pol, polleke
pol (de, -len), polleke (de, -s)
• | poezelig handje, vooral van een kind |
- | een polleke geven, een hand geven |
‘Meneer, ik heb geen letter van u gelezen, maar ik heb u gezien op den televisie en ik dacht: Die meneer ga ik een polleke geven.’ - GvA, 10-11-2001