Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3
(1944)–G.S. Overdiep– Auteursrecht onbekend
[pagina 415]
| |
Tesselscha en de MuiderkringMarritgen Roemers Visscher werd geboren den 25sten Maart 1594 en omdat eenige maanden daarvoor haar vader groote verliezen had geleden door den ondergang van een vloot van zeilschepen bij Texel, noemde hij zijn dochtertje Tesselschade. Door een nog veelzijdiger opvoeding dan die van haar zuster, ook door een vroolijker aard, verwierf zij zich een grooten vriendenkring, waarin zij gezelligheid en een eenigszins oppervlakkige kunstbeoefening zocht en vond. De allereersten waren Huygens en Hooft. Zij bezoekt in 1621 met haar zuster, waarschijnlijk voor 't eerst, het Muiderslot. In 1623 huwde zij met den zee-officier Allard Crombalg, die thuis hoorde in Alkmaar, en zich daar vestigde. Hier maakte Tesselschade kennis met Francisca Duarte, zeer muzikaal en begaafde zangeresse zooals zij. Na het tweede huwelijk van Hooft, met Leonora Hellemans, begon zich in Muiden in het mooie seizoen, het gezellig en artistiek verkeer te ontwikkelen, dat in het bijzonder als de ‘Muiderkring’ pleegt te worden aangemerkt. ‘Tesseltje’ was daar een geziene gast vooral in de jaren voorafgaande aan den plotselingen dood van haar man in 1634 en aan haar overgang naar de katholieke Kerk in 1641. In 1649 is zij gestorven. Omvangrijk is het letterkundig werk dat zij heeft nagelaten, niet. Er zijn (in het boek van Worp) een achttal speciminaGa naar eind(10) te vinden, die meer dan bij eenig ander ‘lid’ van den Muiderkring den geest van Marini verraden. Wanneer wij daarbij zoo nu en dan lezen, dat Hooft er meermalen een critisch oog over liet gaan, blijft er weinig aanleiding over, haar als dichteres van beteekenis te bespreken. Van haar brieven straalt in nog sterkere mate de uitheemsche kunstigheid uit. Een goede eeuw later, en zij zou een ‘precieuze’ zijn geweest. Belangrijker dan om haar literaire werk, is zij dan ook om haar bijzondere plaats in den Muiderkring. Vooral voor en na haar huwelijk was zij daar welhaast onmisbaar. Zij bracht er gewaardeerde, en veelal piquante conversatie, behalve nog haar zang en spel. Met verscheidenen van de kringgenooten, Huygens, Mostaert, Plemps, Vossius, Barlaeus e.a., stond zij in flikkerend spel van vernuft, óndergaande, vooral bij de weduwnaars Huygens en Barlaeus, in een ietwat boersche flirt. Haar vrij plotselinge overgang naar de katholieke Kerk bezorgde haar kritiek, ja afstraffing van Huygens en Barlaeus. Later kwam er wel heimwee, maar toch bij niemand meer dan den Drost: men leze zijn brief van 27 April 1644. De hierboven genoemde mannen, met Vondel, Reael en Joost Baek, vormden een ernstiger Kring, die studeerde, en eigen werk onderling ter lezing en zelfs ter beoordeeling rondstuurde. Een voorbeeld hiervan is de zending van Huygens' Daghwerck aan Hooft, met verzoek het te lezen en door te zenden aan Barlaeus, Mostart, Baek en Vondel (‘Vossius’ zegt Huygens, ‘ist niet te vergen, soo verr' om te sien naer et poppegoedt’). In zijn ant- | |
[pagina 416]
| |
woord liet Hooft doorschemeren, dat Mostart en Vondel na de algemeene besprekingen het werk nog hadden voorzien van aanteekeningen betreffende den ‘taelschick’ (schrijfwijze en taalvorm); hij waarschuwde Huygens speciaal voor Vondel ‘(die) somtijts mij dunkt knorven in de biezen te zoeken’. Belangrijker dan dit resultaat op-zich-zelf is, dat aldus het werk van de besten in dien tijd een kring die heel Holland omvatte, (al was dan ook soms de zucht naar huldigende lofdichten hoofdzaak) ‘porde’ tot deskundige kritiek. | |
AanteekeningenBesproken zijn vooral Brabbeling en Sinnepoppen, naar de uitg. van 1614: N. VAN DER LAAN, Uit Roemer Visscher's Brabbeling (diss. 1918); ID., Tijdschr. XLII, blz. 79 en vlg.; F. KOSSMANN, Gedichten van Anna Roemers Visscher, Uitg. M. NIJHOFF, 's Gravenhage 1925, herdruk van een artikel in deel 41 van Oud-Holland; N. BEETS, Alle de gedichten van Anna Roemers Visscher enz.; J. WORP, Een onwaerdeerlijke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade, 's Gravenhage 1918. Over de graveerkunst van Anna en Tesselschade staat een artikel in het Jaarverslag van het Kon. Oudh. Genootschap te A'dam, 1900, blz. 38 en vlg. en in Oud-Holland I blz. 275 en vlg. |