| |
| |
| |
Verklaring der voornaamste auteursnamen en hun afkortingen.
De volgorde der namen, ook die der afgekorte, is die, waarin zij zouden moeten worden opgenomen, indien de samenstellende letters te zamen slechts één enkel woord vormden. Wanneer in dit boekje een biographie van den auteur in kwestie voorkomt, is daarnaar verwezen; een verdere toelichting is dan achterwege gelaten. Zijn twee auteursnamen verbonden door et, en, dan beteekent dat, dat de beide auteurs te zamen den naam gegeven hebben. Zijn zij verbonden door ex, volgens, dan wil dat zeggen, dat de naam oorspronkelijk gegeven is door den eersten, doch het eerst gepubliceerd is door den tweeden auteur. Zijn zij verbonden door in, dan beteekent dat, dat de eerste auteur den naam gepubliceerd heeft in een werk geschreven door den tweeden. Zijn zij verbonden door non, niet, dan wil dat zeggen, dat de eerste auteur met den soort- of geslachtsnaam, waarachter zijn naam gevoegd is, een andere soort of een ander geslacht bedoelde dan de tweede.
A. Benn., - A. W. Bennett. (bennéttii 2).
A. Berger, - Alwin Berger (1871-1931), hortulanus van den bot. tuin La Mortola te Ventimiglia (Riviera).
Α. Β. Jacks., - Albert Bruce Jackson (1876, Newbury, Berksh., Engeland; X), plantkundige verbonden aan het Museum voor Natuurlijke Historie te Londen.
A. Br., - A. Braun (brauniànus 3).
Α. Br. et Asch., - Α. Braun (zie A. Br.) en P. Fr. Α. Ascherson (zie Asch.).
Α. Br. et Bouché, - A. Braun (zie A. Br.) en P. Κ. Bouché (zie Bouché).
Ach., - E. Acharius (1757-1819), professor te Vadstena bij Linköping (Zweden).
A. Cunn., - Allan Cunningham (Cunninghámia 1).
Adans., - M. Adanson (Adansónia).
A. DC, - A. L. P. P. de Candolle (candolleánus 2).
A. Dietr. / Α. Dietrich, - Albert Dietrich (1795-1856), custos van den bot. tuin te Berlijn.
Aell., - Paul Aellen (1896, Bazel; X), sinds 1927 rector te Bazel, schrijver van vele bot. publicaties. Naar hem werd ook het gesl. Aellénia ULBR.
A. et Ch. Rivière / A. et C. Rivière, - Auguste Rivière (?, ?; 1877, Parijs), hoofdtuinman van den Jardin du Luxembourg te Parijs, schrijver van vele tuinbouwkundige artikelen, en Charles Rivière, van wien mij niets bekend is.
A. et G., - P. Fr. A. Ascherson (zie Asch.) en K. O. R. P. P. Graebner (zie Graebn.).
A. et S., - O. Ames (zie Ames) en Ch. Schweinfurth (schweinfurthiánus).
Afz., - Α. Afzelius (Afzélia).
Ag., - Κ. Α. Agardh (1785-1859), hoogleeraar te Lund.
A. Gray, - Asa Gray (Graya).
Α. Η. Moore, - Albert Hanford Moore (1883 - X), Amer, plantkundige, schrijver o.a. eener monographie van het gesl. Spilanthes.
Airy-Shaw et J. J. S., - Herbert Kenneth Airy-Shaw (1902, Woodbridge, Suffolk, Engeland; X), assistent aan het Kew-herbarium en J. J. Smith(zie J. J. S.).
Ait., - W. Aiton (1731-93), hortulanus van den bot. tuin te Kew, of W. T. Aiton (1766-1849), zoon en opvolger van W. Aiton en mede-oprichter der Royal Horticultural Society (1804).
Aitch., - J. E. T. Aitchison (aitchisónii).
A. Juss., - Adrien H. L. de Jussieu (1797-1853), plantkundige te Parijs.
A. Kern., - A. Kerner von Marilaun (kernéri).
Alef., - Fr. Alefeld (1820-72), medicus-botanicus te Darmstadt.
A. L. Juss., - A. L. de Jussieu (1748-1836), hoogleeraar te Parijs.
All., - C. Allioni (Alliónia).
Allam., - Fr. Allamand (Allamánda).
Ambrosi, - Fr. Ambrosi (1821, Borgo, in Tirol aan de Brenta; 1897, Trente = Triënt), schrijver over de flora van Tirol.
Ames, - O. Ames. (amesiánus 2).
Ames et Schltr, - O. Ames (zie Ames) en F. R. Rudolf Schlechter (zie Schltr).
Ames et Schweinf., - zie A. et S.
Α. Murr. / Α. Murray, - Andrew Murray (murrayánus).
Anderss. / Andersson, - N. J. Andersson (1821-80), hoogleeraar te Stockholm.
Andr. / Andrews, - H. C. Andrews (bloeitijd 1794-1830) te Londen, uitgever van bot. plaatwerken.
Andr. Murr., - zie Α. Murr.
Andrz. / Andrzj., - A. L. Andrzejowski (1784-1868), hoogleeraar te Wilna.
Ant., - Fr. Antoine (1815-86), directeur van den bot. tuin te Schönbrunn bij Weenen.
A. P. DC., - zie D. C.
A. P. DC. et A. DC., - A. P. de Candolle (zie D. C.) en A. L. P. P. de Candolle (zie A. DC.).
Arcang., - G. Arcangeli (Arcangelísia).
Ard. / Arduin., - P. Arduino (Arduína).
Aresch., - Fr. W. Chr. Areschoug (areschoúgii).
A. Rich., - A. Richard (richardiánus).
Arn., - G. A. Walker-Arnott (arnottiánus).
Arnold, - Johann Franz Xaver von Arnold, auteur van een in 1785 verschenen beschrijving eener “Reise nach Mariazell” (Stiermarken). Overigens is mij niets van hem bekend dan, dat hij waarschijnlijk een geestelijke was.
Arrh., - J. P. Arrhenius (arrhénii).
Arruda, - Manoel Arruda da Camara (1752, Pernambuco, Brazilië; 1810, ?), schrijver eeniger bot. publicaties.
Asch. / Aschers., - P. Fr. A. Ascherson (aschersoniánus).
Aschers, et Gr. / Aschers. et Graebn. / Asch. et Gr. / Asch. et Graebn., - P. Fr. Α. Ascherson (zie Asch.) | |
| |
en Κ. Ο. R. P. P. Graebner (zie Graebn.).
Asch. et Kan., - P. Fr. A. Ascherson (zie Asch.) en Aug. Kanitz (zie Kanitz).
Asch. et Schweinf., - P. Fr. A. Ascherson (zie Asch.) en G. A. Schweinfurth (zie Schweinf.).
Aschrs., - zie Asch.
Aschrs. et Schweinf., - zie Asch. et Schweinf.
A. St.-Hil., - A. Fr. C. de Saint-Hilaire (1779-1853), Fr. plantkundige.
Aubl., - J. B. Chr. Fusée Aublet (Aublétia).
Auct., - Auctórum, d.i. der schrijvers, doch niet identiek met de door den oorspronkelijken beschrijver met denzelfden naam aangeduide soort (of gesl.).
Auct. div. / Auct. divers., - Auctórum diversórum, d.i. van verschillende schrijvers, doch niet, of niet alle, identiek met de door den oorspronkelijken beschrijver met denzelfden naam aangeduide soort (of gesl.).
Auct. nonn., - Auctórum nonnullórum, d.i. van sommige schrijvers, doch niet identiek met de door den oorspronkelijken beschrijver met denzelfden naam aangeduide soort (of gesl.).
Auct. plurim., - Auctórum plurimórum, d.i. der meeste schrijvers, doch niet identiek met de door den oorspronkelijken beschrijver met denzelfden naam aangeduide soort (of gesl.).
Audib., - U. Audibert (1789-1846), Fr.plantkundige.
A. W. Kloos, - A. W. Kloos Jr. (kloósii).
Bab., - Ch. C. Babington (babingtónii).
Backer, - C. A. Backer (backéri).
Backh., - J. Backhouse (backhoúsei).
Backh. et Harv., - J. Backhouse (zie Backh.) et W. H. Harvey (zie Harv.).
Bailey, - Fr. Manson Bailey (baileyánus).
Baill., - Η. Ε. Baillon (baillónii).
Bak. / Baker, - J. G. Baker (bakéri).
Baker f., - Baker filĭus, d.i. de zoon: E. G. Baker (1864-X), plantkundige te Londen, zoon van J. G. Baker (zie Bak.).
Bak. et Salm., - E. G. Baker (zie Baker f.) en Ch. E. Salmon (1872-1930), Eng. architect, schrijver eener flora van Surrey.
Bakh., - R. C. Bakhuizen van den Brink (bakhuizénii).
Balb., - G. B. Balbis (balbísii).
Balf., - J. Hutton Balfour (balfoúri).
Balf. f., - Balfour filĭus, d.i. de zoon: I. Bailey Balfour (balfouriánus), zoon van J. Hutton Balfour (zie Balf.).
Balf. f. et Forr. / Balf. f. et G. Forr., - I. Bailey Balfour (zie Balf. f.) en G. Forrest (zie G.
Forr.).
Balf. f. et W. W. Sm., - I. Bailey Balfour (zie Balf. f.) en Sir William Wright Smith (zie W. W. S.).
Ball, - John Ball (1818-89), Iersch plantkundige.
Banks, - J. Banks (Bánksea).
Banks et Sol., - J. Banks (zie Banks) en D. C. Solander (zie Sol.).
Barb. Rodr., - J. Barbosa Rodrigues (1842, Minaes Geraes, Brazilië; 1909, Rio de Janeiro), plantkundige.
Bartl., - Fr. G. Bartling (1798-1875), hoogleeraar te Göttingen.
Bartr., - (auteur van Andromĕda pulverulenta), - W. Bartram (1793-1823), landeigenaar in Délaware, die een groot deel van N.-Amerika bereisde, zoon van J. Bartram (Bartrámia).
Bast., - Toussaint Bastard (1784, Chalonnes-sur-Loire, bij Angers, Dépt. Maine-et-Loire; 1846, Chalonnes-sur-Loire), van 1807-14 directeur van den bot. tuin van Angers, schrijver eener flora (1809) van het Dépt. Maine-et-Loire. Na zijn aftreden studeerde hij in de medicijnen, werd M.D. en practiseerde tot aan zijn dood in zijn geboorteplaats.
Batem., - J. Bateman (batemáni).
Batsch, - A. J. G. K. Batsch (Bátschia).
Baumg., - J. Chr. G. Baumgarten (1765, Lückau, Z.Z.O. van Berlijn; 1843, Schässburg = Segesvár, Ζ.O. van Maros-Vasárhely in Zevenburgen), schrijver van eenige bot. publicaties.
Beauv., - Α. Μ. Fr. J. Palisot, baron de Beauvois (Belvísia).
Beauverd, - G. Beauverd (beauverdiánus).
Becherer, - Alfred Becherer (1897, Bazel; X) , sedert 1929 assistent aan het Conservatoire Botanique der stad Genève, daarnaast sinds 1935 privaatdocent aan de universiteit te Genève, schrijver van ± 70 bot. publicaties, voornamelijk over de flora van Zwitserland. Voor bot. doeleinden bereisde hij Zwitserland, Italië en de Balearen.
Beck, - G. ridder Beck van Mannagetta (1856-1931 ), hoogleeraar te Praag.
Becker, - 1. auteur van Eragrostis suaveŏlens in Karl Claus, Lokalflora der Wolgagegenden. Overigens is mij van hem niets bekend. 2. Wilhelm Becker (1874, Halberstadt; 1928, Kirchmoeser bij Brandenburg a.d. Havel), leeraar in de nat. historie, bekend schrijver over het gesl. Viŏla.
Beckm., - J. Beckmann (Beckmánnia).
Bedd., - R. H. Beddome (beddomeánus).
Beer, - J. G. Beer (1803, Weenen; 1873, Weenen), schrijver o.a. over Bromeliacĕae.
Béguinot, - Augusto Béguinot (1875, Paliano, O.Z.O. van Rome; X), sedert 1900 assistent van Saccardo (zie saccardiánus), na diens aftreden in 1915 zijn opvolger als hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Padua, van 1921-22 hoogleeraar te Sassari (N.W.-Sardinië), daarna hoogleeraar te Messina (1923-24), vervolgens te Modena (1925-29), sedert 1929 hoogleeraar te Genua, stichter en redacteur van 1’Archivio Botanico (thans in zijn 12den jaargang), bovendien schrijver van ± 300 bot. publicaties, waaronder een flora van Padua, een uitgebreide studie over de polymorphie bij Stellarĭa medĭa en een monographie van het gesl. Apocўnum.
Bell., - C. A. L. Bellardi (bellárdi).
Benj., - L. Benjamin (Benjamínia).
Benn., - J. J. Bennett (Bennéttia).
Benth., - G. Bentham (Benthámia).
Benth. et Hook. - G. Bentham (zie Benth.) en J. D. Hooker (zie Hook. f.).
Bercht. et Presl, - Fr. graaf Von Berchtold (1781-1876), Boh. plantkundige ,en J. Sv. Presl (1791-1849), hoogleeraar te Praag, te zamen schrijvers van een bot. werk.
Berg, - O. K. Berg (1815-66), hoogleeraar te Berlijn.
Berg., - P. J. Bergius (Bérgia).
Bergm., - Johannes Baptista Bergmans (schrijversnaam: John Bergmans) (1892, Antwerpen; X), tuinbouwkundige, sedert 1920 als landschap- en tuinarchitect gevestigd te Oisterwijk (Noord-Brabant, Nederland), schrijver van een aantal tuinbouwkundige werken, o.a. Vaste Planten en Rotsheesters (1924, 1936), Rots- en Muurtuinen (1928, 1933), De Tuin bij het Huis (1936) en van vele kleinere publicaties.
Bernh., - J. J. Bernhardi (Bernhárdia).
| |
| |
Berry, - A. Berry (Bérrya).
Bert., - Α. Bertoloni (Bertolónia).
Berth., - Sabin Berthelot (1794-1880), sedert 1847 Fr. consul op Teneriffe, schrijver te zamen met Ph. Barker Webb van een flora der Kanarische eilanden.
Bertol., - zie Bert.
Besser, - W. S. J. G. von Besser (Besséra).
Β. et H., - zie Benth. et Hook.
Β. et Pr., - zie Bercht. et Presl.
Beumée, - J. G. B. Beumée (beuméei).
Biasoletto, - B. Biasoletto (1793-1859), Ital. apotheker-plantkundige.
Bickn., - E. Pintard Bicknell (1859-1925), Amer. plantkundige.
Bieb., - Fr. A. vrijheer Marschall von Bieberstein (biebersteiniánus).
