pint, pintje
pint (de, -en), pintje (het, -s)
• | (drink)glas |
• | glas bier, pilsje |
- | een pint(je) pakken, een biertje drinken |
Ik ga er zeker last van hebben want ik werk aan de ene kant van de boulevard en ik ga 's avonds een pint pakken met de collega's van de andere kant. En ik ben niet van plan om dat laatste drie en een half jaar te missen. - DM, 05-08-2002
- | een pint(je) te veel op/uit hebben, aangeschoten zijn |
Op de Koxberg in Huldenberg miste een bestuurder zondagmiddag een bocht. Ronny P. en passagier Kenny P. kwamen tot stilstand tegen een elektriciteitspaal. De bestuurder had een pintje teveel op. - HV, 26-11-2002