De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdHuissenDe gemeente is gevormd uit het Kleefse drostambt Huissen en Malburgen, met uitzondering van de Kleefse waard, die tot de gemeente Arnhem behoort. Zij bestaat uit Huissen-Stad en Huissen-Zand en het ambt en schependom Malburgen. Een stuk aan de rechterzijde van de Neder-Rijn, de Middelwaard, en een groter gedeelte rechts en links van de monding van de IJssel in de Rijn, de Pleyen, behoren eveneens tot het grondgebied der gemeente. | |
Huissenvan der Aa v, blz. 885-887; J.W. Staats Evers, Gelderland's voormalige steden, 1891, blz. 201-208;Ga naar margenoot+ J.H. Hofman, Beleg en ontzet der stad Huissen 1502, Gelre ii, 1899, blz. 325; J.S. van Veen, Huussen in betrekking tot Gelderland, Gelre 1926, blz. 73; D.P.M. Graswinckel, De rechterlijke archieven der voormalige Kleefsche enclaves in Gelderland, Den Haag 1927, Inleiding; S. Oedin, De gemeente Huissen, diss. Wageningen 1946; Huissen 600 jaren stad, Feestgids juli 1948. | |
[pagina 286]
| |
Fig. 72. Huissen. Plattegrond naar kadastraal minuutplan van 1830
hierop volgende Kleefse successiestrijd werd het bestuur gevormd door een Interregnum, bestaande uit de Keurvorst Johan Sigismund van Brandenburg en de Paltsgraaf Johan Willem van Neuburg. Ten slotte kwam een einde aan deze verwikkelingen en bij het verdrag van Kleef van 1666, werden o.a. Kleef met Huissen, Zevenaar, Hulhuizen, Wehl en Lobith en de Lymers aan de Keurvorst toegewezen, waardoor deze bezittingen later Pruisisch werden. Op 14 november 1802 werden Huissen, Malburgen en Zevenaar bij de Bataafse Republiek ingelijfd, vervolgens van 1806 tot 1807 ingedeeld bij het hertogdom, later groothertogdom Berg. Het traktaat van Fontainebleau van 1807 maakte de veranderingen weer ongedaan, door de drie genoemde plaatsen aan het Koninkrijk Holland toe te voegen. Lodewijk Napoleon bepaalde in 1808, dat deze delen voortaan onder Gelderland zouden ressorteren. Bij Keizerlijk dekreet van 9 juli 1810 werd geheel Nederland, voor zover het er niet reeds toe behoorde, bij Frankrijk ingelijfd, dus ook de enclaves. Na de herstelling in 1813 nam Pruisen deze weer in het bezit, waarop Nederland besloot de zaak aan het Congres in Weenen in overweging te geven. Bij akte van 16 maart 1815, werd Huissen aan Nederland toegewezen, waarna op 1 juni 1816 de indeling bij Gelderland volgde. | |
[pagina 287]
| |
Aangenomen mag worden dat in de iste helft van de xivde eeuw Huissen reeds haar bloeiperiodeGa naar margenoot+ achter de rug had (Oedin, blz. 130). Het agrarisch element heeft sindsdien zijn stempel op de stad en samenleving gedrukt. Van haar stedelijk karakter restten in later eeuwen niet meer dan de rechten van ommuring. Reeds in de xviide eeuw bestond in Huissen tabaksteelt van enige betekenis. Omstreeks 1870 kwam hier de tuinbouw op. De eerste Huissense boomgaarden werden in de jaren 1880-1890 aangelegd, eerst hoofdzakelijk kersen, later meest appelen. EEN ZILVEREN ZEGELSTEMPEL, wordt op het Gemeentehuis bewaard, diam.Ga naar margenoot+ 4,2 cm, met de zwaan uit het stadswapen en als randschrift: sigillvm hvissen 1680. Tentoonstelling Gelders zilver, Arnhem 1955, nr. 252.
DE EIKENHOUTEN BODESTAF, pl. cxv, afb. 274, ongeveer 70 cm lang is eveneensGa naar margenoot+ op het Gemeentehuis; bovenaan een zilveren handgreep met een knop, waaraan gegraveerd ornament. Om de staf zilveren bandjes met engelkopjes in relief en het stadswapen; aan de top bijgemaakt zwaantje, xviib. De zilveren bus van de stadsboden van 1751 is in de oorlog verloren gegaan.Ga naar margenoot+ In de zomer van 1956 werd uit de Rijn, alhier, een hamerbijl van lydiet van uitzonderlijkeGa naar margenoot+ vorm opgebaggerd. Dit werktuig vond zijn weg naar het Gemeente Museum te Arnhem (Nieuws-Bull. K.N.O.B. 1956, kol. 258).
