opvoeder, opvoedster
opvoeder (de, -s), opvoedster
• | <bnl.> surveillant of groepsbegeleider in een internaat of jeugdinstelling |
‘Danny's familie steunt hem. Door vakantiewerk te doen kan hij zich op een positieve manier bewijzen. Dat is in elk geval beter dan in de instelling blijven’, zegt de opvoeder. - DS, 13-08-2002