Bill. et Gr., - P. C. Billot (1796-1863), Fr. plantkundige, en Ch. Grenier (zie Gren.).
Biroli, - G. Biroli (1772-1825), Ital. plantkundige.
Bitter, - G. Bitter (1873-1927), directeur van den bot. tuin te Bremen, bekend schrijver over Solanacĕae.
B. Juss., - B. de Jussieu (Jussiéúa 2).
Bl., - C. L. Blume (Blúmea).
Blake, - Sidney Fay Blake (1892-X), Amer. plantkundige.
Blanco, - M. Blanco (Bláncoa).
Bl. et Rchb. f., - C. L. Blume (zie Bl.) en H. G. Reichenbach (zie Rchb. f.).
Bloemb., - Siebe Bloembergen (1905, Rottevalle, N. van Drachten, Friesland; X), sedert 1934 assistent bij den hoogleeraar voor plantensystematiek te Groningen, in 1935 gepromoveerd op het proefschrift: The genus Alangĭum in the Netherlands Indies.
Boeck. / Boeckl., - O. Boeckeler (boeckeléri).
Boehm., - G. R. Boehmer (boehméri).
Boenngh. / Boenningh., - Cl. M. Fr. von Boenninghausen (Boenninghausénia).
Boerl., - J. G. Boerlage (Boerlágea).
Boerl. et J. J. S., - J. G. Boerlage (zie Boerl.) en J. J. Smith (zie J. J. S.).
Boerl. et Kds / Boerl. et Koord., - J. G. Boerlage (zie Boerl.) en S. H. Koorders (zie Kds).
Boiss., - E. Boissier (boissiéri).
Boiss. et Heldr., - E. Boissier (zie Boiss.) en Th. von Heldreich (zie Heldr.).
Boiss. et Hoh. / Boiss. et Hohen., - E. Boissier (zie Boiss.) en R. Fr. Hohenacker (zie Hohenack.).
Boiss. et Reut., - E. Boissier (zie Boiss.) en G. Fr. Reuter (zie Reuter).
Boiv., - L. H. Boivin (boivíni).
Boj. / Bojer, - W. Bojer [1797 (of 1800)-1856], conservator van een museum op Mauritius.
Bold., - Isaac Boldingh (1879, Purmerend; X), van 1908-14 assistent en conservator voor de plantkunde aan de universiteit te Utrecht, van 1914-32 plantkundige bij het Departement van Landbouw, Handel en Nijverheid te Buitenzorg, thans gepensionneerd en te Amersfoort woonachtig, schrijver van verscheidene bot. publicaties, o.a. over de flora der Ned. Antillen en een Zakflora voor de Landbouwstreken op Java.
Bolle, - Karl Bolle (1821-1909), D. dendroloog en natuuronderzoeker.
Bolus, - H. Bolus (1834-1911), Eng. schrijver over de flora van Z.-Afrika.
Bong., - H. G. Bongard (1786-1839), D. plantkundige, overleden te St.-Petersburg.
Bonnet, - Edmond Bonnet (1848, Beaune, Dépt. Côte-d’Or; 1922, Parijs), plantkundige aan het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs, schrijver o.a. eener Flora van Parijs.
Bonnier, - Gaston Eugène Marie Bonnier (1853, Parijs; 1922, Parijs), sedert 1887 hoogleeraar in de plantkunde te Parijs, schrijver van vele bot. publicaties, waaronder een Flore du Nord de la France et de la Belgique en een Flore complète illustrée (van Europa).
Boott, - Fr. M. B. Boott (Boóttia).
Bor., - A. Boreau (boraeánus).
Borb., - V. von Borbás (borbásii).
Borbás et Uechtr., - V. von Borbás (zie Borb.) en R. von Uechtritz (uechtritziánus).
Borkh., - M. B. Borkhausen (1760-1806), D. plantkundige.
Bornm., - J. Fr. N. Bornmüller (bornmuelléri).
Bory, - J. B. M. baron Bory de Saint Vincent (boryánus).
Bosc, - J. A. Bosc (1764-1837), Fr. plantkundige.
Bouché, - P. K. Bouché (1784-1856), inspecteur van den bot. tuin te Berlijn.
Bowie, - J. Bowie (Bowíea).
Boxall, - W. Boxall (boxállii).
Brand, - A. Brand (1863, Berlijn; 1930, Sorau, Nieder-Lausitz), plantkundige.
Brandis, - D. Brandis (brandisiánus).
Brause, - G. Brause (brauseánus).
Br.- Bl., - Josias Braun-Blanquet (1884, ?; X), directeur van het Station Internationale de Géobotanique Méditerranéenne et Alpine te Montpellier, schrijver van belangrijke bot. publicaties.
Breda / Breda (Kuhl et Van Hasselt), - J. G. S. van Breda (1788-1867), Ned. plantkundige, die (1827) een deel der orchideeën beschreef, welke door Kuhl (Kúhlia) en Van Hasselt (Hasséltia) op Java verzameld waren.
Brem., - C . E. B. Bremekamp (1888, Dordrecht; X), bioloog, van 1912-14 verbonden aan het Proefstation voor de Java-Suikerindustrie te Pasoeroean, van 1915-21 leeraar aan de N.I.A.S. (Nederlandschindische Artsenschool) te Soerabaja, van 1921-23 privaatdocent te Amsterdam, van 1921-31 hoogleeraar te Pretoria, sindsdien ambteloos, thans te Bilthoven woonachtig, schrijver van vele belangrijke bot. publicaties.
Brign., - G. Brignoli a Brunhoff (1744-1857), hoogleeraar te Modena.
Briq., - J. Briquet (1870-1931), directeur van het bot. instituut te Genève.
Britt., - J. Britten (Britténia).
Britton, - Nathaniel Lord Britton (1859-1934), Amer. plantkundige.
Brogn. / Brongn., - A. Th. Brongniart (Brongniártia).
Brongn. et Koch, - A. Th. Brongniart (zie Brogn.) en C. (K.) H. E. Koch (zie C. Koch).
Brot., - F. de Avellar Brotero (Brotéra).
Brügg. / Brügger, - Chr. G. Brügger (1833-99), leeraar te Chur.
B. S. P., - Nathaniel Lord Britton (1859-1934), Emerson Ellick Sterns (1846-1926) en Justus Ferdinand Poggenburg (1840-93), Amer. plantkundigen.
Bth., - zie Benth.
Bth. et Clarke, - G. Bentham (zie Benth.) en Ch. Baron Clarke (zie Clarke).
Buch. / Buchen., - Fr. G. Ph. Buchenau (1831-1906), leeraar te Bremen.
Buch.-Ham., - Fr. Buchanan-Hamilton (buchana-
| |
| |
neánus).
Buckl., - S. Β. Buckley (1809-84), Amer. plantkundige.
Buese, - zie Buse.
Bull, - William Bull (1828-1902), stichter eener in 1916 opgeheven kweekerij te Chelsea (Londen), schrijver van tuinbouwkundige artikelen.
Bunge, - Α. von Bunge (bungeánus).
Bur., - Ε. Bureau (Bureavélla).
Burb., - Fr. W. Th. Burbidge (Burbídgea).
Burck, - W. Burck (Burckélla).
Bur. et Franch., - E. Bureau (zie Bur.) en A. Franchet (zie Franch.).
Bur. et Schum., - E. Bureau (zie Bur.) en Κ. W. Schumann (zie Κ. Schum.).
Burk. / Burkill, - Ι. Η. Burkill (Burkíllia).
Burr. / Burret, - M. Burret (1883, Saffig bij Coblenz; X), custos en professor aan het bot. museum te Berlijn-Dahlem, schrijver over palmen.
Bury, - Mevr. E. Bury (bloeitijd 1831-37), Engelsche, uitgeefster van het plaatwerk Hexandrian Plants.
Buse / Büse, - L. H. Buse (Búsea). De naam wordt ook wel Büse of Buese geschreven.
Buser, - R. Buser (1857, Aarau, Zwitserland; 1931, Genève), conservator van het Herbarium De Candolle te Genève.
Büsgen, - M. Büsgen (1858-1921), hoogleeraar te Münden (Hannover).
C. A. M., - C. (K.) A. Meyer (Meyéra).
Camb. / Cambess., - J. Cambessèdes (Cambessédea).
C. A. Mey., - zie C. Α. Μ.
Campbell,- D. H. Campbell (1859, Detroit, U.S.A.; X), oud-hoogleeraar, schrijver van vele bot. publicaties.
Campd., - Fr. Campdera, Fr. plantkundige, schrijver (1819) over Polygonacĕae.
Camus, - zie E. G. Camus.
Cardot, - J. Cardot, die in het Bulletin du Muséum National d’Histoire Naturelle te Parijs, 1918, een studie schreef over de Rosacĕae van O.-Azië.
Carr. / Carrière, - E. A. Carrière (carriérei).
Caruel, - Th. Caruel (1830-98), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Turijn.
Cas. DC. / Cas. D. C., - C. P. de Candolle (candolleánus 3).
Casp., - J. X. R. Caspary (Caspárya).
Cass., - A. H. G. graaf van Cassini (Cassínia).
Cav., - A. J. Cavanilles (Cavaníllea).
Cavillier, - François George Cavillier [1868, Bussigny-sur-Morges, Kanton Waadt (Vaud), Zwitserland; X], van 1887-98 preparateur aan het Herbarium Burnat (zie burnáti) te Nant-sur-Vevey, van 1898-1920 (als opvolger van Gremli) conservator van dat herbarium, sedert 1926 hoofdassistent aan het Conservatoire Botanique der stad Genève, schrijver van verscheidene bot. en biogr. publicaties. Voor bot. doeleinden bereisde hij (1890-1918) Zwitserland, Italië, Corsica, Spanje, de Balearen, Dalmatië, Montenegro, de Hercegowína, Bosnië en Algerije.
C. C. Gmel., - K. (C.) Chr. Gmelin (1762-1837), arts-plantkundige te Karlsruhe.
C Chr. / C. Christensen, - C. Fr. A. Christensen (Christensénia).
C. DC. / C. D. C., - zie Cas. DC.
C. E. Carr, - C. E. Carr te Tembeling (Pahang, Mal. Schiereiland), hedendaagsch orchideeën-specialist.
C. E. C. Fisch., - Cecil Ernest Claude Fischer (1870, Bombay; X), assistent voor de flora van Britsch Indië aan het Herbarium te Kew.
Čelak., - L. Čelakowsky (celakowskyánus; zie ook Addenda et Corrigenda).
Cerv., - V. Cervantes (cervantésii).
Ces. / Cesati, - V. Cesati (cesatiánus).
C. et C., - Antoine de Cugnac, hedendaagsch plantkundige te Parijs, en mej. Aimée Antoinette de Camus [dochter van E. G. Camus (zie E. G. Camus)], hedendaagsch plantkundige te Parijs, schrijfster van zeer vele bot. publicaties.
C. E. Weig., - Chr. E. Weigel (Weigélia).
Chabert, - E. Chabert (chabérti).
Chaix, - D. Chaix (chaixi).
Cham., - L. C. A.Chamisseau de Boncourt (Chamíssoa).
Cham. et Schl. / Cham. et Schld. / Cham. et Schlecht., - L. C. A. Chamisseau de Boncourt (zie Cham.) en D. Fr. L. von Schlechtendal (zie Schdl.).
Champ., - J. G. Champion (champióni).
Châtelain, - J. J. Châtelain, in de 2de helft der 18de eeuw plantkundige te Neuveville aan het Bielermeer, Zwitserland. Overigens is mij van hem niets bekend.
Chaub., - L. A. Chaubard (1785-1854), Fr. plantkundige.
Chav., - E. L. Chavannes (Chavannésia).
Ch. B. Robinson, - Ch. B. Robinson (robinsoniánus).
Ch. et Schl., - zie Cham. et Schl.
Chevallier, - Fr. F. Chevallier (1796-1840), Fr. plantkundige.
Ch. Koen., - Ch. (of C. of Κ.) Koenig (1774-1851), te Londen gevestigd plantkundige van D. afkomst.
Chod., - R. Chodat (1864-1934), hoogleeraar in de plantkunde te Genève.
Choisy, - J. D. Choisy (Chóísya).
Chr. Buch, - Chr. L. vrijheer Von Buch (1774-1853), D. plantkundige, schrijver over de flora der Kanarische eilanden.
Christ, - H. Christ (chrístii).
Christensen, - zie C. Chr.
C. H. Schultz, - C. (K.) H. Schultz (schultziánus).
Cir., - D. Cirillo (Cyrílla).
C. Koch, - C. (K ) H. E. Koch (1809-79), hoogleeraar te Berlijn.
C. Koen., - zie Ch. Koen.
C. K. Schn. / C. K. Schneid., - C. K. Schneider (schneidéri 1).
Clairv., - J. Ph. de Clairville (1742-1830), Zwitsersch plantkundige.
Clarke, - Ch. Baron Clarke (clarkeánus).
Clavaud, - Armand Clavaud (1828, Blanzac, Z.Z.W. van Angoulême, Dépt. Charente; 1890, Bordeaux), hoogleeraar aan den Gemeentelijken Leergang voor Botanie der stad Bordeaux, schrijver van vele bot. publicaties, waaronder een onvoltooid gebleven Flore de la Gironde (1881, 1884) en een monographie der sectie Cracca van het gesl. Vicĭa.
Clke, - zie Clarke.
Clos, - Dominique Clos (1821, Sorèze, Dépt. Tarn, Frankrijk; 1908, Sorèze), medicus, hoogleeraar in de plantkunde en directeur van den bot. tuin te Toulouse.
Clute, - William Nelson Clute (1869, Painted Post; New York; X), hoogleeraar te Indianápolis, Indiana, U.S.A.
| |
| |
C Muell. / C. Mueller, - C. (K.) Mueller (1817-70), uitgever van bot. werken.
Cogn., - A. Cogniaux (cogniauxiánus).
Colebr., - H. Th. Colebrooke (Colebroókia).
Colla, - L. Colla (1766-1848), Ital. plantkundige.
Collad., - L. Th. Fr. Colladon (1792-1862), Zwits. arts-plantkundige.
Colv., - J. Colvill (colvíllei 1).
Comm. / Commers., - Ph. Commerson (commersóni).
Conard, - Henry Shoemaker Conard (1874, Philadelphia; X), hoogleeraar in de plantkunde, schrijver over waterlelies.
Cook, - Orator Fuller Cook (1867, Clyde, New York; X), verbonden aan het Bureau of Plant Industry te Washington.
Cooke, - Th. Cooke (1836-1910), Iersch plantkundige, van 1860-93 in Eng. Indië werkzaam, schrijver eener Flora of Bombay.
Copel., - E. B. Copeland (copelándi).
Cornu, - Maxime Cornu (1843-1901), directeur van den Jardin des Plantes te Parijs.
Corr., - J. Fr. Correa da Serra (Córrea).
