Beiden waren blond als de moeder, maar in hun oogen zat een vlam van levenslust.
- Ik kom niet eten, zei Adolf achteloos terwijl hij het ochtendblad inzag.
- Ik ga naar een voetbalwedstrijd, waarschuwde de oudste zoon.
- Dan ga ik met Moeke wandelen, schikte de jongste.
- Een plezierige Zondag, zeurde de Vrouw.
- Ja, ik kan het niet verhelpen... ik moet die boekhouding gaan nazien te Duffel... erg genoeg voor mij... nooit vrij... altijd werken...
- Ja, onderwierp zich de vrouw, de jongens kosten geld...
- Vake heeft zich bij de coiffeur laten verjongen, lachte de jongste, nu ziet men zijn grijze haren niet meer!...
Het trof Adolf onaangenaam, een bitsig woord lag hem op de tong, maar de moeder, die haar man kende, zei afkeurend:
- Foei, jongen!
In de kamer woog de stilte. De oudste deed moeder teeken om de zondagsche centen te krijgen. De moedelooze vrouw knikte, schoof de centen naar hem toe, gaf ook de jongste zijn deel en staarde naar haar man. Terwijl zij lusteloos werd onder de beslommeringen, opging in huishoudelijke zorgen, deed hij zijn best om den kost te verdienen, maar ging daarbij zijn eigen weg, vond zijn uitspanning buitenshuis. werd eenzelvig en was slechts zelden opgeruimd. Zij leefden naast elkaar maar zonder innigheid of vertrouwen zooals het eenmaal vroeger geweest was.
De oudste ging nu reeds den weg van zijn vader op, viel haar af, werd als een vreemde in het gezin. Van zijn werk, hij schreef op een kantoor, van zijn vrienden en zijn gedachten wist de moeder niets af.
- Bonjour, zei hij nu terloops en ging.
- Tot straks, volgde de man.
De moeder hoorde de deur achter hen dichtvallen en de jongste vragen: