerder vanuit het tegengestelde: iedereen wiens kracht niet zozeer in zijn verstand gelegen is, bij uitstek geschikt is voor studie. De kracht van de vrouw nu is niet zozeer in haar verstand gelegen. Dus. Wij bewijzen de major door te stellen dat deze hulpmiddelen uiterst geschikt zijn voor iedereen die gebrekkig door de natuur bedeeld is met talenten, waarmee hij die gebreken kan verhelpen. De Letterenstudie is zo'n hulpmiddel etc. Dus. | |
II. Tegenwerping | |
[pagina 221]
| |
Iedereen die geen studiegeest heeft, is ongeschikt voor studie. Een vrouw heeft geen studiegeest. Dus. De major bewijzen ze door te stellen dat er niets ondernomen moet worden (zoals men beweert) tegen de zin van Minerva.Ga naar voetnoot407 De minor zullen ze juist uit de praktijk bewijzen, omdat vrouwen zich maar zeer zelden bezighouden met studie. Wij antwoorden op de major dat die had moeten luiden: iedereen die na het uitproberen van alle rechtmatige middelen geen studiezin heeft, is ongeschikt voor studie. Anders zijn we het niet eens met de conclusie. Op de minor antwoorden we dat niemand goed kan oordelen over onze interesse voor studie, vooraleer hij ons met de beste methodes en middelen heeft aangespoord om te gaan studeren en het tegelijk op een of andere manier aantrekkelijk heeft gemaakt. We hebben trouwens intussen genoeg voorbeelden die bewijzen dat het tegendeel waar is. | |
III. TegenwerpingIedereen die verstoken is van de noodzakelijke middelen die nodig zijn voor de studie der letteren is er ongeschikt voor. Vrouwen missen die middelen. Dus. De major is onomstreden. Zij proberen de minor als volgt te bewijzen door te stellen dat er vandaag de dag geen academies en colleges zijn waar vrouwen kunnen studeren. Maar wij ontkennen deze conclusie, omdat het voldoende is dat vrouwen thuis studeren onder leiding van hun ouders of een privé-leraar. | |
IV. Tegenwerping | |
[pagina 222]
| |
Voor wie de studies geen eigenlijk doel hebben, is onvoldoende geschikt voor de studie. De studies van vrouwen hebben geen eigenlijk doel. Dus. De major kan bewezen worden door te argumenteren dat er een doel is terwille waarvan alles ondernomen wordt. Zij bewijzen de minor door te wijzen dat vrouwen vrijwel nooit openbare ambten in de politiek, de kerk of aan de universiteit bekleden. Op de major antwoorden wij dat vrouwen in speculatieve (bespiegelende) wetenschappen in dat doel allerminst teleurstellen, maar in de praktische wetenschappen (die wij zoëven hebben aangehaald) bereiken zij dan wel niet het hoogste of dat openbare doel, maar toch het één na hoogste en, om zo te zeggen, het meer persoonlijke doel. | |
V. TegenwerpingVoor iedereen die met weinig kennis genoegen hoeft te nemen om zijn roeping te vervullen, zijn de basisvakken niet geschikt, noch een hoger wetenschappelijk niveau. Een vrouw hoeft met weinig kennis genoegen te nemen om haar roeping vervullen enz. Dus. De conclusie van de major bewijzen zij door te stellen dat het niemand past dingen te doen die nutteloos of vreemd zijn voor zijn of haar roeping. De minor zullen zij bewijzen door te stellen dat de roeping van een vrouw in hoge mate gekluisterd wordt door zeer strenge grenzen van het privé of huiselijke leven. Wij laten de major vallen en antwoorden op de minor dat er dubbelzinnigheid schuilt in de terminologie, ten eerste in de term roeping. Want als zij hier de roeping van het privé-leven bedoelen, in tegenstelling tot de openbare ambten, dan zeggen wij dat op grond van dezelfde redenering ook alle mannen die geen openbaar leven leiden de basisvakken of wetenschap op hoger niveau ontzegd moeten worden, hoewel de stelling van de autoriteit Plutarchus met betrekking tot iedereen samen en ieder afzonderlijk, van welke rang of stand ook, terecht luidt: De ideale mens moet | |
[pagina 223]
| |
weten wat er te weten is en doen wat er te doen is.Ga naar voetnoot408 Maar als men echter een bijzondere roeping bedoelt, die in dienst staat van de familie of het huishouden, dan zeggen wij dat daardoor die universele roeping die bij uitstek op iedereen, voor zover wij christenen of tenminste mensen zijn, betrekking heeft, volstrekt niet geneutraliseerd wordt. Integendeel, ik zou zelfs durven beweren dat een meisje of ongetrouwde vrouw zich bij voorkeur kan en moet wijden aan deze laatste roeping, omdat zij gewoonlijk meer bevrijd is van de lasten van de eerste roeping. De ongetrouwde vrouw wijdt zich aan de zaak van de Heer. (1 Cor. 7:34) In de tweede plaats schuilt er dubbelzinnigheid in de term hoeft. Om deze dubbelzinnigheid op te heffen volstaat wat wij hierboven gezegd hebben onder de beperkende voorwaarde van de term is geschikt voor de Letterenstudie. Onze stelling blijft dus overeind staan:
Een christelijke vrouw is geschikt voor de Letterenstudie
Daarom trekken wij de volgende conclusie.
Vrouwen met een krachtig en gezond verstand kunnen en moeten op grond van geldige redeneringen, bewijzen van wijzen, en tenslotte de voorbeelden van illustere vrouwen aangespoord worden tot deze manier van leven. Vooral vrouwen die meer dan anderen beschikken over vrije tijd en andere mogelijkheden en hulpmiddelen om letteren te studeren. En aangezien het beter is dat de geest van kindsbeen af gevoed wordt met betere studies, vinden wij dat de ouders in eerste instantie zelf aangespoord en gewezen moeten worden op hun ernstige plicht. |
|