Coss., - E. Saint-Charles Cosson (1819-89), Fr. plantkundige, kenner der flora van N.-Afrika.
Coss. et Dur., - E. Saint-Charles Cosson (zie Coss.) en M. C. Durieu de Maisonneuve (zie Dur.).
Costa, - Antonio Cipriano Costa y Cuxart (1817-86), hoogleeraar te Barcelona.
Coste et Reynier, - Hippolyte Jacques Coste (1858, Balaguier-de Saint-Sernin, Dépt. Aveyron, Frankrijk; 1923, Saint-Paul-des-Ponts, Dépt. Aveyron), geestelijke, schrijver eener flora van Frankrijk en Corsica, en Alfred Reynier († 1932), plantkundige te Marseille.
Coulter, - Th. Coulter (coultéri).
Coulter et Evans, - John Merle Coulter (1851-1928), Amer. plantkundige, en Walter Harrison Evans (1863, Delphi, Indiana, U.S.A.; X), van 1891-1933 verbonden aan het United States Department of Agriculture, schrijver van vele bot. publicaties.
Cov., - Fr. V. Coville (1867-X), conservator van het United States National Herbarium te Washington.
Craib, - W. Grant Craib (1882, Kirkside, N.-Schotland; 1933, Kew), hoogleeraar te Aberdeen.
Crantz, - H. J. Ν. von Crantz (crántzei).
Crép. / Crépin, - Fr. Crépin (1830-1903), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Brussel, rozenspecialist.
Cretz. et J. J. S., - Paul Cretzoiu (1909, Boekarest; X), conservator van het herbarium van het bot. laboratorium te Boekarest, schrijver van vele bot. publicaties, en J. J. Smith (zie J. J. S.)
C. Richter, - zie K. Richter.
Crntz, - zie Crantz.
Croizat, - Léon Camille Marius Croizat (1894, Turijn; X), in 1929 genaturaliseerd tot Amerikaan, verbonden aan den dienst der openbare parken te New York.
C. Schroet., - C. Schroeter (schroeteriánus).
Cunn., - A. Cunningham (Cunninghámia, sub 1).
Curt. / Curtis, - W. Curtis (1746-99), apotheker-plantkundige te Chelsea (Londen), oprichter (1787) van The Botanical Magazine.
Cyrill / Cyrillo, - D. Cirillo (Cyrílla).
Czern., - Basil Czernajew (Cernajeff, Czerniaew, Tchernaiev, Tschemiajeff) [1793, Woronesch (Woronesh, Woronež), Z.-Rusland; 1871, Kharkoff (Charkow)], schrijver van een overzicht der planten van Charkow (1859).
Dalla Torre, - Carl (Karl) Wilhelm von Dalla Torre (1850, Kitzbühel, Tirol; 1928, Innsbruck), hoogleeraar in de zoölogie te Innsbruck, schrijver o.a. [te zamen met H. Harms (zie Harms)] van de Genĕra Siphonogamārum (1900-07), een kritische naamlijst aller in dien tijd bekende gesl. van hoogere planten.
Dalz., - N. A. Dalzell (1817, Edinburgh; 1878, Edinburgh), van 1841-70 werkzaam bij het Boschwezen in de provincie Bombay.
Dalz. et Gibs., - N. A. Dalzell (zie Dalz.) en Alexander Gibson (1800, Laurencekirk, Schotland; 1867, Bombay), medicus-houtvester, beiden werkzaam in de provincie Bombay.
Dandy, - James Edgar Dandy (1903, Preston, Lancashire, Engeland; X), plantkundige verbonden aan het Museum voor Natuurlijke Historie te Londen.
Dans., - B. H. Danser (danséri).
Darl., - W. Darlington (1782-1863), Amer. medicus-plantkundige.
David, - A. David (armándii).
D. C., - A. P. de Candolle (Candóllea).
D. C. fil., - De Candolle filĭus, d.i. de zoon: A. L. P. P. de Candolle (zie A. DC.)·
Dcs., - J. Decaisne (Decáísnea).
Dcs. et Planch., - J. Decaisne (zie Dcs.) en J. E. Planchon( zie Planch.).
D. Dietr., - David Nathanael Friedrich Dietrich (1799, Ziegenhain bij Jena; 1888, Jena), schrijver van vele bot. publicaties.
D. Don, - David Don (doniánus 2).
De Br. / De Bruyn, - A. J. de Bruyn (1811, Delft; 1895, ’s Gravenhage),paardenarts-botanicus, in 1834 in militairen dienst getreden, in 1879 gepensionneerd met den rang van luitenant-kolonel, een van de oprichters (1845) der Ned. Bot. Vereeniging, bewerker der gesl. Rubus, Polygŏnum en Rumex voor den 1sten druk van den Prodrŏmus Florae Batāvae, schrijver van verscheidene publicaties.
Decne, - zie Dcs.
Decne et Planch., - zie Dcs. et Planch.
Decsne, - zie Dcs.
Decsne et Planch., - zie Dcs. et Planch.
Degen, - Arpád von Degen (1866, Preszburg; 1934, Boedapest), medicus-botanicus te Boedapest, verdienstelijk onderzoeker van en schrijver over de flora van Hongarije en het Balkán-schiereiland.
Degen et Doerfl. / Degen et Dörfl., - Arpád von Degen (zie Degen), en Ignaz Dörfler (1866, Weenen; X), natuurhistorisch reiziger te Weenen.
Degl., - J. V. Y. Degland (1773-1841), Fr. plantkundige.
De Jonghe, - J. de Jonghe, omstreeks het midden der 19de eeuw bloemkweeker te Brussel.
Del., - A. Raffeneau Delile (Delíla).
Delar., - Fr. Delaroche (Róchea).
Delarbre, - A. Delarbre (1724-1814), Fr. plantkundige.
Delile, - zie Del.
Dennst., - A. W. Dennstedt (Dennstáédtia).
De Not. / De Notaris, - G. de Notaris (1805-77), hoogleeraar, eerst te Genua, daarna te Rome.
Deppe, - F. Deppe (déppei).
Desf., - R. L. Desfontaines (Desfontáínea).
Desp., - (Solānum atriplicifolĭum Desp.), - Desportes, die dezen naam geschonken had aan een plant, welke zich in 1813 bevond in het herbarium van | |
| |
A. P. de Candolle (zie Candóllea). Mogelijk is Ν. Η. Fr. Desportes (1776-1856) bedoeld, Fr. schrijver van een flora der departementen Sarthe en Mayenne.
Desr., - L. A. J. Desrousseaux (?, ?; ?, ?), te Parijs, medewerker aan de bot. encyclopedie [deel III (1789)] van De Lamarck (zie lamarckiánus). - Volgens Dr. John Hendley Barnhart te New York (zie diens aan mij gericht schrijven van 13 April 1936, voorts barnhártii en ook het Voorbericht van dit boek) is hij mogelijk identiek met den lakenfabrikant-politicus, Joseph Auguste Desrousseaux (1753, Sedan; 1838, Vendières, Dépt. Marne) te Sedan.
Desv., - A. N. Desvaux (1784-1856), hoogleeraar te Angers.
De Vr., - W. H. de Vriese (devriései).
De Vr. et T., - W. H. de Vriese (zie De Vr.) en J. E. Teysmann (zie Teysm.).
De Vriese, - zie De Vr.
De Wildem., - E. de Wildeman (1866, St-Josse-ter-Noode, Brussel; X), eeredirecteur van den bot. tuin te Brussel, schrijver van vele bot. publicaties.
Dickson, - E. D. Dickson (?-1900), Eng. medicus-plantkundige.
Didr., - D. F. Didrichsen (1814-87), van 1875 tot aan zijn dood directeur van den bot. tuin te Kopenhagen.
Dieck, - G. Dieck (1847, Zöschen bij Merseburg; ?, ?), landgoedbezitter-dendroloog, die Europa, N.-Afrika en de Levant bereisde, kweeker van houtige gewassen en Alpenplanten, schrijver van vele dendrol. publicaties.
Diels, - L. Diels (dielsiánus).
Dietr., - zie D. Dietr.
Dill., - J. J. Dillenius (Dillénia).
Dipp. / Dippel, - L. Dippel (dippeliánus).
Dode, - Louis Albert Dode (1875, Moulins, a/d Allier; ?, ?), dendroloog te Parijs, bekend door zijn studiën over Popŭlus en Salix.
Doell / Döll, - J. Chr. Döll (1808-85), bibliothecaris-botanicus te Karlsruhe.
Domb., - J. Dombey (Dombéya).
Domin, - K. Domin (1882-X), hoogleeraar te Praag.
Don, - Zie D. Don en ook G. Don.
Donn, - James Donn (1758-1813), hortulanus van den bot. tuin te Cambridge (Engeland).
Dop, - Paul Dop (1876, Toulouse; X), sedert 1927 hoogleeraar aan de Faculté des Sciences te Toulouse.
Dougl., - D. Douglas (Douglásia).
Dreves et Hayne, - J. Fr. P. Dreves (1772-1816), D. plantkundige en Fr. G. Hayne (1763-1832), hoogleeraar te Berlijn.
Druce, - G. Cl. Druce (1850-1932), hoogleeraar te Oxford.
Drude, - C. G. O. Drude (1852-1933), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Dresden.
Drummond et Prain, - J. R. Drummond (1851-1921), Schotsch plantkundige, die van 1874-1904 in de Punjab (vlakte Z. van het westelijk deel van den Himalaya; ruim 7 x Nederland) arbeidde, en D. Prain (zie Prain).
Dryand., - J. Dryander (Dryándra).
Dub. / Duby, - J. E. Duby (1798-1885), Zwits. geestelijke-plantkundige.
Duch. / Duchesne, - A. N. Duchesne (Duchésnea).
Du Croz, - auteur van Potamogēton plantaginĕus in Roemer et Schultes, Systēma Vegetabilĭum, III, 504 (1818). Overigens is mij van hem niets bekend.
Duhamel, - H. L. Duhamel du Monceau (Hamélia).
Dulac, - J. Dulac (bloeitijd 1867), Fr. geestelijke-plantkundige.
Dum.,- B. Ch. Dumortier (1797-1878), Belg. staatsman-plantkundige.
Dun. / Dunal, - M. F. Dunal (dunaliánus).
Dunn, - Stephen Troyte Dunn (1868, Bristol; Χ), van 1898-1901 particulier secretaris van den directeur van het Kew-herbarium, van 1903-10 hoofd van het Botanical and Forestry Department van Hongkong, van 1919-25 verbonden aan het Kew-herbarium als assistent voor Indië.
Dur., - M. Ch. Durieu de Maisonneuve (1796-1878), directeur van den bot. tuin van Bordeaux.
Durand, - Th. A. Durand (1855-1912), Fr. plantkundige, schrijver (1888) van een Index Genĕrum Phanerogamārum.
Durande, - J. Fr. Durande (1730-94), Fr. plantkundige.
Durazz., - A. Durazzini, in de 2de helft der 18de eeuw medicus-plantkundige te Florence.
Durieu, - zie Dur.
Durieu et Asch., - M. C. Durieu de Maisonneuve (zie Dur.) en P. Fr. A. Ascherson (zie Asch.).
Duroi, - J. Ph. Duroi (1741, Brunswijk; 1785, Brunswijk ), medicus-dendroloog.
D’Urv., - J. S. C. Dumont d’Urville (durvilláéi).
Duthie, - J. F. Duthie (duthieánus).
Duval, - Ch. J. Duval (duválii).
Dyer, - W. T. Thiselton-Dyer (Dyéra).
Dykes, - W. R. Dykes (1877-1925), Eng. plantkundige, schrijver o.a. over Iris en Tulĭpa.
Eckl., - Chr. Fr. Ecklon (ecklónii).
Eckl. et Zeyh., - Chr. Fr. Ecklon (zie Eckl.) en K. L. Ph. Zeyher (zie onder zeyhéri).
E. Coemans, - H. Eug. L. Coemans (1825, Brussel; 1871, Gent), geestelijke-plantkundige te Gent.
Edgew., - M. P. Edgeworth (edgewórthii).
Edw. Sm., - zie J. E. Sm.
E. G. Camus, - Edmond Gustave Camus (1852, Parijs; 1915, Parijs), apotheker-botanicus, daarbij uitnemend teekenaar, sedert 1908 volontair aan het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs, schrijver van ruim 130 bot. artikelen en werken.
Ehrenb., - Chr. G. Ehrenberg (1795-1876), hoogleeraar te Berlijn, beroemd natuuronderzoeker (zie onder hempríchii).
Ehrenb. et Hempr., - Chr. G. Ehrenberg (zie Ehrenb.) en Fr. W. Hemprich (hempríchii).
Ehrh., - J. Fr. Ehrhart (Ehrhártia).
E. H. Wils., - E. H. Wilson (wilsóni).
Eichl., - A. W. Eichler (eichléri 1).
E. Koehne, - B. A. E. Koehne (1848-1918), gymnasiumleeraar-dendroloog te Berlijn.
Ell. / Elliott, - St. Elliott (1771-1830), Amer. plantkundige.
Ellis, - J. Ellis (± 1710-1776), koopman-plantkundige te Londen.
Elm., - A. D. E. Elmer (elméri).
E. Mercier, - E. Mercier (1802-63), Zwits. medicus-plantkundige, Rubus-kenner.
E. Mey. / E. Meyer, - E. H. F. Meyer (meyeriánus 2).
E. M. Fries, - zie Fr.
Endl., - St. L. Endlicher (endlicheriánus).
Engelm., - G. Engelmann (engelmánni)
| |
| |
Engl. / Engler, - H. G. A. Engler (engléri).
Engl. et Krause, - H. G. A. Engler (engléri) en Kurt Krause (zie K. Krause).
Engl, et Warb., - H. G. A. Engler (zie Engl.) en O. Warburg (zie Warb.).
Englm., - zie Engelm.
Eschsch., - J. Fr. G. von Eschscholz (Eschschólzia).
Eschw., - Fr. G. Eschweiler (Eschweiléria).
Fabr., - Ph. Κ. Fabricius (1714-74), hoogleeraar te Helmstedt.
Falc., - Hugh Falconer (falconéri 1).
Farrer, - R. J. Farrer (farréri).
Fawc., - W. Fawcett (1851, Arklow, Z.O.-Ierland; 1926, Blackheath bij Londen), schrijver over de flora van Jamaica.
Fedtsch., - A. P. Fedtschenko (olgae).
Fée, - A. L. A. Fée (féei).
Fenzl, - E. Fenzl (fenzliánus).
Fern. / Fernald, - Merritt Lyndon Fernald (1873, Orano, Maine, U.S.A.; X), hoogleeraar aan de Harvard University te Cambridge, Mass., U.S.A., schrijver van vele bot. publicaties.
