| |
Ernst Moritz Arndt.
Wij hebben den dood te vermelden van Ernst Moritz Arndt, even als de onlangs gestorven Wilhelm Grimm, een Duitscher uit de echte Germanisten-school, die heengegaan is zonder Duitschlands zaligheid te zien, - tenzij iemand daarvoor het Hamansfeest houden moge, dat de Germanen van alle wereldstreken en op elken bodem, waar een Duitscher zijn wandelstaf en naast zijn wandelstaf een familie geplant heeft,
| |
| |
ter eere van Schiller hebben gevierd. Arndt stierf den 29en Januarij jl. [1860]. Het feest dat wij herdachten mag er wel iets toe hebben bijgedragen dat ijverige feestgenooten uit alle oorden van Duitschland en den vreemde nog kort te voren op tweeden Kersdag den grijsaard met zijn negentigsten verjaardag geluk hebben gewenscht. Die omstandigheid verschafte hem op het laatst zijns levens de aangename bezigheid voor die gelukwenschingen te bedanken in krachtspreuken en kernleuzen - de berigtgever kan zich bij het onderwerp niet van Germanismen onthouden - tot al wat Duitsch is en Duitsch gevoelt gerigt, welke van den tijd van Luther af tot op de wapenkreet van de Allgemeine Zeitung in het vorige jaar toe even onvruchtbaar gebleven zijn. Maar desniettemin blijft een vast geloof zelfs aan eene hopelooze zaak eerbiedwaardig, wanneer het onwankelbaar verbonden is met zoo schoone hoedanigheden van hoofd en hart als die, welke Arndt onderscheidden. Altijd was Arndt het toonbeeld van hetgeen de Duitschers een ‘Biedermann’ plegen te noemen, en vaderlandsliefde had zich bij hem tot talent en genialiteit ontwikkeld. Om aan Hollandsche lezers eenig denkbeeld van die eigenschap van Arndt te geven zou men hun de eigenaardigheden van Helmers en van Van Kampen in het geheugen moeten roepen, maar daarbij tevens herinneren, dat in wetenschappelijke beschaving even als in kunstvaardigheid Arndt beiden overtrof. Geboren op het eiland Rugen had hij onder eene strenge opvoeding al die beginselen van trouw ingezogen, waardoor zich de Pommeren onderscheidden, terwijl eene zorgvuldige studie hem vrijwaarde voor die botheid, welke al te dikwijls de keerzijde van die trouw bleek. Het was merkwaardig in Arndts schriften en in Arndts omgang nog herhaaldelijk de sporen op te merken dier hooge philologische beschaving, welke hij niet alleen bij zijn verkeer op de akademie van Greifswald maar te Berlijn in den omgang met mannen als
Schleiermacher, Wolf, Voss en anderen had opgedaan. Al die kennis, al die beschaving, werd ten koste
| |
| |
gelegd, eenigermate opgeofferd aan een leven, dat deels door de omstandigheden des tijds, deels door de onwederstaanbare prikkelbaarheid eens karakters, dat aan woeling en strijd behoefte had, een der eervolste werd, hetwelk de geschiedenis van de eerste helft dezer eeuw te vermelden heeft. Nadat Arndt zich door het in het licht geven van zijne opmerkingen op reizen in Oostenrijk, Hongarije, Frankrijk, Italië en Zweden had bekend gemaakt, trad hij door zijne geschiedenis van de lijfeigenschap in Pommeren en Rugen tegen de heerschers in zijn vaderland in het strijdperk, die niet nalieten den eerlijken jongen man als een verfoeijelijken Jacobijn zelfs voor de regtbanken te vervolgen. Zijne begrippen van vrijheid waren echter op gansch anderen bodem dan den Franschen gewassen. Diep en innig heeft hij altoos Frankrijk gehaat en in zijnen Geist der Zeit, in 1807 te Berlijn in het licht gegeven, had hij Frankrijks beheerscher met zooveel hevigheid aangetast, dat hij om zijne veiligheid het Duitsche vaderland moest verlaten, dat na den slag van Jena aan diens willekeur was prijs gegeven. Sinds zwierf hij in den vreemde, in Zweden, in Rusland en elders, overal ijverende voor Duitsche beginselen en Duitsche taal, nu en dan zelfs in tweegevechten strijdende voor Duitschlands eer, en altoos zamenspannende, waar men plannen beraamde voor Duitschlands bevrijding. Uit Rusland, waar hij zich in de nederlaag van Napoleon verheugd had, riep hem zijn oude vriend de minister Stein terug, en met ijver nam hij deel aan het verbond voor den opstand in Pruissen, dat zich destijds onder diens leiding vereenigde. Hem was vooral de taak opgedragen door proclamatiën en vlugschriften op het volk te werken; eene taak, waarvoor zijne vaardige pen, de warmte, dikwijls overdrevenheid zijner voorstellingen, en zijn echt burgerlijke zin hem meer dan anderen berekend maakten. Onder zijne beste werken uit dien tijd behooren de Soldatenkatechismus en zijn boek
over Landweer en Landstorm, maar vooral zijn zijne nationale volkszangen in de herinnering blijven leven.
