genoeg krijgen, dat weet ik en op die manier zal ik de vereischte som wel verdienen.’
‘Dit plan is je toch geen ernst, Emilie? Je zult, hoop ik, je niet zoo vernederen? Ik ten minste zal daartoe nimmer mijn toestemming geven.’
‘Wat spreek je van vernedering? Het zou mij veel meer vernederen, als ik mijn aan hulpelooze armen gegeven woord brak. Neen, ik verneder mij daarmee niet, Shelby!’
‘Nu, je bent altijd zoo driftig en opgewonden. Ik zou mij eerst nog maar eens goed bezinnen, voordat je tot zoo'n maatregel overgaat!’
Op dit oogenblik werd het gesprek afgebroken door de verschijning van Tante Chloé aan het einde der veranda.
‘Als het u belieft, missis,’ zei zij eerbiedig.
‘Wel, wat is er, Chloé?’ vroeg haar meesteres, opstaande en zich naar het andere eind van de veranda begevende.
‘Als mevrouw zoo goed wilde zijn, eens naar dit gevogelte te komen zien.’
Mevrouw Shelby glimlachte, toen ze eenige kippen en eendvogels op den grond zag liggen, waarbij Tante Chloé met een zeer ernstig gezicht stond te kijken.
‘Ik wilde mevrouw vragen, of zij een kippenpastei wil hebben?’
‘Waarlijk, Tante Chloé, het is mij al zeer onverschillig en je mag doen, zooals je verkiest.’
Tante Cloé stond daar met een verstrooid voorkomen nog altijd voor haar meesteres, maar het was duidelijk zichtbaar, dat het niet het gevogelte was, waaraan zij dacht en waarom zij gekomen was. Eindelijk zei ze met een korten lach, waarmede negers dikwijls het een of ander voorstel inleiden, dat hun eenigszins twijfelachtig en gewaagd voorkomt:
‘Ach, beste missis, waarom zouden mijnheer en mevrouw zich zoo vermoeien om het geld bijeen te brengen en daartoe niet de middelen gebruiken, die zij bij de hand hebben?’
‘Ik begrijp je niet, Tante Chloé,’ zei mevrouw Shelby, die er geen oogenblik aan twijfelde, of deze had ieder woord gehoord, dat er tusschen haar en haar echtgenoot zoo even gesproken was.
‘Wel, hoor eens, mevrouw,’ hernam Tante Chloé, opnieuw lachend: ‘andere lieden verhuren hun negers en verdienen op die manier geld met hen. Zij houden zoo'n heelen sleep niet bij zich, alleen om zich in hun eigen huis bijna door hen te laten opeten.’
‘Nu, Chloé en wie vind je dan, dat wij aan een ander zouden moeten verhuren?’
‘Och, ik zelf zeg het niet, maar Sam zei mij, dat daar een van