De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd[Ontv: 22 Sept. 1836. Amst] Ga naar voetnoot285Waarde Vriend! Terwijl ik dezen zit te schrijven, kletteren de najaarsbuijen tegen mijne glazen, en geven zoo ten minste het gelaat der natuur te Bodegrave niet anders als hier weinig hoop op schoon weder in de dagen die ik bij u zou doorgebragt hebben. - Intusschen ware dit bij mij geene zwarigheid: want ik ben veel [te] goed vaderlander om niet tegen ons nat en buijig klimaat gehard te zijn. Nu echter bedriegt mij het weder. Sedert voorleden Zaturdag rijdt een geweldige verkoudheid mij door de leden en moet ik hoesten en kugchen om te scheuren. Gisteren was het iets beter; maar wat gebeurt er? N. komt met de zijnenGa naar voetnoot286 van Monnickendam Monnickendam om de Tentoonstelling en zoo het een en ander van onze kermis te zien: hoe kon ik anders dan als cavaliere servante overal mede trekken. Spijt regen, wind en koude heb ik zulks met de meest mogelijke zelfopoffering gedaan, en wel zoo dat mijne ongesteldheid hare oude regten hernomen heeft. Mama, die altoos zorg heeft, wanneer ik uit de stad ga, heeft mij heden morgen betoogd, dat ik gisteren niet had moeten uitgaan, dat het nu altans wel zeer verkeerd zou zijn, Vrijdag of Zaturdag u te komen bezoeken en ik - ben niet meer te Leiden. - Hoe leed het mij dus ook zijn moge het gezelschap van u, de uwen en TidemanGa naar voetnoot287 te missen, moet ik echter ditmaal voor uwe heusche uitnoodiging bedanken. Ondertusschen hoop ik in October eens naar Leiden te gaan. Een mijner beste Academievrienden promoveert dan,Ga naar voetnoot288 en zoo het mij dan mogelijk | |
[pagina 150]
| |
ware nog een of anderhalve dag uit te breken zou ik mij gaarne met de hoop vleijen u eens te bezoeken. Tegen dien tijd zal hoest en verkoudheid, hoop ik, verdwenen zijn. Reeds vroeger zou ik u geschreven hebben, indien ik niet altoos de hoop gekoesterd had, u te komen bezoeken. Waarom kwaamt ook gij met de kermis niet eens over? Zij is van dit jaar, naar het weinige dat ik gezien heb te oordeelen regt fraai. Eene zoo welingerigte menagerie als die van Martin, welke ik gisteren bezocht, zag ik nimmer. Op de tentoonstelling zijn vele regt goede stukken: en al zijn de meesterstukken ook nog schaars, zijn er echter schilderijen te vinden die op een van Belgen en Franschen onafhankelijke manier regt goed gepenseeld zijn. - De u geleende parapluie heb ik nog niet terug ontvangen. Het is wel geen stuk van waarde maar toch een goede ligger om in geval van nood zoo aan den een en ander medetegeven. Over de opgegeven plaats wel eens nader. In de weifeling of ik u zou afschrijven of niet is de posttijd bijna verloopen. Na hartelijke groete aan u en de uwen blijve ik
T.T. Van den Brink
P.S. Groet Tideman van mij. |
|