F. et W., - Merritt Lyndon Fernald (zie Fern.) en Ch. A. Weatherby, Amer, plantkundigen.
Fig. et Not., - A. Figari Bey (figárei) en G. de Notaris (1805-77), hoogleeraar, eerst te Genua, later te Rome.
Finet, - E. Achille Finet (1863, Argenteuil bij Parijs; 1913, Parijs), onder leiding van Bureau (zie Bur.) volontair aan het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs, uitnemend kenner van en schrijver over orchideeën, waarvan zijn vader te Argenteuil een groote verzameling bezat. Hij heeft Indo-China bereisd. Hij liet aan het Museum een som van 600 000 francs na om de verzameling te onderhouden en het personeel uit te breiden.
Fiori et Paoletti, - Adriano Fiori (1865, Formigine, Z.W. van Modena; X), van 1900-1913 hoogleeraar in de plantkunde te Vallombroso (O. van Florence), sedert 1914 hoogleeraar te Florence, die in 1909 Eritrea en in 1924 het eiland Rhodos voor bot. doeleinden bereisde, en Giulio Paoletti (1865, Venetië; X), van 1896-1933 hoogleeraar in de nat. historie achtereenvolgens te Melfi (O. van Napels), Arezzo (O. van Livorno), Messina en Udine (N.W. van Triëst), die verscheidene streken van Italië en Sicilië voor bot. doeleinden bereisde, beiden schrijvers van verscheidene bot. publicaties, te zamen auteurs eener Flora van Italië.
Fisch., - Fr. E. L. (von) Fischer (fischéri 2).
Fischer-Benzon, - Rudolf von Fischer-Benzon (1839, Westermühlen; 1911, Kiel).
Fisch. et Mey., - Fr. E. L. von Fischer (zie Fisch.) en C. (K.) A. Meyer (zie C. A. M.).
Fitzg., - R. D. Fitzgerald (1830-92), Iersch plantkundige, sedert 1856 in Sydney.
Flem., - J. Fleming (Flemíngia).
Fluegge, - J. Flügge (Fluéggea).
Fl. Wett., - Flora der Wetterau (streek N. van Frankfort a/d Main). Zie G. M. Sch.
Focke, - W. O. Focke (1834, Bremen; 1922, Bremen), arts-botanicus te Bremen, beroemd Rubus-kenner.
Forbes, - Henry O. Forbes (forbesiánus).
Forbes et Hemsley, - Henry O. Forbes (zie Forbes) en W. Botting Hemsley (zie Hemsl.).
Forsk., - P. Forskål (forskálii).
Forst., - J. R. Forster en J. G. A. Forster (zie voor beiden forstéri).
Fort. / Fortune, - R. Fortune (fortuneánus).
Foster, - M. Foster (fosteriánus).
Foster et Baker, - M. Foster (zie Foster) en J. G. Baker (zie Bak.).
Foug. / Fouger., - A. D. Fougeroux de Bondaroy (1732-89), Fr. plantkundige.
Fourn., - Eug. P. N. Fournier (fourniéri).
Fourr., - Jules Pierre Fourreau (1844, Lyon; 1871, Beaune, Z.Z.W. van Lyon, in het hospitaal, aan wonden hem toegebracht in den Fr.-D. oorlog; begraven te Lyon), ijverig florist, medewerker van Jordan (zie J.).
Foxw., - F. W. Foxworthy (foxwórthyi).
Fr., - E. M. Fries (frieseánus).
Franch., - A. Franchet (franchéti).
Fres., - J. B. G. W. Fresenius (1808-66), D. medicus-plantkundige.
Freyer, - H. Freyer (1802-66), custos van het natuurhistorisch museum te Laibach.
Freyn, - J. Freyn (freyniánus).
Friderichsen, - P. Kr. N. Friderichsen (1853-1932), drogist-apotheker te Gudumholm en later te Kjellerup (twee dorpjes in Jutland), daarbij Rubus-kenner.
Fries, - zie Fr.
Fritsch, - K. Fritsch (1864-1934), Oostenr. plantkundige.
Friv., - I. Frivaldszky von Frivald (Friváldia).
Frost, - John Frost (1803-40), Eng. medicus-plantkundige.
Fr. W. Schultz / F. Schultz, - Fr. W. Schultz (1804-76), D. medicus-plantkundige.
Funck, - Chr. H. Funck (Fúnckia).
Furtado, - Caetano Xavier dos Remedios Furtado [1897, Merces, Goa (Portug. bezitting aan de W.-kust van Voor-Indië, ongeveer 15-16° N.B.); X], sedert 1926 verbonden aan den bot. tuin van Singapore, schrijver van verscheidene bot. publicaties, inzonderheid over palmen.
F. Vill, - C. Fernandez-Villar (villárii).
F. v. M., - Ferdinand von Müller (ferdinándi muelléri).
F. v. M. et Kränzl., - Ferdinand von Mueller (zie F. v. M.) en Fr. Kränzlin (zie Kränzl.).
F. v. Müll. / F. von Muell., - zie F. ν. Μ.
F. W. Schmidt, - Fr. W. Schmidt (1763-96), hoogleeraar te Praag.
F. W. Schultz, - Fr. W. Schultz (1804-76), D. medicus-plantkundige.
Fzl, - zie Fenzl.
Gaertn., - J. Gärtner (Gaertnéra).
Gaertn. f., - Gärtner filĭus, d.i. de zoon: Κ. Fr. Gärtner (1772-1850), arts te Calw, zoon van J. Gärtner (zie Gaertn.).
Gage, - A. Th. Gage (1871-X), oud-directeur van den bot. tuin te Calcutta.
Gagnep., - F. Gagnepain (gagnepáínii).
Gamble, - J. S. Gamble (1847-1925), ambtenaar bij het boschwezen in Eng. Indië, schrijver van bot. werken.
Gams, - Helmut Gams (1893, Brünn; X), bioloog, van 1922-28 werkzaam aan het biol. station te Wasserburg aan de Boden-See, sedert 1929 docent aan de universiteit te Innsbruck, schrijver van vele bot. en andere publicaties, bewerker der Leguminōsae, Borraginacĕae en Labiātae in Hegi’s Illustrierte Flora von Mittel-Europa.
Garcke, - Fr. A. Garcke (1819-1904), plantkundige te Berlijn.
| |
| |
Gardn. / Gardner, - G. Gardner (gardnéri).
Gärtn., - zie Gaertn.
Gasp., - G. Gasparrini (Gasparínia).
Gaud., - Ch. Gaudichaud-Beaupré (gaudicháúdi).
Gaudin, - J. Fr. G. Ph. Gaudin (gaudíni).
Gay, - J. E. Gay (gayánus).
Gay et Monn., - J. E. Gay (zie Gay) en J. P. Monnard (1791- na 1836), Zwits. geestelijke-plantkundige.
G. Beck, - zie Beck.
G. Benn., - George Bennett (1804-93), Eng. medicus-natuuronderzoeker, die vele jaren in Australië doorbracht.
G. Camus, - zie E. G. Camus.
Gdch., - zie Gaud.
G. Don, - George Don (doniánus 2).
Geis., - E. F. Geiseler (1781-1827), D. medicus-plantkundige.
Gentil, - Louis Gentil (1874, Luik; X), chef de cultures aan den bot. tuin te Brussel.
Gepp, - A. Gepp (1862, High Easter, Essex; X), van 1886-1927 verbonden aan het Museum voor Nat. Historie te Londen.
G. et D. Don, - gebroeders G. Don en D. Don (zie voor beiden doniánus 2).
Gèze, - Jean Baptiste Marie Louis Gèze (1870, Toulouse; 1932, Montpellier), docent in de plantkunde, die zich vooral toelegde op de studie van moerasplanten met het oog op het daarvan te maken gebruik, schrijver over het gesl. Typha.
G. F. Hoffm., - G. Fr. Hoffmann (Hoffmánnia).
G. F. Mey, - G. Fr. W. Meyer (1782-1856), hoogleeraar te Göttingen.
G. Forr., - G. Forrest (forréstii).
G. Fr. Mey, - zie G. F. Mey.
G. Gord., - G. Gordon (1806-79), Iersch plantkundige.
Gibbs, - mej. L. S. Gibbs (gíbbseae).
Gibelli et Belli, - Giuseppe Gibelli (1831, Santa Cristina bij Pavia; 1898, Turijn), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin eerst te Bologna, later te Turijn, en Carlo Saverio Belli [1852, Domodossola (N.W.-Italië); 1919, Turijn], van 1883-1901 verbonden aan den bot tuin van Turijn, daarna hoogleeraar te Cagliari (Z.-Sardinië), vervolgens weer te Turijn gevestigd, te zamen schrijvers van verscheidene publicaties over het gesl. Trifolĭum.
Gies., - K. Giesenhagen (1860-1928), hoogleeraar te München.
Gilg, - E. Gilg (gilgiánus).
Gilib., - J. E. Gilibert (Gilibértia).
Ging., - Fr. Ch. J. Baron Gingins de la Sarraz [1790, Château de la Sarraz, Kanton Waadt (Vaud), Zwitserland; 1863, Lausanne], plantkundige.
Gled., - J. G. Gleditsch (Gledítschia).
Glox., - B. P. Gloxin (Gloxínia).
Gmel., - zie J. F. Gmelin.
G. Mey., - zie G. F. Mey.
G. M. Sch., - Ph. G. Gärtner (1754-1825), apotheker te Hanau; Β. Meyer (1767-1836), D. plantkundige, en J. Scherbius (1769-1813), D. plantkundige, te zamen schrijvers van een flora der Wetterau (landstreek Ν. van Frankfort a/d Main).
Godr., - D. A. Godron (godrónii), medeschrijver (zie Gren. et Godr.) eener flora van Frankrijk.
Gomez (ten rechte Gomes), - B. A. Gomes (1769-1823), Portug. marinearts.
Good., - S. Goodenough (Goodénia).
Gord.,- G. Gordon (1806-79), Iersch plantkundige.
Gouan, - A. Gouan (Gouánia).
Graebn., - K. O. R. P. P. Graebner (graebnéri).
Graebn. et Diels, - K. O. R. P. P. Graebner (zie Graebn.) en L. Diels (zie Diels).
Grah., - R. Graham (grahámi 1).
Grantz., - Carl Grantzow (?, ?; 1894, Prenzlau), schrijver eener flora van de U(c)kermark (W. van Stettin).
Gray, - zie A. Gray.
Greene, - Edward Lee Greene (1842-1915), Amer. plantkundige.
Gremli, - Aug. Gremli (1833-99), Zwits. plantkundige.
Gren., - Chr. Grenier (1806-75), hoogleeraar te Besançon, medeschrijver (zie Gren. et Godr.) eener flora van Frankrijk.
Gren. et Godr., - Ch. Grenier (zie Gren.) en D. A. Godron (zie Godr.), te zamen schrijvers eener flora van Frankrijk.
Grenier, - zie Gren.
Grev., - R. K. Greville (grevilleánus).
Griff., - W. Griffith (Griffíthia).
Grimm, - J. Fr. K. Grimm (1737-1821), D. arts-plantkundige.
Griseb., - A. H. R. Grisebach (grisebachiánus).
Grml., - zie Gremli.
Gron. / Gronov., - J. Fr. Gronovius (gronóvii).
Groves, - Henry Groves (1855-1912), Eng. plantkundige en zijn broeder James Groves.
Gugl., - W. Gugler, in 1908 schrijver over de Centaurēa’s van het Hongaarsche Nationaal Museum.
Guill., - A. Guillemin (1796-1842), plantkundige te Parijs.
Guill. et Perr., - A. Guillemin (zie Guill.), en S. Perrottet (zie Perr.).
Guill. Perrot. et Rich. / Guill. Perrot. Rich. / Guill. Perr. Rich., - A. Guillemin (zie Guill.), S. Perrottet (zie Perr.) - en A. Richard (zie A. Rich.).
Gunner., - J. E. Gunnerus (Gunnéra).
Gürke, - Robert Louis August Max Gürke (1854, Beuthen a. d. Oder; 1911, Steglitz bij Berlijn), bewerker der Borraginacĕae in den eersten druk van Engler und Prantl, Die Natürlichen Pflanzenfamilien.
Guss., - G. Gussone (Gussónea).
Gutierrez, - Mexicaan, van wien mij niets bekend is dan, dat hij volgens D. Fr. L. von Schlechtendal (zie Schdl) (in Linnaea XXVI, 1854, p. 382) de auteur is geweest van het gesl. Tornelĭa.
Haberle, - K. K. Haberle (Habérlea).
Hack., - E. Hackel (Hackelóchloa).
Haenke, - Th. Haenke (haenkeánus).
Hagenb., - K. Fr. Hagenbach (1771-1849), hoogleeraar te Bazel.
Haines, - Henry Hazelfoot Haines (1867, Londen; X), opperhoutvester van Behar (N.W. van Calcutta en Orissa (zie orixénsis), schrijver van een flora dier provincies en van andere bot. publicaties.
Halácsy, - Eug. von Halácsy (1842-1913), medicus-botanicus te Weenen.
Hall. / Haller, - A. von Haller (halléri).
Hall, f., - 1. (Crepis setōsa Hall. f.), - Haller filĭus, d.i. Haller de zoon: Albert von Haller (1758, Bern; 1823, Bern), zoon van den beroemden Zwits. plantkundige Albrecht von Haller (zie Hall.). 2. (Nederlandschind. planten),- Hallier filĭus, d.i. de zoon: J. G. Hallier (halliéri) zoon van den D. plantkundige E. Hallier.
| |
| |
Ham., - zie Buch.-Ham.
Hamet, - Raymond Hamet (Dijon, ?; X) , lector te Parijs, schrijver van zeer vele wetensch. publicaties, waaronder een monographie van het gesl. Kalanchŏë.
Hampe, - E. Hampe (1795-1880), D. apotheker-plantkundige.
Hance, - H. Fletcher Hance (Háncea).
Hand.-Mazz., - Heinrich Handel-Mazzetti (1882-X), custos der bot. afdeeling van het natuurhist. museum te Weenen, bot. reiziger.
Hanst., - J. (von) Hanstein (1822-80), hoogleeraar te Bonn.
Harms, - H. Harms (harmsiánus).
Harr., - M. W. Harrington, hoogleeraar te Michigan, U.S.A., schrijver over varens (1877), daarna (tot 1893) van meteorologische studiën.
Hartm., - C. (K.) J. Hartman (1790-1849), Zw. plantkundige.
Harv. / Harvey, - W. H. Harvey (harvéýi).
Hassk., - J. K. Hasskarl (Hasskárlia).
Hassl., - Emile Hassler (1861, Aarau; X), medicus, die zich in Paraguay vestigde, verdienstelijk onderzoeker van en schrijver over de flora van dat land.
Hauman, - Lucien Hauman, eerst hoogleeraar in de bot. pathologie en mikrobiologie te Buenos Aires (Argentinië), thans hoogleeraar in de plantkunde te Brussel, schrijver o.a. over de flora van Z.-Amerika.
