Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende uitstap uitstap (de, -pen) •uitstapje, reisje, trip -op uitstap gaan, een uitstapje maken Net als de familie xxx, mocht ook de familie van Lonneke vorige week dankzij een bedrijf op uitstap naar de dierentuin van Planckendael. - LN, 26-10-2002 Vorige Volgende