uitsteken
uitsteken (stak uit, uitgestoken)
• | uithalen, uitspoken, uitrichten |
- | iets uitsteken, een streek uithalen, iets uitspoken |
't Is niet dat ik nooit met Barbies speelde, maar we gingen evengoed met crossmotootjes rijden en vanalles uitsteken. - LN, 26-10-2002
In het dorp vertelde hij dat hij een toer zou uitsteken waar ze nog lang over zouden spreken. - HN, 25-10-2002
• | verrichten, uitvoeren, presteren |
- | veel/weinig uitsteken, veel/weinig uitvoeren |