vaneen
vaneen (bw.)
‘Het betonnen schot tussen ons en de naaste buur werd meegesleurd en de vier betonnen pilaren liggen in stukken vaneen. Ook de hele beplanting van de buren ligt bij ons. Overal liggen scherven en onze voordeur gaat niet meer dicht.’ Toen de auto tot stilstand kwam, zat de bestuurder geklemd in zijn wagen. - LN, 29-05-2002
|
|