slag
slag
- | zich uit de slag trekken, zich weten te redden, zich uit de moeilijkheden redden |
- | zijn slag thuishalen, winnen, binnenhalen, een voordelige zaak doen |
Toch werd hij in gevoelige dossiers als het verenigingsleven en de orkesthervorming door zijn collega-ministers op de vingers getikt, en kon hij zijn slag niet thuishalen. - DS, 02-07-2002
- | slag om slinger, voortdurend, steeds, om de haverklap |
Tijdens Kuurne-Brussel-Kuurne spuwde de wedstrijdradio slag om slinger de namen van pechvogels uit. - HN, 07-03-2003
- | op/met de slag, meteen, plotseling |
|
|