Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende neusdoek neusdoek (de, -en) •zakdoek Ze droegen zwarte helmen of reden rond in hun kaalgeschoren kop. Maar altijd was er een neusdoek voor het gezicht. - DS, 23-07-2001 Vorige Volgende