De studietijd van R.C. Bakhuizen van den Brink door brieven toegelicht
(1969)–R.C. Bakhuizen van den Brink– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam 8 Augustus 1831Amicissime. Heden morgen (permitteer mij eer ik verder ga een pen te vermaken!) ---.---- Heden morgen dan ontving ik uw briefje maar waar het onder al de papieren die op mijn tafel liggen tans gestoven of gevlogen is weet ik niet. Maar beste vriend is dat een sommatie die mij beveelt binnen de tijd van vier uren een brief te leveren. Waarlijk de moeijelijke omstandigheid waarin gij mij brengt heeft iets van de situatie van M. de Saxen Coburg.Ga naar voetnoot72 Ik heb niets om u tegen te | |
[pagina 70]
| |
stellen, niet om krachtig op uwe sommatie te antwoorden. Indien ik toch veel te schrijven had, had ik reeds eene aanzienlijke armee letters naar Bodegraven toegezonden. - Ik zweer dat indien ik het niet om uwent wille deed ik heden geen brief op het papier gezet had. Regt naar mijn hart schreeft gij mij in uw briefje van heden morgen dat uw hart brandende was. Waarlijk is dit ook bij mij het geval: De dosis opium maanden achtereen door een paar dozijn protocollen ons ingegeven had het enthousiasme dat in de maanden September, October November ons bezielde, min of meer in slaap gesust. Doch tans, nu de tijdingen van het langgewenschte voorwaarts ons bereikt hebben, rijzen wij uit den slaap op en dezelfde koortsachtige opgewondenheid bezielt ons op nieuw. Men zegt dat geoefende krijgslieden op den reuk van het kruid nieuw leven en vuur krijgen, doch is dan nu geheel Holland tegen zijn vroegere geaardheid, of ben ik en sommigen mijner vrienden alleen zoo militair geworden? Gij vraagt mij of ik ook nog denk uittetrekken. Vriend! de wil is goed bij mij; 't huis te suffen 't huis te krentelenGa naar voetnoot73 zoo als Bilderdijk zegt verveelt mij genoeg, maar mijne ouders voor al mijne moeder houden mij terug. En waarlijk rond uit gezegd, ik vrees voor hare gezondheid, om niets ergers te zeggen, wanneer ik uittrok. Doch de diepe overtuiging dat het gebiedende pligt voor mij is om te vertrekken zal misschien nog beslissende worden, en ik Coûte qu'il coûte mijn zin doorzetten. Gij kunt u inderdaad geen moeilijker positie begrijpen, dan zulk een strijd tusschen pligt en teederheid, en ik wensch niets vuriger dan eerlang iets te zien gebeuren, dat naar de eene of andere zijde de schaal beslissend doet overhellen. - - ‘Een band houdt u tegen? Eilieve openhartig vraag ik u welke? Mij dunkt in uw geval, die zooveel broeders en zusters heb[t], nam ik het geweer op schouders. Maar nog eens wat is dat voor een band waarvan gij spreekt? Is dat menschlievend aan het slot van uw briefje mij zulk een vraagstuk daar ik dagen achtereen naar loop gissen op te geven, en dat in een tijd als de tegenwoordige, waarin mijne hersens door al de omstandigheden veel van een rosmolen beginnen te krijgen. Help mij omtrent deze vraag spoedig uit de onzekerheid, gelijk ik u eerlang hoop te doen weten of ik met geweer op schouder de Hollandsche leus voorwaarts volg - of - stilzittend toeschouwer blijf - maar mijn bloed kookt. Dat de Kroonprins tot Generalissimus benoemd is geeft hier te A. algemeen genoegen. Men verwacht veel en zoo ik geloof te regt van zijne militaire talenten en dit gunstig vooroordeel wordt meer en meer bevestigd door deszelfs rapporten in zoowel de militaire en tegelijk bezadigde toon, als de blijken dat de Prins zeer planmatig en met zekerheid van zijn zaak handelt, algemeen genoegen geven. Men meent dat het van alle kanten op Brussel afgaat. Ach! waarom kan ik alleen met mijne gedachten mijn Leidsche vrienden vergezellen, die tans te Beringen op | |
[pagina 71]
| |
de grenzen van het Limburgsche op een post staan waar zij ligt het geweld des vijandelijken vuurs kunnen ondervinden.Ga naar voetnoot74 Bij hun begreep ik te moeten zijn, want in zekeren zin ben ik hun broeder. Voorleden maand toch ben ik naar Leiden geweest en heb daar kamers tegen September aanstaande gehuurd. Zij zijn op de Breestraat bij het Rapenburg bij Thomas een koopman in steenkoolen. Zoo ik daar kom verwacht ik spoedig een visite, gelijk ik ook hoop dan in de gelegenheid te zijn ook eens naar u een overvliegertje te komen maken. Hoe het met mijne Studien [gaat] kunt gij begrijpen. In het begin der voorleedene week waren mijne gedachten in Attica. Sinds zijn zij in Belgie geweest. Verschoon de kortheid van mijnen brief, maar erken de goede wil om eenigermate aan uw wensch te voldoen. Eerlang meer. De groeten aan uwe ouders en gij Vale et me cogita
tt Van den Brink |
|