De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd
Bakhuizen van den Brink aan E.J. Potgieter
| |
[Amsterdam, laatste kwart van 1839] Ga naar voetnoot400Amice! Ik heb het gisteren zoo drok met vertalen gehad, dat ik niet in de gelegenheid | |
[pagina 187]
| |
geweest ben bij u aan te komen. Derhalve is deze dienende om mij te informeren in hoeverre gij met uwe Catharina klaar zijt of klaar kunt komen.Ga naar voetnoot401 Ik schrijf dit opdat de jongen geene dwaze boodschap doe. Ik heb niets tegen den afloop van Violante.Ga naar voetnoot402 Maar in het gesprek van Adolf en Erik zou ik gaarne een weinig tusschen beiden spreken. Het is al te duidelijk, dat de eerste het verliezen moet. - Eilieve wat worden de vrouwen op de bals en de casino's: doch daar vergeet [ik] dat gij gezegt hebt: Vraag aan die school geen zedige jonkvrouwe Ik weet niet, waar gij eindelijk de andere helft van het menschelijke geslacht heenbrengen zult tenzij om boterhammen te smeeren en kousen te breijen. Allerminst bevredig ik mij met uw antediluviaansch-populatiesysteem, waarvoor gij de woorden van den grooten insteller der conscriptie aanhaalt.Ga naar voetnoot403 Doch over alles nader. Ik ben zoo edelmoedig u hiernevens Alph. KarrGa naar voetnoot404 te zenden opdat gij daarin eenige grove uitvallen lezen kunt. Vale. Violante breng ik heden terug
tt. V.d. Brink |
|