boord
boord (de, -en)
• | in België ook: rand van de stoep, kant van de weg |
- | iets aan boord leggen, een lastige zaak aanpakken, oplossen |
- | iets goed aan boord leggen, erin slagen om een lastige zaak goed aan te pakken |
Kaukenas is een schot in de roos: goede mentaliteit, return, gedrevenheid, jongens toch. Hij is een prof. Als we het goed aan boord leggen, zitten we met hem misschien voor twee of drie seizoenen goed. - HN, 04-10-2002
|
|