Bij afgraving in het najaar van 1950 van een, naast de kloosterkerk gelegen, heuvel,Ga naar margenoot+ nodig voor de bouw van een nieuwe vleugel van het Dominicanen-klooster, kwamen behalve allerlei middeleeuws schervenmateriaal, ook talrijke Romeinse scherven te voorschijn, waarvan een groot gedeelte uit de ivde eeuw, hoewel in secundaire ligging (Gelre 1951, blz. 40, 41). Later onderzoek bracht het spoor van de uitgebrokenGa naar margenoot+ fundering van een ronde toren aan het licht (Berichten Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek ii, 1951, blz. 3/4) die tot in de vaste grond gefundeerd was. | |
[pagina 288]
| |
Koperen munt van Antoninus Pius thans in Gem. Museum Arnhem, Nieuws-Bulletin K.N.O.B. 1956, kol. 21. Ga naar margenoot+ In het zg. Leger (= legger) boek Huissen (R.A. Gelderland) een handgetekende kaart van Huissen en omgeving, xviide eeuw, pl. cxiii, afb. 266. Ga naar margenoot+ Het stadje omvatte binnen de omgrachting circa 11 ha, inclusief het voormalige burchtterrein, dat circa 3 ha mat. Afgezien van de omvesting, onderscheidt Huissen zich qua aanleg niet van de omliggende dorpen. Het stratenpatroon, vergelijk fig. 72, waarschijnlijk reeds lang voor de stadswording in wezen, vertoont grote overeenkomst met het nabij gelegen Angeren. Het grondplan van het stadje wordt in hoofdzaak bepaald door twee, vrijwel haaks op elkaar aansluitende straten: De Langestraat evenwijdig aan de dijk langs de Rijn en de Vierakkerschestraat. Op het aansluitingspunt van deze wegen ligt de markt, een beperkte, nauwelijks gevormde ruimte, waar de Waag stond. Achter de bebouwing van de Langestraat ligt landinwaarts de kerk; achter de bebouwing van de Vierakkerschestraat de voormalige burchtheuvel, oorspronkelijk omgeven door een eigen gracht. Ook het grondplan toont aan, dat Huissen zich na de stadrechtsverlening om de ommuring in de 1ste helft van de xivde eeuw niet verder heeft ontwikkeld. Het Fransiscanesser klooster van St. Elisabeth, in 1448 gesticht, kon nog de beschikking krijgen over een terrein, groot circa 2 ha, binnen de ommuring ten westen van de kerk gelegen. Uitbreiding van het woongebied, ook binnen de ommuring, heeft vóór de xxste eeuw niet plaats gevonden. Buiten de omgrachting, op het zand, lag een leprozenhuis, in 1490 ‘nye getimmert’ (Gelre 1923, blz. 89). Het is mogelijk dat de Tempelierstraat herinnert aan een vestiging van Tempelieren (Van der Aa deel v, blz. 886) binnen Huissen. Op 30 september 1858 vestigden zich de Domicanen op het voormalige burchtterrein. Ga naar margenoot+ Een tekening van de voormalige burchtheuvel en een tekening van de burcht, Rijksarch. te Arnhem,Ga naar margenoot+ arch. Rentei Huissen; ‘Casteel te Huyssen’, An. tekening, Arch. de Poll, nr. 1700. Een schilderij van van Goyen in het Gemeente Museum Arnhem stelt waarschijnlijk een gezicht op Huissen voor over de rivier gezien (mededeling dr. J.E. Bogaers). | |
[pagina 289]
| |
laatste gilde niet opgetreden. 1 Juni 1777 werd het weer tot leven gebracht. Van het St. Laurentiusgilde kunnen slechts ongehuwde mannen lid zijn. Het St. Gangulphus-gilde is niet meer in het bezit van het oude zilver. De vroegsteGa naar margenoot+ schildjes dateren van 1710. De oudste zilveren schildjes van het St. Laurentius-gilde zijn resp. uit 1664 en 1681. Uit de xviiide eeuw bezit dit gilde zijn oprichtingsschild van 1777, en o.a. zes, aan elkaar gelijke zg. adjudantschilden, ieder 12 cm hoog, met aan de ene zijde de beeltenis van O.L.V. van Kevelaar en daar onder: Huissen 1769; op de andere zijde is de H. Laurentius afgebeeld. De schildjes, waarvan de randen voluutvormig zijn, worden in een koperen stralenkrans gevat. Het Fries Museum te Leeuwarden bezit twee schildjes resp. uit 1782 en 1807 (vriendelijke mededeling van de heer G. Elzinga, aldaar). Elk der beide gilden bezit nog een dekenstok, pl. cxiv, afb. 269, eikenhout, ongeveerGa naar margenoot+ 126 cm lang, bovenaan een figuurtje, 24 cm hoog, de beide respectievelijke heiligen, xvii. Vroeger waren hier nog een St. Joris-voetbooggilde en een St. Antonius-handbooggilde.