| |
| |
Schoon aan Arndt na den strijd als hulde aan zijne begaafdheden en uit erkentelijkheid voor bewezen diensten de leerstoel in de geschiedenis te Bonn werd opgedragen, zagen de ministeries welke uit het Heilig Verbond der Vorsten voortkwamen, met een argwanend oog op den man, die liever een heilig verbond der volken gewenscht had, mits er de Fransche natie van uitgesloten bleef, en die niet schroomde de onafhankelijkheid zijner gevoelens in de meest vrije bewoordingen uit te drukken; den man die meer van volkskracht verwachtte, dan van de staatkunde der kabinetten; die het Turnen bleef voorstaan, toen het der policie in het oog liep, en wiens vroegere betrekkingen met de hoofdleiders van den Tugendbund geen geheim waren. Andermaal werd hij vervolgd en ondanks de vrijspraak, welke hem regtvaardigde, achtte de regering het veiliger hem het houden van openbare voorlezingen te ontzeggen. Die vrijheid werd hem eerst weder verleend in 1840 en dus op zeventigjarigen ouderdom. Toen hij afgeleefd was? zal men vragen. Moge dat ook de berekening zijn geweest, Arndt beschaamde die. Zelden vereenigde zich jeugdige kracht en levendigheid van geest op dien leeftijd in een even gezond, schoon ligchaam. Algemeen was de achting, die ambtgenooten en leerlingen aan den ouden Arndt toedroegen en aan vreemden werd vader Arndt, zoo als hij daar met grijze haren maar nog jeugdige trekken rondliep, in zijn tot aan den hals toegeknoopt jasje, aan de boorden van den Rijn rondwandelend en de onvermoeidste wandelaars beschamend, als eene merkwaardigheid der hoogeschool aangewezen. De omwenteling van 1848 kwam en zoo weinig achtte men de krachten en den ijver van Arndt uitgeput, dat 19 kiesdistricten op hem hunne stem uitbragten als vertegenwoordiger bij het Parlement van Frankfort. Hij kampte voor Duitsche eenheid, voor het opdragen van de Duitsche keizerskroon aan Pruissen, voor den bondgenootschappelijken krijg ten voordeele van Sleeswijk-Holstein.
Toen het beruchte oproer te Frankfort tegen de gematigde
| |
| |
Duitsche partij losbarstte, waarvan Lychnowski en Auerswald de slagtoffers werden, liep - en het strekte der demokratische partij tot schande - ook het leven van de oude kampioenen voor Duitschlands onafhankelijkheid, dat van Arndt en van Jahn gevaar. Arndt had dan ook zijn weerzin tegen het jonge Duitschland, dat met Frankrijk coquetteerde, en het geloof en de tucht van het Duitschland van Luther verstiet, met zijne gewone vrijmoedigheid verkondigd. Toen hij de droomen van de Duitsche eenheid en van het Duitsche rijk met den ondergang van het Frankforter parlement verstoord zag, verdiepte Arndt zich op nieuw in de herinneringen aan een roemrijker verleden, dat de stof voor alle die droomen had geleverd. Belangrijk vooral waren de herinneringen van zijn omgang met Von Stein, waarin hij de gebeurtenissen van 1812 en 1813, waaraan hij zelf een zoo werkzaam aandeel had genomen, toelichtte. Zijn werk haalde hem eene nieuwe strafzaak op den hals. Met stoute openhartigheid had hij de gedragingen van den Beijerschen maarschalk Von Wrede gedurende dat tijdvak gegispt. De familie achtte zich beleedigd en Arndt werd wegens laster tot tweejarige gevangenis veroordeeld. Gelukkig slechts in Beijeren, waar hij geen voet te zetten had. Duitschlands sympathie was echter voor den misdadiger en niet voor den gerehabiliteerden held.
Arndt was de echte type van den Duitschen Michel in diens zonderlingheden, in vroomheid, in opgewondenheid, in gemoedelijkheid, in ruwheid, in schreeuwerigheid, slechts niet - tot Arndts eer zij het gezegd - in zijne slaafschheid. Voor het denkbeeld van Duitschlands grootheid leefde, streed en schreef Arndt. Wat Duitschland lief was en wat Duitschland vleide, had ook het hart van Arndt gewonnen; maar van Slaven en Italianen had de stamgenoot van Odoaker een ongehuichelden afkeer. Ook wij Hollanders stonden bij hem kwaad aangeschreven, vooral in den tijd toen wij den ouden vader Rijn nog bij den baard vasthielden. De ergste voorwerpen echter van zijn haat waren de Franschen, zoo hij
| |
| |
misschien nog niet meer de Jesuïten verfoeide. ‘Wo Walsch und falsch hat einen Klang,’ is een bekende versregel van Arndt, ofschoon die slechts eene speling is van valsch vernuft, omdat Michel steeds zijn hart blijft verharden om sommige letters averechts uit te spreken. Zijn Wo ist des Deutschen Vaterland, dat ten slotte nergens blijkt te zijn, omdat het overal wezen wil, en Schleswig-Holstein meerumschlungen kent gewis iedere lezer, die ooit aan een Duitsche table d'hôte gespijsd heeft. De indrukken waren bij Arndt indrukken van het oogenblik, die hij met eerlijken ijver voorstond, zonder veel aan hun zamenhang of strekking te hechten. Hij was b.v. de bestrijder van het Duitsche jonkerstelsel en toch de lofredenaar van de middeleeuwsche krijgvoering, toen man tegen man persoonlijke kracht deed gelden; hij juichte den opstand der Spaansche Cortes toe, even als hij het Zumala-Carréguy deed, toen deze aan het hoofd der Carlisten zegevierde; van ultramontanen had hij even grooten afkeer, als hij de vriend was van den Belgischen opstand en van de Vlaamsche beweging. Maar alles wat hij dacht en schreef, deed hij eerlijk, vromelijk, uit pligtbesef, zonder iemand naar de oogen te zien en vooral niet zonder talent. En daarom, eere zij der nagedachtenis van den Biedermann.
(De Ned. Spectator, 1860, No. 5.)
|
|