onophoudend
onophoudend (bn. en bw.)
• | onophoudelijk, voortdurend, onafgebroken |
Maar de verschillen zijn frappanter. Gebrselassie is een lust voor het oog, zelfs in volle inspanning, Radcliffe knikt, sleurt en schudt onophoudend met het hoofd en draagt kousen, witte of, o gruwel, zwarte, die tot aan haar knieën reiken, alsof ze straks nog bij een voetbalwedstrijd moet invallen. - DS, 13-04-2002
|
|