Hausskn., - H. K. Haussknecht (1838-1903), D. plantkundige.
Haw. / Haworth, - A. W. Haworth (Hawórthia).
Hayata, - Β. Hayata (?-1934), directeur van het bot. instituut te Tokyo.
Hayek, - Α. Ε. von Hayek (1871-1928), arts-botanicus te Weenen.
Hayne, - Fr. G. Hayne (1763-1832), hoogleeraar te Berlijn.
Η. Β. Κ., - Fr. W. H. Alexander von Humboldt (Humbóldtia), Α. J. A. Bonpland (bonplandiánus) en K. S. Kunth (zie Kth).
H. C. Wats., - H. C. Watson (1804-81), Eng. plantkundige.
Heckel, - Edouard Marie Heckel (1843, Toulon; 1916, Marseille), eerst marine-apotheker, daarna achtereenvolgens leeraar in de plantkunde te Nancy en hoogleeraar te Grenoble en te Marseille, in welke laatste stad hij ook directeur van den bot. tuin was en een werkzaam aandeel nam in de stichting van een Koloniaal Instituut.
Hedw. f., - Hedwig filĭus, d.i. de zoon: R. A. Hedwig (1772-1806), hoogleeraar te Leipzig, zoon van J. Hedwig (1730-99), hoogleeraar te Leipzig. Het tijdschrift Hedwigĭa is naar den vader genoemd.
Heer, - O. Heer (Heéria).
Hegelm., - Chr. Fr. Hegelmaier (1833-1906), hoogleeraar te Tübingen.
Hegi, - Gustav Hegi (1876-1932), hoogleeraar te München, schrijver (met anderen) der beroemde Illustrierte Flora von Mittel-Europa.
Hegi et Schmid, - G. Hegi (zie Hegi), en Emil Schmid [1891, Cannstatt (Stuttgart); X] , van 1916-20 assistent en medewerker van Hegi, in 1921 benoemd tot assistent aan het Instituut für Seenforschung te Langenargen (Bodensee), sedert 1929 assistent en custos aan den bot. tuin en het museum der universiteit te Zürich, sedert 1935 tevens als privaatdocent voor plantengeographie aan die instelling werkzaam, schrijver van verscheidene bot. publicaties, vooral op plantengeogr. gebied. Tusschen 1923 en 29 bezocht hij voor bot. doeleinden Sardinië, de Oost-Alpen en Montpellier.
Heim, - Frédéric Louis Heim (1869, Metz; X), schrijver over Dipterocarpacĕae.
Heimerl, - A. Heimerl (1857, Boedapest; ?, ?), leeraar te Weenen, verdienstelijk onderzoeker van en schrijver over de flora van Oostenrijk, bewerker (1889) der Nyctaginacĕae voor Engler und Prantl, Die Natürlichen Pflanzenfamilien.
Heist., - L. Heister (1683-1758), D. plantkundige.
Heldr., - Th. von Heldreich (heldréíchii).
Hellen., - C. N. Hellenius (Hellénia).
Hemsl., - W. Botting Hemsley (hemsleyánus).
Hemsl. et E. H. Wils., - W. Botting Hemsley (zie Hemsl.) en E. H. Wilson (zie E. H. Wils.).
Hemsl. et O. Κ., - W. Botting Hemsley (zie Hemsl. ) en C. E. Otto Kuntze (zie Ktze).
Henr., - J. Th. Henrard (henrárdi).
Hensch. et Mor., - A. W. E. Th. Henschel (henschéli) en A. Moritzi (zie Mor.).
Herb., - W. Herbert (herbertiánus 2).
Herbich, - Fr. Herbich (1791-1865), Oostenr. plantkundige.
Herb. Roxb., - onder dien naam aangetroffen in het herbarium van W. Roxburgh (zie Roxb.).
Herrm., - J. Herrmann (1738-1800), hoogleeraar te Straatsburg. - Zie ook W. Herrmann.
Hert., - Wilhelm Herter (1894, Berlijn; X), thans hoogleeraar te Montevídeo (Uruguay), schrijver over Lycopodiacĕae.
Hesse, - Α. Hesse (héssei).
Η. et Arn., - W. J. Hooker (zie Hook.) en G. A. Walker Arnott (zie Arn.).
H. et Th., - J. D. Hooker (zie Hook. f.) en Th. Thomson (zie Thoms.).
Heuff., - J. Heuffel (1800-57), Hongaarsch arts-plantkundige.
Heufler, - L. J. von Heufler, vrijheer zu Rasen und Perdonegg (1817-85), Oostenr. plantkundige.
Heyne, - B. Heyne (Héýnea).
Heynh., - G. Heynhold, D. plantkundige van omstreeks het midden der 19de eeuw.
H. f. et Th., - zie H. et Th.
Hickel, - Paul Robert Hickel (1861, Mulhouse = Mülhausen, Dépt. Haut-Rhin = Elzas; 1935, Versailles), bekend dendroloog, eerst in Algiers, van 1904-23 lector in de boschbouwkunde aan de landbouwschool te Grignon bij Parijs, schrijver van vele publicaties, o.a. over de flora van Indo-China.
Hier., - G. Hieronymus (hierónymi).
Hiern, - W. Ph. Hiern (hiérnii).
Hieron., - zie Hier.
Hill, - Sir Arthur W. Hill (1875-X), directeur van den bot. tuin te Kew. Dezelfde afkorting wordt wel gebezigd voor J. Hill en W. Hill, q.v.
Hitchc., - A. Sp. Hitchcock (1865-1935), Amer. agrostoloog.
Hitchc. et Ch. / Hitchc. et Chase, - A. Sp. Hitchcock (zie Hitchc.) en Mary Agnes Chase, geb. Merrill (1869-X).
Η. J. Lam, - H. J. Lam (lamiánus).
H. Marsh., - Humphry Marshall (1722-1801), Amer. plantkundige, schrijver over de boomen en heesters der Vereenigde Staten van N.-Amerika.
Η. Mart., - Η. von Martius (1781-1831), D. plantkundige.
H. Möll., - Hj. Aug. Möller (1866, Ystad, Zweden; X), lector te Stockholm, schrijver o.a. over bladmossen.
Hochr., - Β. P. G. Hochreutiner (hochreutinéri).
Höchst., - Chr. Fr. Hochstetter (hochstettéri).
| |
| |
Hoffm., - G. Fr. Hoffmann (Hoffmánnia). Soms gebezigd in plaats van Hoffmsgg.
Hoffmg, - zie Hoffmsgg.
Hoffmg et Link, - zie Hoffmsgg et Link.
Hoffmsgg, - J. C. graaf Von Hoffmannsegg (cómitis 1).
Hoffmsgg et Link, - J. C. graaf Von Hoffmannsegg (zie Hoffmsgg.) en H. Fr. Link (zie Link).
Hohenack., - R. Fr. Hohenacker (hohenackéri).
Holmb., - Otto Rudolf Holmberg (1874, Simrishamn, Z.-Zweden; 1930, Lund), conservator van het bot. museum te Lund, schrijver over de flora van Skandinavië.
Holuby, - J. L. Holuby (1836-1923), Boheemsch geestelijke-florist.
Holw., - J. Z. Holwell (1711-98), Iersch medicus-botanicus.
Honck. / Honckeny, - G. A. Honckeny (Honckénya).
Hook., - W. J. Hooker (hookéri 1).
Hook. et Arn., - W. J. Hooker (zie Hook.) en G. A. Walker Arnott (zie Arn.).
Hook. et Baker, - W. J. Hooker (zie Hook.) en J. G. Baker (zie Bak.).
Hook. et Grev., - W. J. Hooker (zie Hook.) en R. K. Greville (zie Grev.).
Hook. et Harv., - W. J. Hooker (zie Hook.) en W. H. Harvey (zie Harv.).
Hook. f., - Hooker filĭus, d.i. de zoon: J. D. Hooker (hookéri 2), zoon van W. J. Hooker (zie Hook.).
Hook. f. et Th. / Hook f. et Thoms. / Hook. fil. et Thoms., - J. D. Hooker (zie Hook. f.) en Th. Thomson (zie Thoms.).
Hoppe, - D. H. Hoppe (1760-1846), D. plantkundige.
Horan., - P. Horaninow (1796-1866), Russ. plantkundige.
Horkel, - J. Horkel (1769-1846), hoogleeraar te Berlijn.
Horkel et Schleiden, - J. Horkel (zie Horkel) en M. J. Schleiden (zie Schleid.).
Horn. / Hornem., - J. W. Hornemann (hornemánni).
Horsf., - Th. Horsfield (horsfiéldi).
Hort., - Hortórum, d.i. der tuinen, onder dezen naam in tuinen gekweekt.
Hort. Berol., - Horti Berolinénsis, d.i. van den (bot.) tuin te Berlijn, onder dezen naam in dien tuin gekweekt.
Hort. Bog., - Horti Bogoriénsis, d.i. van den (bot.) tuin te Buitenzorg (Mal.: Bogor), onder dezen naam in dien tuin gekweekt.
Hort. Leichtl., - Horti Leichtlíni, d.i. van den tuin van Leichtlin (zie Leichtl.), onder dezen naam in dien tuin gekweekt.
Hort. Makoy, - Horti makoyáni, d.i. van den tuin (kweekerij ) van Makoy (makoyánus), onder dezen naam in dien tuin gekweekt.
Hort. Roll., - Horti Rollisónii, d.i. van den tuin (kweekerij) van Rollison (rollisónii), onder dezen naam in dien tuin gekweekt.
Hort. Veitch., - Horti Véítchii, d.i. van den tuin (kweekerij) van Veitch (Véítchia), onder dezen naam in dien tuin gekweekt.
Hose, - J. A. C. Hose (?-1800), D. medicus-botanicus.
Host, - N. Th. Host (Hosta).
Ηoust., - W. Houstoun (Houstónia).
Houtt., - M. Houttuyn (Houttuýnia).
How., - J. E. Howard (howardiáni-pahudiánus).
Howell, - Th. Howell (howéllii).
Huds., - W. Hudson (1730-93), apotheker-plantkundige te Londen.
Hull, - J. Hull (1761-1843), Eng. plantkundige.
Humb. et Bonpl., - Fr. W. H. Alexander von Humboldt (zie H. B. K.) en A. J. Bonpland (zie H. B. K.).
Η. Wendl., - Η. Wendland (wendlandiánus).
Η. Wendl. et Drude, - Η. Wendland (zie Η. Wendl.) en C. G. O. Drude (zie Drude).
H. Winkler, - Hubert Winkler (winkléri 1).
H. Woynar, - Heinrich Woynar (1865, Rattenberg, a/d Inn, beneden Innsbruck; 1917, Graz), rentenier te Graz, verdienstelijk onderzoeker der varenflora van Tirol en Stiermarken.
Irmsch., - Edgar Irmscher (1887-X), hoogleeraar in de plantkunde te Hamburg.
Ito, - Ito, naam van een tweetal Jap. plantkundigen (I’toa).
Itz. et Hertsch / Itzigs. et Hertsch, - H. Itzigsohn (1814-?), arts te Neudamm (bij Küstrin), en H. Hertsch, in 1854 apotheker te dier stede.
J., - A. Jordan (1814-97), plantkundige te Lyon, bekend door zijn studiën over “kleine” soorten. Draba verna L. [C. Linnaeus] werd door hem in ongeveer 200 soorten gesplitst.
Jablonszky, - E. Jablonszky, in 1915 bewerker van Pflanzenreich 65 (deel der Euphorbiacĕae). Overigens is mij van hem niets bekend.
Jack, - W. Jack (Jáckia).
Jacks. / Jackson, - B. D. Jackson (1846-1927), Eng. plantkundige, auteur o.a. van den Index Kewensis.
Jacq., - N. J. baron Von Jacquin (jacquíni).
Jacq. f., - Jacquin filĭus, d.i. de zoon: J. Fr. von Jacquin (1766-1839), hoogleeraar te Weenen, zoon van N. J. baron Von Jacquin (zie Jacq.).
J. A. Murr., - J. A. Murray (Murráýa).
Janka, - Victor Janka von Bules (1837-90), Oostenr. plantkundige.
J. A. Purpus, - J. A. Purpus (purpúsii).
Jaub. et Spach., - Graaf H. F. Jaubert (1798, Parijs; 1874, Parijs), Fr. staatsman-plantkundige, een van de oprichters (1854) der Société Botanique de France, en E. Spach (zie Spach).
J. B. Scholz, - Jos. Β. Scholz, in 1900 Oberlandesgerichtssecretär (eerste griffier bij het gerechtshof) te Marienwerder (W.-Pruisen), daarbij verdienstelijk botanicus.
J. Chr. Mik. / J. Chr. Mikan, - J. Chr. Mikan (mikáni).
J. Chr. Wendl., - J. Chr. Wendland (Wendlándia).
J. Dunc, - James Duncan (1802-76), hortulanus van den bot. tuin van Mauritius.
J. E. Sm., - J. E. Smith (Smíthia).
Jeswiet, - J. Jeswiet (1879, Amsterdam; X), bioloog, van 1918-1925 hoofd der afdeeling Rietveredeling aan het Proefstation voor de Java-Suikerindustrie te Pasoeroean, sedert 1925 hoogleeraar in de plantensystematiek, dendrologie en plantengeographie te Wageningen, directeur van het arboretum der Landbouwhoogeschool te Wageningen.
J. et C. Presl / J. et K. B. Presl / J. et K. Presl, - J. Sv. Presl (zie J. Presl) en K. (C.) B. Presl (presliánus).
J. et W., - P. Jansen (jansénii) en W. H. Wachter (wachtéri).
J. F. Gmel.,- Johann Friedrich Gmelin (1748-1804), hoogleeraar, eerst te Tübingen, daarna te Göttingen.
J. F. Mill., - J. Fr. Miller (bloeitijd 1772-94), Eng. teekenaar van planten.
| |
| |
J. Forbes, - James Forbes (1773-1861), tuinman van Woburn Abbey (russeliánus 2).
J. Fr. Gmel., - zie J. F. Gmel.
J. G. Ag., - J. G. Agardh (1813-1901), hoogleeraar te Lund.
J. Gay, - J. E. Gay (zie Gay).
J. G. Bak., - zie Bak.
J. G. Gmel., - J. G. Gmelin (Gmelína).
Jgh., - zie Jungh.
J. Grah., - John Graham (1805-39), directeur van den bot. tuin te Bombay.
J. G. Smith, - J. G. Smith (1866, Scottsburg, New York; X), van 1895-1908 verbonden aan het United States Department of Agriculture, sedert 1901 woonachtig op Hawaii.