DE R.K. KERK VAN O.L.V. is in 1943 door brandbommen getroffen, waarna in 1944 de toren is opgeblazen; zij is na de oorlog vervangen door een nieuwe kerk op dezelfde plaats als de verwoeste en gebouwd door Ir. G.M. Leeuwenberg. Toestand plm. 1932, fig. 73, 74, pl. cxv, afb. 272. Arch. A.U. lvii, 1933, blz. 21 noot 2; Huissen 600 jaren stad, blz. 31-33; Nieuws. Bull. K.N.O.B.Ga naar margenoot+ 1949, kol. 255; ibid. 1950, kol. 172; Akademiedagen iii, Kon. Ned. Akad. v. Wetensch., 1950, blz. 105, 106; Gelre 1951, blz. 40. Rapport d.d. 28 december 1943 in Archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg. | |
[pagina 290]
| |
Fig. 73. Huissen. R.K. Kerk. Toestand voor 1933 naar opmeting ir. G.M. Leeuwenberg en vondsten na 1944. Plattegrond en lengtedoorsnede.
| |
[pagina 291]
| |
Fig. 74. Huissen. R.K. Kerk. Toestand voor 1933 naar opmeting ir. G.M. Leeuwenberg en vondsten na 1944. Dwarsdoorsnede.
zijn opgetrokken. De op de tekening (fig. 73, 74) aangegeven traceringen waren in 1883 door architect Tepe aangebracht, evenals de achtzijdige sacristie ten zuiden van het koor. Uit de vernielde kerk afkomstig zijn: Eikenhouten, zeskantige kuip met toogpanelen en cherubkopjes in de zwikken,Ga naar margenoot+ gecanneleerde zuiltjes met Ionische kapitelen op de hoeken. De ribben die de kuip dragen, hebben een beëindiging in adelaarskoppen. Op de lijst onder de kuip staat: iohan porth kerckmeister ao 1656. De trapleuning heeft spijlen in de vorm van hermen. Pl. cxiv, afb. 270.
Lindehouten beeld van St. Gangulphus, ongeveer 45 cm hoog. De heilige, blootshoofdsGa naar margenoot+ en in wapenrok, omklemt met de linkerhand een ovaal schild met kruis, terwijl hij met de opgeheven rechterhand een slip van zijn mantel ophoudt. Tegen de rechtervoet ligt een helm met open vizier. Handvat in de rug, xviiia. Tot het bezit der kerk behorend, bevinden zich als bruikleen in het Aartsbissch. Museum te Utrecht, drie beelden van lindehout: St. Augustinus, ongeveer 135 cm hoog, xviii, Maria met staand Kind, ongeveer 119 cm hoog, xixa en een staande H. Maagd zonder Kind, ongeveer 133 cm hoog. Op de binnenzijde van de ruggeplank van dit laatste beeld is het jaartal 1634 ingesneden. De beelden zijn wit geverfd en sterk beschadigd. (Verslag Aartsbissch. Museum 1932-1933, blz. 7). | |
[pagina 292]
| |
Ga naar margenoot+ Eveneens als bruikleen in het Aartsbissch. Museum, een gesmeed ijzeren kaarsenstandaard, 170 cm hoog, omstreeks 1500. (Verslag Aartsbissch. Museum 1932-1933, blz. 7, met foto op blz. 11). Tentoonstelling Neder-Rijnse kunst der Late Middeleeuwen, Arnhem 1952-1953. Ga naar margenoot+ Zilveren wierookscheepje, midden xviii, pl. clxxv, afb. 427. Merken: staande leeuw, RR en lopend viervoetig dier. Misschien door leden der familie Rijke in Boxmeer vervaardigd. (De Monumenten van geschiedenis en kunst in Noord-Limburg, blz. 241).
