Hoofdstuk 1
Willem Bartjens
Amsterdam, 1 januari 1604. De wind gierde over het IJ. Een grote vloot koopvaardijschepen deinde op de golven, de zeilen gestreken, zorgvuldig verankerd. Bij ongunstige wind kon het aardig spoken op de Zuiderzee, dus niemand voer uit. In de haven was geen spoor te bekennen van de anders zo kenmerkende bedrijvigheid. Er was al enkele dagen geen schip aangekomen en dus ontbrak de krioelende massa van kleine schepen die normaliter goederen tussen de haven en de stad transporteerden.
In de studeerkamer van een klein woonhuis in de Pijlsteeg zat een 35-jarige schoolmeester te schrijven. Hij legde de laatste hand aan een rekenboek dat hij binnenkort zou publiceren. Al waren er de laatste jaren heel wat rekenboeken gedrukt, hij was ervan overtuigd dat de markt nog niet verzadigd was. Er was behoefte aan rekenvaardigheid. Iedere maand kwamen er nog handelshuizen bij en de Verenigde Oostindische Compagnie, die iets meer dan een jaar geleden op aandringen van prins Maurits en raadpensionaris Van Oldenbarnevelt in het leven was geroepen, had met zijn florerende Amsterdamse kamer regelmatig nieuwe rekenaars nodig. Niet voor niets bezochten velen zijn school met het nadrukkelijke verzoek rekenen te leren. Goede rekenvaardigheid bood perspectief op werk. Zijn boek zou in een gunstige tijd uitkomen. Met Gods wil zou het hem een mooie som geld opleveren. Dan kon hij wellicht ruimer gaan wonen. Een groter huis in een betere buurt suggereerde welvaart, gaf hem aanzien en zou zodoende nog meer leerlingen trekken voor zijn school. Daar kwam bij dat het huis aan de Pijlsteeg krap begon te worden voor een gezin met drie kinderen.
Zijn zoon Jan was nu bijna elf, al bijna oud genoeg om, indien nodig, bij het onderwijs te assisteren. Gerrit moest nog drie worden en Abraham was net vorig jaar geboren. Gelukkig had het God behaagd dat zijn vrouw spoedig hersteld was van de bevalling. De chirurgijn had haar bloed afgenomen en een braakmiddel toegediend en dat had haar goed gedaan. Daardoor was de verhouding tussen de lichaamssappen snel weer in balans gekomen: God helpt degenen die zich zelve helpen.
Door het spoedige herstel van zijn vrouw, en doordat zijn oudste zoon op de jonge kinderen had gepast, had hij stevig kunnen doorwerken aan zijn manuscript. Hij hield al sinds 1591 school en wist daardoor met welke opgaven de leerlingen vooral moeite hadden. Juist voor die onderwerpen had hij in de loop der jaren extra sommen en voorbeelden verzameld. Vrijwel alle opgaven had hij van