Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende koeken koeken (koekte, gekoekt) •in België ook van personen: klitten, samenkomen •kletsen, leuteren -ergens niets te koeken hebben, ergens niets te vertellen hebben, niets in de melk te brokken hebben Vorige Volgende