slabberen
slabberen (slabberde, geslabberd)
De Brigands bazuinen spottend rond dat ze de den dominee zijnen wijn hebben opgezopen en hij nu botermelk kan slabberen. - GvA, 08-09-1998
• | knoeien, morsen, kliederen |
Het Nederlands kent er zo wel meer: dobberen (blijven ronddrijven, afgeleid van dobben), bibberen (van beven), slobberen of slabberen (van slabben, ‘morsen’). - DS, 24-02-2003