interim
interim (de, -s)
• | tijdelijke betrekking als vervanger, tijdelijke baan als uitzendkracht |
- | een interim doen/hebben, als uitzendkracht werken |
We proberen de seizoensschommelingen voorts op te vangen met interims. Interimarbeid wordt echter wel tot een minimum beperkt. - BvL, 23-10-2002
|
|