Ga naar margenoot+ 1. De grote klok, diam. 142 cm. Opschrift: + darum so waect wat ghi en wet dach noch uer in welcker dy soen des menschen comen sal. mat xxv. anno domini mccccclviiii goet aelbert hachman my toe clef. Rond vignet als zegel, met onleesbaar omschrift en een zittende engel?, een bekranst kruis op de schouders dragend. Rand met bloemmotieven, maskers op de kroon. 2. De negen-uurs klok. Opschrift: st. antonius en st. sebastiaan is mijn naam. pastor basilius a linden, consul antonius looman, aedilis justus rodulphi. ick ben gegooten gevloten door het vier van johann peter en henrich van trier anno 1652. Deze klok werd niet gevorderd, maar bij het opblazen van de toren in oktober 1944 door de Duitsers, werd zij aan de kroon beschadigd. Sindsdien hersteld door de firma Eijsbouts te Asten. De zg. twaalf-uurs klok, diam. 100 cm, had als opschrift: in honorem s.s. josephi et catherina r. evers benefactor j.w. kolcken pastor w. bodd. aedilis 1752. jean petit me fecit, en de brandklok uit 1829 zijn door de Duitsers gevorderd en niet meer teruggekomen. Ga naar margenoot+ DE R.K. KERK van de HH. Martelaren van Gorkum door architect Valk na de oorlog gebouwd op het Zand, bezit een eikenhouten relief voorstellende een Pieta, met gedeeltelijk nog de oude polychromie, 64 × 54 cm, Noord-Nederlands werk, xvib (Verslag Aartsbissch. Mus. 1946-1947, blz. 5 met foto).
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK na de oorlog door architect G. Feenstra gebouwd, ligt aan de Langestraat, geheel vrij en op de plaats waar de, in de oorlog verwoeste, kerk uit 1871 heeft gestaan. Ga naar margenoot+ Nieuw Kerkel. Handb., 1885, blz. 25; Arch. A.U. xxix, blz. 40-58; Monasticon Batavum i, blz. 119, suppl. (de Kok), blz. 90, 91; Huissen 600 jaren stad, blz. 45; Gelre xlix, 1949, blz. 259; Kath. Bouwblad 1951-1952, blz. 321-364. | |
[pagina 293]
| |
haar godsdienstoefeningen in het voormalige stadhuis. Een eigen gebouw kreeg de gemeente pas in 1660. De kerk had een torentje waarin een, door Peter van Trier in 1664 gegoten klok hing. Tegen de achtergevel van de nieuwe kerk is een zerk opgesteld, die vroeger in hetGa naar margenoot+ terrein vóór de oude kerk had gelegen. In een omlijsting een cirkel, waarin een wapen in rococo-vorm, waarboven een kroon met dertien parelen. Hieronder: den weledelen gestrengen kon. pruiss./amptsraad g. roijaards/overleden te huissen/op den 21 iulij 1805/in het 55 iaar zyns ouderdom. geen pronknaald van metaal of marmer rijk van aders/alleen dees grafzerk dekt 't achtbre koud gebeent van roijaards/het beeld der deugd hier nooit genoeg beweend/liet hier een eernaam achter/van menschenvriend en vader.
De kerk bezit een ovaal zilveren doopbekken, met gekartelde rand op een voet, 11 cmGa naar margenoot+ hoog, 20,5 cm lang, 15 cm breed. Op de bodem is het wapen De Salis, met het devies: non auro sed virtute, gegraveerd. Bovenaan in lopend schrift: emile jean baptiste baron de salis, en onderaan: aan de gereformeerde kerk te huissen op zyne doopdag den 26 aug. 1849. Tussen de beide opschriften zijn boeketjes gegraveerd. Emile Jean Baptiste baron de Salis Soglio Mayenfeld werd op 19 mei 1845 te Londen geboren (overleden 11 september 1873) als zoon van Carel Paul Amarant baron de Salis Soglio Mayenfeld (1800-1871), die op 20 augustus 1849 te Huissen met Johanna Cornelia Moorrees (1811-1885) trouwde. De vierjarige dopeling gaf dus dit doopbekken zes dagen na de trouwdag van zijn ouders! Diam. ongeveer 80 cm. Onder een versiering van palmetten:Ga naar margenoot+ gerrit bakker rotterdam 1771/deo et ecclesiae sacr. fecit g.i.l.d. fallot v.d.m. 1771 (Georgius Jacobus Laurillard dictus Fallot). De klok werd op 1 januari 1772 in gebruik gesteld. Van het voormalige St. Elisabeth-klooster is het volgende bekend: | |
[pagina 294]
| |
Ga naar margenoot+ Langestraat 17 Bakstenen huis, waarvan de verdieping op de begane grond door een winkel wordt ingenomen, heeft een -in en uitgezenkte gevel, pl. cxvi, afb. 275. De drie verdiepingen worden door geprofileerde, bakstenen waterlijsten van elkaar en van de winkelverdieping gescheiden. De houten kozijnen in de geprofileerde nissen, die door segmentbogen gesloten zijn, behalve die van het middelste venster in de eerste verdieping, die door een accolade-boog gedekt wordt, zijn niet meer origineel. In de boogtrommels van de vensternissen op de verdieping, consoletjes met kinderkopjes; in die van de tweede en derde verdieping, ruiten waarin vrouwekoppen en gehelmde mannekoppen, die het huis op omstreeks xvic dateren. Boven de inrijpoort is een steen ingemetseld met een relief van een springend paard, tussen voluut vormige rankenen een schelpornament. Het huis is in 1954 door architect Y. Kok gerestaureerd, waarbij de top een meer rechte vorm kreeg dan de ingezwenkte die hij had. Een klein, hartvormig venster in een cartouche-achtige omlijsting met bovenaan een cherubkop, xviia, dat later vlak boven de ruit in de bovenste vensternis was aangebracht, werd verwijderd. Ook de xviiide eeuwse vazen, die op oude foto's te zien zijn, zijn verdwenen. Langestraat 52. Groot, wellicht oorspronkelijk dubbel, woonhuis met verdieping en hoge kap tussen zijgevels met trappen gevat, pl. cxvi, afb. 276. De voorgevel is in de xixde eeuw gewijzigd en gepleisterd. Aan de noordzijde heeft de trapgevel een geprofileerde waterlijst. Aan beide gevels smalle vensters met natuurstenen lateien onder ontlastingsbogen; op de treden eveneens geprofileerde deklijsten, xviia.
Steph. Huismanstraat 27. Deftig boerenhuis, waarvan de in- en uitgezwenkte zijgevels voor de helft zijn weggebroken. Slechts die aan de zijde van het achterhuis zijn nog over. Het, in een zolderbalk, gesneden jaartal 1813 duidt vermoedelijk op het jaar, waarin dit is geschied en de voorgevel verhoogd werd, ten koste van het voorste gedeelte van de zijgevels.
Ga naar margenoot+ De geschilderde, eikenhouten voordeur van een huis in de Korte Kerkstraat heeft een rococo-versiering, midden xviii.
Ga naar margenoot+ In de gevel van het, na de oorlog weer opgebouwde, notarishuis aan de Vicariestraat is een steen ingemetseld, die tot na de oorlog in de Oudheidkamer bewaard werd. Op deze ovale steen staan enkele psalmteksten; o.a. uit Psalm 148. De letters zijn uitgesleten en moeilijk meer te lezen. Onderaan staat: johanna baren, xviiia?. Ga naar margenoot+ Stoepstenen en twee gotische consoles zijn opgesteld in de Langestraat bij de Walstraat, evenals twee stenen opgegraven in de tuin van het perceel Langestraat 8. Op de ene was een huismerk te zien, de andere vertoonde het wapen van het geslacht Veeren. Rudolf Veeren, kapitein in Staatse dienst, afkomstig uit Rees, heeft zich in het begin der xviide eeuw in Huissen gevestigd. Mr. Barend Veeren heeft zich in het rampjaar 1672 onderscheiden, toen Huissen met plundering en brandstichting bedreigd werd | |
MalburgenVan der Aa vii, blz. 614; Algemeen Ned. Familieblad 1894, blz. 17-24; 69-71. | |
[pagina 295]
| |
van St. Jan behoorde. Onder de Hertogen van Kleef bezat het kerspel een eigen dingbank. Malburgen was vroeger een hof (curtis), toebehorend aan het kapittel van St. Marie, van hetwelk de heren van Smitshuizen in 1219, en naderhand de heren van de Leck en Culemborg, die in erfpacht ontvingen. Het schijnt dat de Graven van Kleef in het bezit van de hof zijn gekomen, ten minste het kapittel deed later vruchteloze pogingen om die weer terug te krijgen. Van de, in een rekening van de domfabriek uit 1570, vermelde St. Margaretha-kerk, die later in verval is geraakt, stond in 1725 nog een stuk muur overeind, dat in 1824 schijnt te zijn afgebroken. |
|