| |
De jongeren samen!
Met dit kopje bedoel ik niet enige oproep tot een nieuwe organisatie of wat daarop kan lijken, maar eenvoudig een beroep op onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de geestelijke èn sociale èn politieke toekomst van ons volk. De arbeidersjeugd weet precies waarom zij het nationaalsocialisme verafschuwt:
| |
| |
niet alleen heeft het tientallen van haar leiders en duizenden van haar oudere kameraden naar lichaam en ziel gemarteld en vertrapt, het heeft bovenal èlk perspectief voor een betere toekomst van internationale saamhorigheid bruut weggeslagen en daarvoor in de plaats gesteld een ideaal van volkomen vermilitariseerde arbeid en een werkelijkheid van gebrek, afmatting, dwang en terreur, waarin alle levenvernieuwende kracht verstikt. De intellectuele jongeren in ons land hebben voor een klein deel althans even geaarzeld, maar de noodwendige ontwikkeling van het nationaalsocialisme bracht zoveel onwaardigs, ook zoveel ‘nihilisme’ aan de dag, openbaarde een zo verstikkende geestelijke atmosfeer, dat de liefde voor het geestelijk werk het weldra van een aanvankelijk sympathiserende aarzeling won. En de godsdienstige jeugd las met innerlijke gegrepenheid de martelaarsgeschiedenis van Niemöller en zovele anderen, en begreep voor het eerst wat offer en geloofsmoed in deze verlichte eeuw betekenen konden - en mòesten.
Maar wij staan in Holland.
Het Nederlandse nationaalsocialisme is er nog wel, het kan ondanks de morele en politieke débâcles, die het reeds had te verwerken, wel opnieuw de kop opsteken, maar is althans op dit ogenblik niet een reëel gevaar. De leuze ‘Mussert of Moskou’ zal het niet meer doen sedert het lugubere verzoeningsfeest Von Ribbentrop - Molotow, bevestigd door de aanslagen op Polen en Finland. De Nederlandse democratie, het Nederlandse volk beseft, dat de verbonden dictaturen de grote bedreiging voor de Westerse vrijheid, de Westerse geest zijn.
De beste àfweer blijft op sociaal, politiek en geestelijk terrein de positieve opbouw en daarvoor hebben de jon- | |
| |
geren elkaar nodig. De arbeider sjeugd roept om sociale gerechtigheid; zij weet uit bittere ervaring van een aantal knagende en slopende jaren wat werkloosheid, crisis enz. betekenen - zij weet aan verscheidene van haar kameraden, dat óok zonder fascisme, eenvoudig door de gegeven sociale werkelijkheid, een volk uitgeput, ongelovig, sceptisch en verbrokkeld raakt; zij roept om sociale gerechtigheid, en dit betekent concreet een terugdringen van de werkloosheid en een omvorming der maatschappij, opdat men leert beheersen en voorkómen. En het draagt iets van toekomstbelofte in zich, dat deze roep om gerechtigheid wordt verstaan, gedeeld en overgenomen door intellectuele en godsdienstige jeugd. Intellectuele jeugd kan niet leven en werken tenzij in geestelijke vrijheid, in gehoorzaamheid alleen aan de waarheid; zij heeft leren zien, hoe zich in een materialistische, op bezit gebouwde en op macht beluste wereld een prostitutie van de geest openbaart, die te dieper verontrust naarmate men zuiverder voor de geest wil leven. Er moet opnieuw, met volle inzet der persoonlijkheid, gestreden worden om geestelijke waarden en krachten; jeugd wil in cynisme niet sterven, in scepsis niet verslappen - het draagt iets van toekomstbelofte in zich, wanneer arbeidersjeugd en intellectuele jongeren elkander vinden in een wil om samen de democratie te versterken. Godsdienstige jeugd heeft leren verstaan, dat er in het gejubel om den ‘technischen mens’, de verheerlijking van den ‘machtsmens’ en de aanbidding van Führers als moderne heilanden, een ontstellende geestelijke verarming aan de dag komt, dat er op grote schaal verraad wordt gepleegd aan de ziel, aan de bestemming van den mens; dat de barbaarsheid en machtswellust in de politiek geen
| |
| |
op zichzelf staande verschijnselen zijn, maar uitingen van een geheel de laat-kapitalistische wereld ontwrichtende ‘ontmenselijking’. En als uit godsdienstige jongerenkringen de roep klinkt, die ‘den mens’ zichzelf wil doen hervinden door hem te zien als verantwoordelijk schepsel in de schepping Gods, dan is het opnieuw iets van toekomstbelofte wanneer deze roep weerklank vindt bij arbeiders- en intellectuele jongeren.
