zonder zich veel om het officieele stelsel te bekreunen scheen ‘ter hoogere plaatse’, zoo als het in Duitschland heet, niet te bevallen. In 1846 ontving Chmel een aanzienlijken titel, maar tevens een deftigen staatsman tot opzichter, welke voortaan aan het hoofd van het archief zou staan, en tot plaatsvervanger in zijn eigen vorigen rang een man niet zonder historische bekwaamheden, maar die juist toen om eene soort van Vindobona Mariana bijzonder de aanbeveling der geestelijkheid had verworven, en wien de bekwame ambtenaren van het Weener archief, allen kweekelingen en vereerders van Chmel, als iets beschouwden, wat wij in het Hollandsch dwarskijker plegen te noemen. Chmel gevoelde zich gekwetst en gedrukt door dat officieel toezicht, hetwelk hem niet door den titel van k.k. regeringsraad werd vergoed. 1848 kwam, niet om den ernstigen geleerde uit zijne studien in den stroom der omwenteling te werpen, maar om hem toch te verlossen van den hooggeplaatsten diplomaat, die over het archief en de historische wetenschap in Oostenrijk het oppertoezigt had te voeren. Sinds dien tijd wakkerde de ijver van Chmel op nieuw aan, en vond vooral in de in 1847 opgerigte Akademie van wetenschappen eene nieuwe bron van werkzaamheid. Zoo zich deze door talrijke elkander bij geringe tusschenpoozen opvolgende werken heeft onderscheiden, vele, en daaronder de beste, stukken zijn van Chmels hand. Onder deze verdient zijn opstel over de onechtheid der Oostenrijksche vrijheidsprivilegien als een bewijs van zijne onafhankelijkheid te worden vermeld. Eere zij der nagedachtenis des braven mans, wien, als schrijver minder gelukkig, niet die populariteit ten deele viel, welke meerdere vaardigheid met de pen zoo ligtelijk kan winnen, maar die als onderzoeker bij niemand in juistheid van oordeel, bij niemand vooral in waarheidsliefde achterstond. Aan het hoofd geplaatst van het archief, op een tijd dat in Oostenrijk de zin voor publiciteit, reeds van
zelve niet groot, nog verminderd was door het ‘indiscrete’ proces der erven van Wallenstein, vulde hij aan hetgeen aan de vrijge-