J. Hill, - J. Hill (Híllia).
J. Hoog, - J. M. C. Hoog (hoogiánus).
J. J. Linden, - J. J. Linden (lindeniánus).
J. J. Roem. / J. J. Roemer, - J. J. Roemer (Roeméria).
J. J. S., - J. J. Smith (smithiánus 3) en Fr. Kränzlin (zie Kränzl.).
J. J. S. et Schl. / J. J. S. et Schltr, - J. J. Smith (zie J. J. S.) en F. R. Rudolf Schlechter (zie Schltr).
J. Kern., - J. Kerner (1829-1906), rechterlijk ambtenaar te Salzburg (Oostenrijk), broeder van Α. Kerner von Marilaun (kernéri), medewerker van zijn broeder bij verscheidene bot. uitgaven.
J. K. Maly, - J. K. Maly (1797-1866), arts-plantkundige te Graz (Boheme).
J. Lange, - J. M. Chr. Lange (1818-98), hoogleeraar te Kopenhagen.
J. Lloyd, - James Lloyd (1810-96), Eng. plantkundige, die vele jaren in Frankrijk woonde en over de flora van dat land schreef.
J. M. G. Hoog, - zie J. Hoog.
J. Murr, - J. Murr (1864-1932), Tiroler, schrijver over de flora van Tirol, Vorarlberg en Liechtenstein.
Jones, - W. Jones (Jonésia).
Jord., - zie J.
J. Presl, - J. Sv. Presl (1791-1849), hoogleeraar te Praag.
J. Sm., - J. Smith (smithiánus 2).
J. St.-Hil., - J. H. Jaume Saint-Hilaire (1772-1845), Fr. plantkundige.
Junge, - Paul Junge (1881-1919), onderwijzer-plantkundige te Hamburg.
Jungh., - Fr. W. Junghuhn (Junghúhnia).
Jungh. et De Vr., - Fr. W. Junghuhn (zie Jungh.) en W. H. de Vriese (zie De Vr.).
Juss., - zie A. L. Juss.
Kaltenb. / Kaltenbach, - J. H. Kaltenbach (kaltenbáchii).
Kanitz, - Aug. Kanitz (kanitziánus).
Karel., - Grigory Ssilytsch Karelin (1801, ?; 1872, Gurjew, a/d N. oever der Kaspische Zee), plantkundige.
Karelin et Kiriloff / Kar. et Kir., - Gr. Ss. Karelin (zie Karel.) en Ivan Kiriloff (Kirilow) (1822-42), Russ. plantkundigen.
Karst. / Karsten, - G. Κ. W. Karsten (1817-1908), hoogleeraar te Weenen.
Kaulf., - G. Fr. Kaulfuss (Kaulfússia).
K. B. Presl, - K. B. Presl (presliánus).
K. Chr. Gmel., - K. Chr. Gmelin (1762-1837), arts-plantkundige te Karlsruhe.
Kds, - S. H. Koorders (koordérsi).
Kds et Val., - S. H. Koorders (zie Kds) en Th. Valeton (zie Val.).
Kell. et Sünd., - Johann Kellerer, plantenverzamelaar, van wien mij verder niets bekend is, en Fr. Sündermann (suendermánni).
Kellogg, - Α. Kellogg (kellóggii).
Ker / Ker-Gawl., - John Gawler (keriánus).
Kerner, - A. J. Kerner von Marilaun (kernéri).
K. et V., - S. H. Koorders (zie Kds) en Th. Valeton (zie Val.).
Keyserling, - Alexander Friedrich Michael Leberecht Arthur, graaf Von Keyserling (1815, ?; 1891, Dorpat).
K. Fr. Schultz / K. F. Schultz, - K. Fr. Schultz (1765-1837), medicus-plantkundige te Neu-Brandenburg (Mecklenburg).
K. H. Rech., - Karl Heinz Rechinger (1906, Weenen; X), zoon van Karl Rechinger (rechingeriánus 1), sinds 1925 assistent aan de bot. afdeeling van het natuurhist. museum te Weenen, schrijver van verscheidene bot. publicaties, waaronder “Vorarbeiten zu einer Monographie der Gattung Rumex.” Voor bot. doeleinden bereisde hij den Aegaeïschen Archipel, Bulgarije, Dalmatië en de Noordalbanische Alpen (Ν.Ο. van Skútari = Skodra).
K. H. Schultz, - zie C. H. Schultz.
Κ. Η. Zahn, - Karl Hermann Zahn (1865, Baierthal bij Heidelberg; X), thans te Karlsruhe, bekend schrijver over Hieracĭum.
King, - G. King (kingi).
King et Gamble, - G. King (zie King) en J. S. Gamble (zie Gamble).
King et Pantl., - G. King (zie King) en R. Pantling (1857-1910), orchideeënspecialist, vele jaren werkzaam in Eng. Indië.
Kirchn., - G. Kirchner (?, ?; ?, ?), medewerker van Petzold (zie petzóldii) aan een beschrijving (1864) van het arboretum te Muskau (W.-Silezië).
Kirk, - Th. Kirk (1828-98), Eng. plantkundige.
Kit., - P. Kitaibel (Kitaibélia).
Kittel, - Μ. Β. Kittel (Kittelócharis).
Kjellb., - G. K. Kjellberg (kjellbérgii).
K. Koch, - zie C. Koch.
K. Koen., - zie Ch. Koen.
Κ. Krause, - Kurt Krause, D. plantkundige, thans te Ankara (= Angora = Engüri, in Klein-Azië) werkzaam.
Kl., - J. Fr. Klotzsch (klótzschii).
Klatt, - Fr. W. Klatt (1825-97), D. plantkundige.
Klein, - Klein (kleiniánus).
Kloos, - zie Α. W. Kloos.
Knaf, - J. Knaf (1801-65), Boh. arts-plantkundige.
Knight, - Joseph Knight (1781-1855), Eng. kweeker.
Knobl., - Emil Knoblauch (?, ?; 1936, Berlijn), professor te Berlijn, schrijver over Oleacĕae.
Knowles et Westc., - B. G. Knowles (bloeitijd 1829-52), medicus-botanicus te Birmingham, en Fr. Westcott (?-1861), plantkundige te Birmingham.
Kobus, - J. D. Kobus (kóbi).
Koch, - W. D. J. Koch (Kóchia).
Koch et Augustin, - C. (K.) H. E. Koch (zie C. Koch) en Carl Sigismund Augustin (?, ?; 1864, ?), uit Brandenburg, in 1850 tot Kreisgerichtsrat (kantonrechter) benoemd; in 1857 was hij lid van het gerechtshof te Potsdam. Overigens is mij van hem niets bekend; de op hem betrekking hebbende archiefstukken werden volgens mededeeling (9 Mei 1936) van den Kammergerichtspräsident te Berlijn in 1884 vernietigd.
Koch et Bouché, - C. (K.) H. E. Koch (zie C. Koch) en P. K. Bouché (zie Bouché).
| |
| |
Koch et Linden, - C. (K.) H. E. Koch (zie C. Koch) en J. J. Linden (zie J. J. Linden).
Koch et Ziz, - W. D. J. Koch (Kóchia) en J. B. Ziz (zízii).
Koehl., - J. Chr. G. Koehler (1759, Görisseifen bij Löwenberg, Silezië; 1833, Schmiedeberg bij Hirschberg, Silezië), uitnemend Rubus-kenner.
Koehne, - zie E. Koehne.
Koehne et Lingelsheim, - B. A. E. Koehne (zie E. Koehne) en A. (von) Lingelsheim (1874, Arolsen; X), docent voor de botanie aan den bot. tuin te Breslau.
Koel. / Koeler, - G. L. Koeler (Koeléria).
Koen., - J. G. Koenig (koenigiánus).
Koern., - Fr. A. Koernicke (1828-98), hoogleeraar te Bonn.
Kom., - V. L. Komarow (Komarov) (komarówi).
Korshinsky, - S. I. Korshinsky (1861-1900), Russ. plantkundige.
Korth., - P. W. Korthals (Korthalsélla).
Košanin, - Nedelyko Košanin (1874, Vionica, Servie; 1934, Graz).
Kostel., - V. Fr. Kosteletzky (1801-87), Boh. plantkundige.
Koster, - Joséphine T. Koster (1902, Bandoeng; X), wetensch. hulpkracht van het Rijksherbarium te Leiden, verdienstelijk schrijfster over de Composĭtae van den Ned. O.I. Archipel.
Kränzl., - Fr. Kränzlin (1847-1934), bekend D. schrijver over orchideeën.
Krause, - zie Κ. Krause.
Krdrs, - zie Kds.
Κ. Rech., - Karl Rechinger (rechingeriánus 1).
K. Richter, - K. (C.) Richter (1855-91), Oostenr. plantkundige.
Krocker, - A. J. Krocker (1744-1823), D. medicus-plantkundige, kenner der flora van Silezië.
Krthls, - zie Korth.
Krueger, - Wilhelm Krüger (1857, Bornsen, Kreis Ülzen, Z.Z.O. van Hamburg; X), van 1884-86 assistent aan het landbouwproefstation te Halle a.d. Saale, van 1886-92 directeur van het Proefstation voor suikerriet te Kagok (Ζ. van Tegal, Java), sedert 1897 hoofd der bacteriologische afdeeling van het landbouwproefstation te Halle, sinds 1905 directeur (met den titel van professor) van het “Anhaltische Versuchsstation” te Bernburg, Z. van Maagdenburg, in 1930 gepensionneerd, doch tot op heden (1936) nog steeds als schrijver over cultuurproblemen werkzaam. Hij schreef verscheidene landbouwkundige publicaties, waaronder het uitnemende: “Das Zuckerrohr und seine Kultur” (1899).
Krzl., - zie Kränzl.
Κ. Schum., - Κ. Μ. Schumann (schumánni).
Kth, - K. S. Kunth (kunthiánus).
Ktze, - C. E. Otto Kuntze (kúntzei).
Kuetz., - Fr. Tr. Kützing (1807-93), professor te Nordhausen.
Kuhl et Van Hasselt, - H. Kuhl (Kúhlia) en J. C. van Hasselt (Hasséltia).
Kühl. / Kühlewein, - P. E. Kühlewein (1798-1870), D. plantkundige, schrijver over de flora van Rusland.
Kuhn, - Fr. Α. Μ. Kuhn (1842-94), leeraar te Berlijn, varenkundige.
Kükenth. / Kükenthal,- Georg Kükenthal (1864-Χ), plantkundige te Coburg, schrijver eener monographie der gesl. Carex en Cypērus.
Kunth, - zie Kth.
Kunze, - G. Kunze (kunzeánus).
Kurz, - S. Kurz (kurziánus).
Kusnez.,- Ν. Ι. Kusnezow (1864-1932), Russ. plantkundige.
Kütz., - zie Kuetz.
Kze, - zie Kunze.
L., - C. Linnaeus (Linnáéa).
Labill., - J. J. Houtou de Labillardière (Billardiéra).
Lace et W. W. Sm., - J. H. Lace (1857-1918), Eng. plantkundige en Sir William Wright Smith (zie W. W. S.).
Lag., - M. Lagasca y Segura (lagáscae).
Lagerh.,- Nils Gustav Lagerheim (1860, Stockholm; 1926, Djursholm bij Stockholm).
Lagrèze-Fossat / Lagr.-Foss., - A. Lagrèze-Fossat, schrijver over de flora van het Dépt. Tarn-et-Garonne (1847).
Laharpe, - Jean de La Harpe te Lausanne, schrijver eener monographie van het gesl. Juncus (1825).
La Llave et Lexarza, - Pablo de la Llave [1773, Córdoba, (O.-Mexico); 1833, Corrál bij Orizaba, Mexico] en Juan Lexarza (1785, Valladolíd, Mexico; 1824, in Mexico), te zamen schrijvers over de flora van Mexico.
Lam., - J. B. P. A. Monet De Lamarck (lamarckiánus).
Lamb., - Aylmer Bourke Lambert (Aylméria).
Lam. et D. C., - J. B. P. A. Monet de Lamarck (zie Lam.) en A. P. de Candolle (zie D. C.)
Lamk., - zie Lam.
Lamotte, - M. Lamotte (lamóttei).
Lang, - O. Fr. Lang (1817-47), apotheker-plantkundige te Verden (Hannover).
Lapeyr., - Ph. Picot baron De la Peyrouse (Lapeyroúsia).
Lat. / Latourrette, - M. A. L. Claret de Latourrette (1729-93), Fr. plantkundige.
Laut. / Lautb. / Lauterb., - C. G. A. Lauterbach (Lauterbáchia).
Laut. et K. Schum. / Laut. et Schum., - C. G. A. Lauterbach (zie Laut.) en K. M. Schumann (zie K. Schum.).
Laws., - M. A. Lawson (1840-96), hoogleeraar te Oxford.
Laxm., - E. Laxmann (laxmánni).
Lbg, - K. J. Lindeberg (1815, Gränna aan het Vättermeer; 1900, Alingsås, N.O. van Göteborg), lector in de nat. historie te Göteborg, schrijver van bot. publicaties.
L. Cl. M. Rich. / L. C. Rich., - L. Cl. M. Richard (Richárdia).
Leavitt, - Robert Greenleaf Leavitt (1865, North Parsonfield, Maine, U.S.A.; X), gedurende bijna 40 jaren onderwijzer aan verschillende scholen, in 1928 gepensionneerd, thans te Kezar Falls, Maine.
Lecoq et Lamotte, - H. Lecoq (1802-71), plantkundige te Clermont, en M. Lamotte (zie Lamotte).
Ledeb., - K. Fr. von Ledebour (Ledeboúria).
Leers, - J. D. Leers (Leérsia).
Le Gall, - Nicolas Joseph Marie Le Gall de Kerlinou (1787, Auray, Dépt. Morbihan, Frankrijk; 1860, Rennes), raadsheer in het Hof van Appel te Rennes, verdienstelijk plantkundige, schrijver eener flora van Morbihan (1852).
Lehm., - J. G. Chr. Lehmann (1792-1860), directeur van den bot. tuin te Hamburg.
Leichtl., - M. Leichtlin (leichtlíni).
Lej., - A. L. S. Lejeune (lejéúnei).
Lej. et C. / Lej. et Court., - A. L. S. Lejeune (lejéúnei) en R. J. Courtois (Courtóísia).
| |
| |
Le Jolis, - A. Fr. Le Jolis (1823, Cherbourg; 1914, Cherbourg), koopman en kenner van Cryptogamen, vooral van algen, te Cherbourg, een der voornaamste stichters van de Société des Sciences Naturelles te Cherbourg.
Lem. / Lemaire, - Charles A. Lemaire (1801-71), hoogleeraar te Gent.