Nu lijkt mij, gegeven het feit dat grote groepen jongeren in Holland elkaar wìllen vinden en elkaar voortdurend opnieuw vinden in een verantwoordelijkheid voor den mens en zijn geestelijke bestemming, een van de kernproblemen toe: dat men aan deze in vreugde aanvaarde verantwoordelijkheid sociale en politieke inhoud leert geven. Ook dit proces is aan de gang, en ik ben ervan overtuigd: het zal zich doorzetten - waarbij dan heel wat oude scheidingen (de beruchte antithese b.v.) direct wegvallen. Deze scheidingen bestaan voor talloze jongeren al niet meer, die zich toch in Christelijke of vrijzinnige of socialistische grond geworteld weten, en dat willen blijven.
Tot de positieve taak van deze verantwoordelijkheid behoort ook: het behoud van wat in de loop van jaren, eventueel eeuwen, op absolutisme en barbarisme werd veroverd. Het is ermee als met de dijken langs onze rivieren of langs de zeekust: de afsluitdijk is op zichzelf nog niet het vruchtbaar land, maar toch wel een noodzakelijke voorwaarde voor het ontginnen van nieuwe grond. Zo bezit de tegenwoordige mensheid enkele verworvenheden, die op zichzelf allerminst ‘de betere toekomst’ zijn, maar toch noodzakelijke voorwaarde daarvoor mogen heten.
Cultuur kan geen voortgang vinden, indien de eens gelegde
| |
| |
dijken door de vloedgolf van het barbarisme zouden worden weggeslagen. Zulk een dijk is de goede trouw bij het sluiten van verdragen tussen staten; de morele regel: een man een man, een woord een woord, tussen mensen. Zulk een dijk, die verdere ontginning mogelijk maakt, is een rechtsorde, waarin rechten en plichten zijn vastgelegd, waarin belet wordt dat ieder naar eigen inzicht optreedt als rechter in eigen zaak. Tot de verworvenheden, die wij niet door 't barbarisme mogen laten wegspoelen, reken ik de z.g. grondrechten: vrijheid van vereniging en vergadering, van geloofsbelijdenis en drukpers. Zij zijn waarlijk niet zonder meer ‘de cultuur’ of ‘het goede’, en toch van betekenis voor de voortgang der cultuur. Is het niet hèt zwakke punt in het internationale leven, dat daar nog zo bitter weinig van rechtsorde, goede trouw, grondrechten enz. is vastgelegd, en dat dùs het barbarisme nog vrij spel heeft? Ik zou er zelfs geen bezwaar tegen hebben, om de democratie als zulk een verworvenheid - en dus een betrekkelijke en beperkte aangelegenheid - te beschouwen, mits men daaraan de gedachte verbinde van haar onmisbaarheid tot het keren van de vloedgolf van dictatoriaal streven.
Het hier ontwikkelde inzicht sluit in: dat wij ons pas met volle kracht en ongebroken geestdrift op nieuwe arbeid kunnen werpen, wanneer het met de zorg voor het eenmaal veroverde in orde is - zoals de ontginning van nieuw land slechts mogelijk is bij sterke dijken. Wil cultuur mogelijk blijven in Europa, dan mogen wij niet terug naar welke vorm ook van absolutisme en totalitarisme.
