put
put (de, -ten)
• | (graf)kuil |
- | wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in, wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in |
Wie een put graaft voor een ander valt er zelf in. Deze wijsheid gaat ten dele op voor mevrouw J. Het enige verschil is dat mevrouw J. van '96 tot '99 putten heeft gegraven voor zichzelf. Ze schreef meerdere ongedekte cheques uit, liet dure hotelrekeningen voor wat ze waren en reed met voertuigen die ze niet kon betalen. - HN, 18-06-2002
- | iemand in de put steken, iemand begraven |
- | dat heeft hem in de put geholpen, dat heeft hem de das omgedaan, dat was zijn dood |
|
|