Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende pijpajuin, pijpui pijpajuin (de, -en), pijpui (de, -en) •bosuitje, lente-uitje Het vrijgevige menu gaat verder met een volledige, verse kreeft uit de Maine, met champignons, pijpajuin, noedels en een zachte pepersaus gekruid, typische Kantonese keuken. - FET, 05-10-2002 Vorige Volgende