Nu ligt het niet op mijn weg - het is ook niet de bedoeling van deze brochurenreeks - om een program voor de bepleite sociale en politieke vormgeving op te stellen. Het
| |
| |
ware in oorlogstijd ook een te hoogmoedig pogen. Toch waag ik het enkele punten te formuleren, die in de jongeren van tegenwoordig leven, en uiting zijn van de zoëven omschreven gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
Dwars door de politieke partijen, ook door de godsdienstige groepen, heen gaat het levend besef, dat onder het gezichtspunt der sociale gerechtigheid de bestaande maatschappelijke orde veroordeeld is. Overal vindt men de conservatieven en voorzichtigen, die nog graag in oude schema's denken en met oude tegenstellingen en angstvoorstellingen (b.v. omtrent het socialisme) werken. De jongere generatie vreest niet de veranderingen, die zich in de maatschappij voltrekken, en vraagt met grote klem, dat er aan het onrecht der werkloosheid, aan de achteruitstelling van allerlei sociale groepen een einde wordt gemaakt Jongeren die in deze lijn denken vindt men gelukkig óok overal. Zij meten de geestelijke kracht van een volksgroep of partij aan de ernst waarmee men de nood der werkende massa aanpakt; zij wil de geestelijke weerbaarheid van ons volk verhogen door toepassing der sociale gerechtigheid.
In de tweede plaats wordt de denkende en strijdbare jeugd zéer bezig gehouden door de vraag naar de toekomstige vrede. De leuze: ‘geen nieuw Versailles’ is nog negatief. Er is maar al te zeer reden tot pessimisme, wanneer men de gedachte opwerpt of het Engeland onder leiding van Chamberlain voldoende ver vooruit ziet om grondslagen voor een boven-nationale rechtsorde te leggen - terwijl wij eenvoudig niet verder kunnen denken wanneer wij rekening moeten houden met een Midden-Europese chaos, om van een Duitse overwinning geheel te zwijgen. Het zou kunnen zijn, dat wij voor zulke geweldige verschui- | |
| |
vingen komen te staan, dat onze tot nu toe gangbare begrippen daarbij te gruizel vallen. En toch zal een levende jonge generatie niet berusten bij deze ondoorzichtigheid, terwijl zij energiek, door zuivere levenskracht gestuwd, pessimisme als geestelijke ziekte van zich af houdt. Zij zal misschien nièt, als een oudere generatie, gemakkelijk spreken van een ‘gelukkiger’ toekomst - maar zij wil leven, en dus de moordende overwoekering van geweld en militarisme aanpakken en als het kan terugdringen: het leven kàn ons niet gegeven zijn om te doden, en de medemens niet om hem te haten. De tegenwoordige jonge generatie is nuchter en zakelijk, zij zal zich aan romantische toekomstdromen niet licht overgeven - maar zij zal aan de solidariteit der volkeren en aan de werkelijkheid van een Europa van vrije volkeren met alle kracht vasthouden. Geweld, leugen, nationaal egoïsme kunnen slechts overwonnen worden door een geest van internationale verbondenheid - die juist in oorlogsjaren moet worden vastgehouden.
Er is in de gruwelijke worsteling, die thans de levensmogelijkheden in het oude en toch zo fel levende Europa verduistert, heel veel tragiek - die ons er van weerhoudt om te gaan betweteren en hoogmoedig te gaan schuldig spreken. En toch houden wij ons overtuigd, dat er maar éen weg is die ons van het militarisme en de oorlog kan bevrijden: de weg van een boven-nationale rechtsorde.
Of de volkeren deze weg aanstonds zullen willen, zullen kùnnen gaan?
Het hangt voor een deel af van de geest die de jonge generatie nu bezielt: of zij geloof heeft in de gedachte der internationale gerechtigheid, die in recht tot uitdrukking moet komen. Arbeiders, intellectuele en godsdienstige jeugd kunnen
| |
| |
prachtig werk doen in een samenwerking aan deze concrete taak:
behoud van wat veroverd is in de loop der eeuwen in ons eigen land; behoud van de dijken tegen alle dictatuur en nationalistische religie;
versterking van ons volk door de toepassing der sociale gerechtigheid;
zelf-opvoeding tot de bereidheid om de internationale gerechtigheid te dienen.
Samenvattend in éen woord: Jongeren van Holland, weest solidair in wil tot gerechtigheid! |
|