vaneigens
vaneigens (bw.)
• | vanzelfsprekend, natuurlijk |
Wat zeg ik dus tegen mijn buren Dee en Lee die me vanavond stralend meedelen dat ze net een huis hebben gekocht? ‘Proficiat’, vaneigens, maar intussen denk ik: als dat maar goed afloopt. - Knack, 25-09-2002
|
|