Lemoine et D. Bois, - Emile Lemoine (1862, Nancy; X), zoon van V. Lemoine (zie lemóínei en Addenda), opvolger van zijn vader, beroemd maker van kruisingen, en Désiré Georges Jean Marie Bois (1856, Granville, Dépt. Manche, Frankrijk; X), professeur de Culture honoraire aan het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs, waaraan hij sedert 1872 verbonden is, zeer verdienstelijk plant- en tuinbouwkundige, schrijver van meer dan 500 publicaties en artikelen over botanie, ook de economische, en tuinbouw [o.a. Fruticētum Vilmoriniānum, te zamen met Maurice L. de Vilmorin (zie vilmorínae)]. Hij heeft vele vreemde landen bereisd, o.a. (1903) Java.
Lepech., - I. Lepechin (1737-1802), Russ. plantkundige, die van 1767-74 Z.-Rusland bereisde.
Lesch., - L. Th. Leschenault de la Tour (leschenaultiánus).
Less., - Chr. Fr. Lessing (1810-62), D. plantkundige.
Lesson et Rich., - R. P. Lesson (lessónii) en A. Richard (zie A. Rich.).
Lestib., - Th. Lestiboudois (1797-1876), Fr. staatsman-plantkundige.
L. et L., - zie Lecoq et Lamotte.
L. et O., - H. Fr. Link (zie Link) en Fr. Otto (zie Otto).
Léveillé, - Α. Α. Η. Léveillé (1863-1918), Fr. missionaris-plantkundige.
Léveillé et Vaniot, - Α. Α. Η. Léveillé (zie Léveillé) en Eugène Vaniot S. J. (?-1913), professor te Le Mans.
Lév. et Th., - A. A. H. Léveillé (zie Léveillé) en A. Thellung (zie Thell.).
Leyss., - Fr. W. von Leysser (1731-1815), D. plantkundige.
L. f., - Linnaeus filĭus, d.i. de zoon: C. von Linné (1741-83), zoon en opvolger van den beroemden systematicus (Linnáéa).
L. Henry, - Louis Henry, van 1884-1903 hoofdtuinman van het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs.
L’Hérit.,-Ch. L. L’Héritier de Brutelle (Heritiéra).
Libosch., - J. L. Liboschitz (1783, Wilna; 1824, Karlsruhe), keizerlijk lijfarts te St.-Petersburg, verdienstelijk plantkundige.
Liebm., - Fr. M. Liebmann (1813-56), Deensch plantkundige.
Lightf., - J. Lightfoot (Lightfoótia).
Lilja, - N. Lilja (1808-70), Zw. plantkundige.
Lindau, - G. Lindau (lindaueánus).
Linden, - J. J. Linden (zie J. J. Linden).
Linden et André, - J. J. Linden (zie Linden) en E. Fr. André (andreánus).
Lindl., - J. Lindley (lindleyánus).
Lindl. et Paxt., - J. Lindley (zie Lindl.) en J. Paxton (zie Paxt.)
Lindm., - C. A. M. Lindman (1856-1928), sinds 1905 hoogleeraar te Stockholm, schrijver van vele bot. publicaties.
Link, - H. Fr. Link (linkiánus).
Link et Hoffmgg / Link et Hoffmsgg, - H. Fr. Link (zie Link) en J. G. graaf Von Hoffmannsegg (zie Hoffmsgg).
Link et Otto, - zie L. et O.
Lk. et Hoffmgg, - zie Link et Hoffmgg.
Llave et Lex., - zie La Llave et Lexarza.
L. Linden, - Lucien Linden [1865, Ixelles (Brussel); X] , tuinbouwkundige, schrijver van vele tuinbouwkundige publicaties, beroemd door zijn geschikt maken voor drinkwater van het Scheldewater bij Gent.
L. Linden et Em. Rodecke / L. Linden et Rod., - L. Linden (zie L. Linden) en E. Rodigas (niet Rodecke; zie rodeckiánus in de Addenda et Corrigenda).
Lloyd, - zie J. Lloyd.
Lmk, - zie Lam.
Lmk et A. P. DC, - zie Lam. et D. C.
Lodd., - G. Loddiges (loddigésii).
Loefl. / Loefling, - Pehr Loefling (1729-56), Zw. plantkundige.
Loes., - Th. Loesener (loesenéri).
Lois. / Loisl., - J. L. A. Loiseleur-Deslongchamps (Loiseléúria).
Loud. / Loudon, - J. Cl. Loudon (1785-1843), Sch. plantkundige.
Lour., - J. Loureiro (Louréa).
Low, - H. Low (lówei 2).
Ludwig, - Chr. G. Ludwig (Ludwígia).
Luerss., - Chr. Luerssen (Luerssénia).
Lynch, - R. I. Lynch (1850-1924), Eng. tuinbouwkundige, schrijver o.a. over Iris.
Μ. Α., - J. Müller van Aargau (Muellerárgia).
MacMillan, - H. MacMillan (1833-1903), Sch. plantkundige.
Maing., - A. C. Maingay (maingáýi).
Mak. / Makino, - Tomitaro Makino (1863, Koshi, Japan; ?), in 1931 nog als lector verbonden aan de universiteit te Tokyo.
Maly, - Karl Maly (1874, Weenen; X), directeur van den bot. tuin te Sarajevo in Bosnië, schrijver over de flora van Bosnië, de Hercegowína en Tirol.
Manetti, - G. Manetti (bloeitijd 1831-58), hortulanus van den bot. tuin te Monza (N.N.O. van Milaan), schrijver van een catalogus der in dien tuin gekweekte gewassen.
Mansf., - R. Mansfeld (mansfeldiánus).
Manso, - Antonio Luiz Patricio da Silva Manso (1788, Itú, Brazilië; 1818, Campiñas, Brazilië), plantkundige.
Maratti, - G. Maratti (Maráttia).
M. Arg., - zie M. A.
Markgr. - Fr. Markgraf (markgrafiánus).
Marsch. Bieb., - zie Bieb.
Marsh., - E. Sh. Marshall (1858-1919), Eng. geestelijke, schrijver over de flora van Engeland.
Marsili, - G. Marsili (1727-95), hoogleeraar in de plantkunde en directeur van den bot. tuin te Padua.
Mart., - K. Fr. Ph. von Martius (martiánus).
Martelli, - U. Martelli (1860-1934), Ital. plantkundige.
Martyn, - Th. Martyn (1735-1825), hoogleeraar te Cambridge, zoon van J. Martyn (Martýnia).
Mast. / Masters, - M. T. Masters (mastersiánus).
Maton, - W. G. Maton (Matónia).
Mattf., - Joh. Mattfeld (1895, Wesermünde-Lehe; X), custos aan het Bot. Museum te Berlijn-Dahlem.
Max. / Maxim., - K. J. Maximowicz (Maximowíczia).
Maxon, - W. R. Maxon (1877-X), Amer. plantkundige.
Maza, - Manuel Gómez de la Maza y Jimenez (1867, | |
| |
Havana; 1916, Havana), schrijver eener naamlijst der Phanerogamen (1890) van het eiland Cuba.
Mazzuc., - Giovanni Mazzucato (1787-1814), Ital. plantkundige.
M. B., - zie Bieb.
Mchx, - A. Michaux (michauxiánus).
Med. / Medik., - Fr. C. Medikus (1736-1808), directeur van den bot. tuin van Schwetzingen bij Heidelberg.
Medwediew, - Medwediew (medwediéwi).
Meisn. / Meissn., - Κ. Fr. Meissner (niet Meisner) (1800, Bern; 1874, Bazel), hoogleeraar te Bazel, schrijver o.a. over Polygonacĕae.
Merlet, - G. E. Merlet de la Boulaye (1736-1807), Fr. plantkundige.
Merr., - E. D. Merrill (Elmerríllia).
Mert. et Koch / M. et Koch, - Fr. K. Mertens (Merténsia) en W. D. J. Koch (zie Koch).
Metsch, - J. Chr. Metsch (1796-1856), D. plantkundige.
Mett., - G. H. Mettenius (metteniánus).
Mey., - zie G. F. Mey.
Meyer, - zie E. Meyer.
Mez, - C. Mez (meziánus).
Mich. / Michaux / Michx, - zie Mchx.
Mieg, - A. Mieg (1731-99), hoogleeraar te Bazel.
Miers, - J. Miers (1789-1879), Eng. plantkundige.
Mik. / Mikan, - J. Chr. Mikan (mikáni).
Mildbr. et Strauss, - Gottfried Wilhelm Johannes Mildbraed (1879, Jahnsfelde, O. van Berlijn; X), sedert 1903 assistent aan het bot. museum te Berlijn-Dahlem, sinds 1913 custos aan die instelling, sedert 1919 professor, die verscheidene bot. publicaties schreef en voor bot. doeleinden een groot deel van trop. Afrika bereisde, en Heinrich Christian Strauss [1850, Neuenkirchen bij Otterndorf (bij Cuxhafen); 1922, Berlijn-Dahlem], hoofd tuinman van den bot. tuin te Berlijn-Dahlem.
Mill., - Ph. Miller (1691-1771), Eng. tuinbouwkundige.
Millsp. / Millspaugh, - Ch. Fr. Millspaugh (1854-1923), Amer. plantkundige.
Minuart, - J. Minuart (Minuártia).
Miq., - F. A. W. Miquel (Miquélia).
Mirbel, - Ch. Fr. Brisseau de Mirbel (mirbeliánus).
Mitch., - John Mitchell (? 1680-1768), Eng. plantkundige, die vele jaren in Amerika verbleef.
Mitf., - A. B. Mitford (1837-1916), Eng. plantkundige.
M. J. Roem., - M. J. Roemer, D. plantkundige van het 2de vierendeel der 19de eeuw.
Mnch, - K. Moench (Móénchia).
Moc. et Sess., - J. M. Mociño (1757-1820), Sp. plantkundige, en M. Sessé (?-1809), sinds 1788 directeur van den bot. tuin te Mexico.
Moell., - zie H. Möll.
Moench, - zie Mnch.
Moens, - J. C. Bernelot Moens (móénsii; zie ook Addenda et Corrigenda).
Mol. / Molina, - J. I. Molina (Molína).
Molk. / Molkenb., - J. H. Molkenboer (molkenbóérii).
Möll., - zie H. Möll.
Mont., - J. Fr. C. Montagne (1784-1856), Fr. plantkundige.
Monti, - G. Monti (Móntia).
Montr., - Xavier Montrouzier (1820, Montpellier; 1897, Saint-Louis bij Nouméa, Nieuw-Caledonië), in 1845 als R.K. missionaris vertrokken naar Nieuw-Caledonië, waar hij vele planten verzamelde.
Moon, - A. Moon (Moónia).
Moore, - (auteur van Nicotiāna affīnis), - Th. Moore (mooreánus 1).
Moq. / Moq.-Tand., - Chr. H. B. A. Moquin-Tandon (1804-63), Fr. plantkundige.
Mor., - A. Moritzi (moritziánus).
Moretti, - G. Moretti (morétti).
Moric, - M. E. Moricand (Moricándia).
Moris, - G. G. Moris (Morísia).
Morr. / Morren, - Ch. J. E. Morren (morreniánus).
Morr. et Dcn. / Morr. et Decsne, - Ch. J. E. Morren (zie Morr.) en J. Decaisne (zie Dcs.).
Moss, - Charles Edward Moss [1872, Hyde (Cheshire, Engeland); 1930, Johannesburg (Transvaal)] sedert 1917 hoogleeraar in de plantkunde te Johannesburg, schrijver van bot. publicaties.
Mouillef., - Edmond Mouillefarine (? ± 1840, ?; 1909, Parijs), rechtsgeleerde, die in de omstreken van Parijs vele planten verzamelde, schrijver van bot. artikelen.
Mrt. et Zucc, - K. Fr. Ph. von Martius (zie Mart.) en J. G. Zuccarini (zie Zucc.).
M. Schulze, - Max Schulze (schúlzei).
Mühl. / Muhlb. / Mühlenb., - G. H. E. Mühlenberg (Muehlenbérgia).
Munro, - W. Munro (munroánus).
Murb., - Svante Murbeck (murbéckii).
Murb. et Wettst., - Sv. Murbeck (zie Murb.) en R. ridder Von Wettstein (zie Wettst.).
Murr, - zie J. Murr.
Murr. / Murray, - J. A. Murray (Murráýa).
Mutis, - J. C. Mutis (Mutísia).
Nakai, - Takenoshin Nakai, thans (1936) hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Tokyo.
Nash, - G. V. Nash (1864-1921), Amer. plantkundige.
Naud., - Ch. Naudin (naudíni).
Naves, - A. Naves (navesiánus).
Naves et Vill., - A. Naves (zie Naves) en C. Fernandez-Villar (zie F. Vill.).
Ν. Ε. Br., - Ν. Ε. Brown (brównei).
Neck., - Ν. J. de Necker (1729-93), D. plantkundige.
Nees, - Chr. G. Nees von Esenbeck (Neésia).
Nees et Arn., - Chr. G. Nees von Esenbeck (zie Nees) en G. A. Walker Arnott (zie Arn.).
Nees et Bl., - Chr. G. Nees von Esenbeck (zie Nees) en C. L. Blume (zie Bl.).
Nees et Mart., - Chr. G. Nees von Esenbeck (zie Nees) en K. Fr. Ph. von Martius (zie Mart.).
Nees et Meyen, - Chr. G. Nees von Esenbeck (zie Nees) en Fr. J. F. Meyen (meyéni).
Nees et Wight, - Chr. G. Nees von Esenbeck (zie Nees) en R. Wight (zie Wight).
Nel, - Gert Cornelius Nel (1885, Greytown, Natal, Z.-Afrika; X), gepromoveerd te Berlijn op een proefschrift over Amaryllidacĕae-Hypoxidĕae, sinds 1921 hoogleeraar te Stellenbosch (Kaapkolonie), auteur van: Beskrijvingen van nuwe soorte van Asclepiadacĕae en Euphorbĭa; “hij het al die grootste deel van die unie van Suid Afrika bereis.”
Nels. et Macbr., - Aven Nelson (1859-X) en J. Francis Macbride (1892-X), Amer. plantkundige.
Neuman, - L. M. Neuman (1852, Halmstad; X), rector te Ystad, verdienstelijk onderzoeker der flora van Skandinavië.
| |
| |
Newm. / Newman, - Edward Newman (1801-76), Eng. plantkundige.
Nichols., - G. Nicholson (1847-1908), hortulanus van den bot. tuin te Kew, schrijver van Dictionary of Gardening en andere publicaties.
Nied., - Fr. Niedenzu (niedenzuánus).
Nimmo, - Joseph Nimmo (bloeitijd 1834-46), plantkundige te Bombay.
Ν. L. Burman, - N. L. Burman (burmánni).
Nolte, - E. F. Nolte (1791-1875), hoogleeraar te Kiel.
Nor. / Noronh., - F. de Noronha (norónhae).
Nutt., - Th. Nuttall (Nuttállia).
Nym., - C. Fr. Nyman (1820, Stockholm; 1893, Stockholm), van 1855-89 directeur van het Rijksmuseum te Stockholm.
