De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermd[Poststempel: Monnikendam 18 Nov. [1835]] Ga naar voetnoot261Vergeef mij, mijn Waardste dat ik uw vorigen brief zoo kort, zoo onvolledig door het terugzenden der proeve beantwoordde. Uit de kerk teruggekeerd ontving ik uwe letteren en hier in dit Ultima Thule (zoo als de romeinen zeggen) vertrekt de post reeds ten half twee ure. Verbeeld u bovendien dat ik alle mijne dialektiek verbeuzeld heb om den postmeester te beduiden wat drukproeven waren.Ga naar voetnoot262 Hoeverre, zult gij denken, ligt het land, waar ik mij bevind, van alle beschaving en humaniteit verwijderd. Thans een woord over verbeteringen en Toelichtingen.Ga naar voetnoot263 Wij hebben te veel oude woorden gebruikt om dezelve alle door een noot op te helderen. Ik geef u in bedenking of wij dit niet konden laten blijven, bij eene enkele aanmerking, | |
[pagina 144]
| |
waarin wij den lezer berigtten, dat wij door de nevenstaande synonymen meestal het verouderd woord hebben opgehelderd en dat wij voorts gedachtig waren aan het gezegde van Hooft door u zoo juist en scherpzinnig uitgevonden. Het volgende echter wensch ik ingelascht p. Welke bronnen de schrijver bij deze voorstelling van v. Diemen gebruikt hebbe is ons onbekend gebleven. De geschiedenis deelt ons slechts in algemeene bewoordingen mede, dat ligtzinnige verkwisting hem dwong het Vaderland te verlaten en in den Oost zijne fortuin te beproeven, en dat zijne vaardigheid in schrijven en stellen hem aldaar eerlang in gezag en aanzien bragt. De burgerlijke en wetenschappelijke inrigtingen door hem in Oostindien gemaakt, hebben zijn naam in gezegend aandenken bewaard: In een Gouverneur Generaal was het in die dagen zeker opmerkelijk dat door zijn toedoen eene Latijnsche school tot stand kwam en de schrijver heeft denkelijk hierom een gunstig vooroordeel omtrent v. Diemens beschaafdheid en geleerde kennis opgevat. p. Ansjol werd eerst later gesticht. De schrijver zou dit anachronisme met het voorbeeld van bijna alle oude geschiedschrijvers kunnen verdedigen. p. (bij de vermelding van het toeten op doodsbeenderen, de woorden van Hooft in den Baeto) p. Bredero Klucht van de Koe Optrecker Van het oude geloof, Geertje v. Vriesland Wat is dat Optr. Delftsch p. Uwe aanmerking omtrent het anachronisme en het ontpoorteren. De verbeteringen zijn He stips retain'd - Les aristocrates - ts. Fovet et discusit (discutit). Het Latijnsch woord dat ik van Baerle heb doen zeggen is hoop ik wel overgebragt. Ten overvloede sta het nog hier voor de correctie Auriculas asini Mida Rex habet. Gij kent de geschiedenis van den barbier van Midas: daarop zinspeelt de spreuk. Zou het ook noodig zijn het Latijn te vertalen?Ga naar voetnoot264 Wijts is onbegrijpelijk veel verbeterd. Zou het geen heiligschennis geweest zijn, wanneer ik het niet aan u overgelaten had. Met verlangen zie ik het slot te gemoet. - Groet uwe Tantes en geloof mij steeds
T.T: V.d. Brink |
|