Oborný, - Adolf Oborný (1840, Boschwachterij Swata bij Steinitz, O.Z.O. van Brünn; 1924, Znaim, Z.W. van Brünn), sedert 1871 leeraar aan het gymnasium te Znaim, van 1898-1907 directeur van het gymnasium te Leipnik, O.Z.O. van Olmütz, daarna gepensionneerd en te Znaim gevestigd, zeer verdienstelijk onderzoeker der geologie en flora van Moravië, schrijver van verscheidene wetensch. publicaties, waaronder een flora van Moravië en Oostenrijksch Silezië.
O’Br. / O’Brien, - James O'Brien (brieniánus).
O. C. Schmidt, - Otto Christian Schmidt (1900, Berlijn; X), assistent aan het bot. museum te Berlijn-Dahlem, tevens privaatdocent.
Oed., - G. Chr. Oeder (oedéri).
Oerst., - A. S. Oersted (1816-73), hoogleeraar te Kopenhagen.
O. E. Schulz, - O. Eug. Schulz (1874-X), leeraar te Berlijn.
O. G. Petersen, - Otto Georg Petersen [1847, Tersloese (Denemarken); X], van 1878-93 assistent aan den bot. tuin van Kopenhagen, van 1893-1903 lector, en van 1903-18 hoogleeraar aan de veeartsenijkundige en landbouwkundige hoogeschool aldaar, schrijver van verscheidene bot. publicaties.
O. Hoffm., - Otto Hoffmann (1853, Beeskow, Z.W. van Frankfort a.d. Oder; 1909, Berlijn), bekend schrijver over Composĭtae.
O. Κ. / Ο. Ktze / Ο. Kuntze, - zie Ktze.
Oliv., - D. Oliver (olivéri).
Olney, - St. Th. Olney (1812-78), Amer. plantkundige.
Opiz, - Ph. M. Opiz (1787-1858), Boh. plantkundige.
Ortega, - C. G. Ortega (1740-1818), directeur van den bot. tuin te Madrid.
Ortega et Palau, - C. G. Ortega (zie Ortega) en Α. Palau y Verdera (?-1793), medicus-botanicus, hoogleeraar te Madrid.
Ortgies, - E. Ortgies (ortgiesiánus).
Osb., - P. Osbeck (osbécki).
O. Schwarz, - Otto Karl Anton Schwarz (1900, Weimar; X), bioloog, sinds 1934 werkzaam aan het bot. museum te Berlijn-Dahlem, schrijver van vele bot. publicaties, o.a. over de flora van tropisch Australië, over het gesl. Quercus, over de flora van Lydië.
Otto, - Fr. Otto (1782-1856), directeur van den bot. tuin te Schöneberg bij Berlijn.
Otto et Dietr. / Otto et Dietrich, - Fr. Otto (zie Otto) en D. N. Fr. Dietrich (zie D. Dietr.).
Oud. / Oudem., - C. A. J. A. Oudemans (Oudemánsia).
O. von Seemen, - O. von Seemen (seemeniánus).
Paine, - J. A. Paine (1840-1912), Amer. plantkundige.
Pall., - P. S. Pallas (pallasiánus).
Palla, - Eduard Palla (1864, Kremsier, Ν.Ν.Ο. van Brünn, Moravië; 1922, Graz), sedert 1901 hoogleeraar te Graz, bekend schrijver over Cyperacĕae. In 1901 bezocht hij het Vreemdelingenlaboratorium te Buitenzorg.
Pallas, - zie Pall.
Panč. et Petr., - J. Pančić (1814-88), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Belgrado, en Sava Petrović (1839, Shabatz, Servië; 1889, Belgrádo), geneesheer te Belgrádo.
Pancher, - Pancher (?, ?; 1877, in Nieuw-Caledonië), plantkundige verbonden aan het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs, die in 1858 planten verzamelde op Nieuw-Caledonië en op een volgende onderzoekingsreis aldaar overleed.
Pantocsek, - József Pantocsek (1846, Nagyszombat = Tyrnau, N.O. van Preszburg; 1916, Tavarnok, N.O. van Nagyszombat). In 1872 verzamelde hij in Bosnië en de Hercegowína.
Panz., - G. W. F. Panzer (Panzéria).
Par. et Rchb. f., - Ch. S. Pollock Parish (zie Parish) en H. G. Reichenbach (zie Rchb. f.).
Parijs, - J. P. Parijs, Ned. auteur eener dissertatie (1933, Leiden) over Oostindische damarhars, thans (1936) te Djokjakarta.
Parish, - Ch. S. Pollock Parish (Paríshia).
Parl., - F. Parlatore (1816-77), hoogleeraar te Florence.
Parodi, - Domenico Parodi, Ital. plantkundige, die langen tijd in Paraguay en ten slotte te Buenos Aires woonde. Hij overleed waarschijnlijk vóór 1895 te Buenos Aires.
Patr. Br., - zie P. Br.
Patrin, - E. L. M. Patrin (patríni).
Pauquy, - Ch. L. C. Pauquy, Fr. plantkundige van de 1ste helft der 19de eeuw.
Pav., - J. Pavon (Pavónia).
Pax, - F. Pax (paxiánus).
Pax et Hoffm. / Pax et Käthe Hoffm., - F. Pax (zie Pax) en Käthe Hoffmann (hoffmanniánus; zie ook Addenda et Corrigenda).
Paxt., - J. Paxton (paxtóni).
P. B., - zie Beauv.
P. Br., - P. Browne (Brównea).
Pell. / Pelletier, - J. Pelletier (1788-1842), Fr. scheikundige.
Pérard, - A. Pérard (1842-87), Fr. plantkundige.
Perk., - Mej. Janet Perkins (1853, Lafayette, Indiana, U.S.A.; 1933, Hindsdale, Illinois), plantkundige, die twintig jaren (tot 1914) te Berlijn werkte en o.a. Honolulu en Jamaica bereisde.
Perpenti, - Candida Leni Perpenti (1764-1846), Ital. plantkundige.
Perr., - G. S. Perrottet (Perrottétia).
Perr. et Song. / Perrier et Songeon, - Baron P. E. Perrier de la Bâthie [1825, Conflans (Savoie); 1916, Conflans], leeraar in de landbouwkunde te Albertville (Savoie), en André Songeon (zie Songeon) verdienstelijke kenners van en schrijvers over de flora van Savoie.
Pers., - Chr. H. Persoon (1755, in Z.-Afrika, van een Ned. vader bij een Hottentotsche vrouw; 1837, Parijs), vele jaren te Parijs woonachtig, beroemd mykoloog.
| |
| |
Peterm., - W. L. Petermann (1806-54), hoogleeraar te Leipzig.
Peters. / Petersen, - zie O. G. Petersen.
Pfeiff., - L. Pfeiffer (1805-77), D. medicus-botanicus.
Pfitz., - E. H. H. Pfitzer (1846-1906), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Heidelberg.
Phil. / Philippi, - R. A. Philippi (1808, Charlottenburg bij Berlijn; 1904, Santiago, Chili), die zich in 1851 in Chili vestigde, schrijver over de flora van dat land.
Pierre, - L. Pierre (piérrei).
Pilg., - R. Pilger (pilgéri).
Piper, - Ch. V. Piper (1867-1926), Amer. plantkundige.
Piré, - Louis Alexandre Henri Joseph Piré [1827, Brussel; 1887, Ixelles (Brussel)], leeraar in de plant- en dierkunde aan het Koninklijk Atheneum te Ixelles, schrijver van vele bot. publicaties.
P. J. Müll., - P. J. Müller (1832-89), D. plantkundige.
Planch., - J. E. Planchon (Planchonélla).
Planch. et Lind. / Planch. et Linden, - J. E. Planchon (zie Planch.) en J. J. Linden (zie J. J. Linden).
Planch. et Triana, - J. E. Planchon (zie Planch.) en J. Triana (zie Triana).
Podpĕra, - J. Podpĕra (1878, Eule bij Praag; X), leeraar te Brünn (Moravië), schrijver over de flora van Boheme, Moravië, Servië en Bulgarije.
Pohl, - J. E. Pohl (pohliánus).
Poir., - J. L. M. Poiret (poiretiánus).
Poit., - A. Poiteau (1766-1854), Fr. plantkundige, die o.a. Haïti bereisde (zie Turpínia).
Polgár, - Sandor (d.i. Alexander) Polgár [1876, Györ = Raab (Hongarije); X], systematicus, die o.a. Hongarije, Sicilië, Kreta, Griekenland, Zwitserland, Helgoland en de Oostfriesche eilanden bereisde, schrijver van vele bot. publicaties, o.a. over de adventief-flora van Györ.
Poll., - J. A. Pollich (Pollíchia).
Pomel, - N. A. Pomel (pomélii).
Porte (niet: Porté), - M. Porte (Pórtea; zie ook Addenda et Corrigenda).
Post et O. K., - Hampus Adolf von Post [1822, Skedevi (Östergötland, Ζ.-Zweden); 1911, Upsála], en C E . Otto Kuntze (zie Ktze).
Posth., - Oene Posthumus (1898, Delfzijl; X), in 1925 gepromoveerd tot doctor in de plant- en dierkunde, van Jan.-Mei 1925 voor het Buitenzorgfonds op Java verblijf houdend, gedurende de rest van 1925 deelnemer aan de palaeobot. Djambi-expeditie, in 1926 in dienst getreden bij het Proefstation voor de Java-suikerindustrie te Pasoeroean (Java) als Chef der Afdeeling voor de rietveredeling. Voor bot. doeleinden bereisde hij Java, Djambi (Sumatra), Koetei (Bórneo), Midden- en Z.-Celébes en Flores; voorts schreef hij ongeveer 60 wetensch. publicaties.
Pourr., - P. A. Pourret de Figeac (Pourrétia).
Praeger, - R. L. Praeger (praegeriánus).
Prain, - D. Prain (Práínea).
Prain et Burk. / Prain et Burkill, - D. Prain (zie Prain) en I. H. Burkill (zie Burk.).
Prantl, - K. A. E. Prantl (1849-93), D. plantkundige, met Engler (zie Engl.), redacteur van den lsten druk van Die Natürlichen Pflanzenfamilien.
Presl, - zie J. et C. Presl.
Puiss., - A. Puissant, bewoner van Normandië, ontdekker en eerste beschrijver (1886) van Genista andreāna (Sarothamnus vulgāris Wimm. var. andreānus Dipp. = Sarothamnus andreānus Bergm.
Pulle, - Α. Α. Pulle (Púllea).
Pulliat, - Victor Pulliat (1827, Chiroubles, Dépt. Rhône; 1896, Chiroubles), groot-wijnbouwer, stichter van het tijdschrift La Vigne Américaine, sedert 1889 directeur der landbouwschool te Ecully bij Lyon.
Pursh, - Fr. Tr. Pursh (purshiánus).
Putzeys, - J. A. Putzeys [1809, Luik; 1882, Ixelles (Brussel)], rechterlijk ambtenaar, verdienstelijk entomoloog-tuinbouwkundige, bezitter eener groote verzameling Begonia’s.
Rac. / Racib., - M. Raciborski (racibórskii).
Raddi, - G. Raddi (raddiánus).
Radlk., - L. Radlkofer (radlkoféri).
Rafin., - C S . Rafinesque-Schmaltz (rafinésquii).
Raim., - Rudolf Raimann (1863-96), D. plantkundige.
Ram. / Ramond, - L. Fr. E. Ramond, baron de Carbonnière (Ramónda).
Räuschel, - E. A. Räuschel, schrijver eener naamlijst aller in zijn tijd (1797) bekende planten.
R. Br., - Robert Brown (browniánus 1).
Rchb., - H. G. L. Reichenbach (reichenbáchii 1).
Rchb. f., - Reichenbach filĭus, d.i. de zoon: H. G. Reichenbach (reichenbachiánus), zoon van H. G. L. Reichenbach (zie Rchb.).
Rchb. f. et Zoll., - H. G. Reichenbach (zie Rchb. f.), en H. Zollinger (zie Zoll.).
Red., - P. J. Redouté (1761-1840), Fr. plantkundige.
Reg. / Regel, - Ε. Α. von Regel (Aregélia).
Regel et Körn., - E. A. von Regel (zie Reg.) en Fr. A. Koernicke (zie Koern.).
Regel et Tiling, - Ε. Α. von Regel (zie Reg.) en H. S. Th. Tiling (tilíngi).
Rehder. - A. Rehder (1863, Waldenburg, Saksen; X), tuinbouwkundige-dendroloog, conservator van het herbarium van het Arnold-arboretum (Jamaica Plain, bij Boston, Mass., U.S.A.).
Rehder et Wils. / Rehd. et Wils., - A. Rehder (zie Rehder) en E. H. Wilson (zie E. H. Wils.).
Reichb. et Zoll., - zie Rchb. f. et Zoll.
Reichenb., - zie Rchb.
Reinw., - C (K.) G. C. (K.) Reinwardt (reinwárdti).
Reiss., - S. Reissek (1819-71), custos van het bot. hofkabinet te Weenen.
Relhan, - R. Relhan (1754-1823), Iersch geestelijke-plantkundige, schrijver eener flora van Cambridge.
Renault, - P. A. Renault, schrijver eener flora van het Dépt. Orne (1804).
Rendle, - A. B. Rendle (1865-X), Eng. plantkundige.
Req., - E. Requien (requiénii).
R. et Pav., - H. Ruiz Lopez (ruiziánus) en J. Pavon (zie Pav.).
R. et S. / R. et Sch., - J. J. Roemer (Roeméria) en J. A. Schultes (zie Schult.).
Retz., - A. J. Retzius (rétzii).
Reuter, - G. Fr. Reuter (1805-72), directeur van den bot. tuin te Genève.
R. Grah., - zie Grah.
Rich., - zie L. Cl. M. Rich.
Richt. / Richter, - zie K. Richter.
Ridl. / Ridley, - H. N. Ridley (ridleyánus).
Rikli, - M. Rikli (1868, Bazel; X), oud-hoogleeraar aan de Eidgenossische Technische Hochschule te | |
| |
Zürich.
Rob. / Robins., - Ch. B. Robinson (zie Ch. B. Robinson).
Rochel, - Α. Rochel (Rochélia).
Roehl., - J. Chr. Roehling (1757-1813), D. geestelijke-plantkundige.
Roem., - zie M. J. Roem.
Roeper, - J. A. Chr. Roeper (roeperiánus).
Rohl., - Joseph Rohlena (1874, Přepychy bij Οροčno, Boheme; X), onderwijzer-plantkundige te Praag, verdienstelijk onderzoeker der flora van Boheme en Montenegro.
Rohr, - Julius Philipp Benjamin von Rohr (?, ?; 1793, ?), in 1784 luitenant-kolonel bij het garnizoen van het toen Deensche eiland Santa Cruz (Sainte Croix, Kleine Antillen), die o.a. op Martinique planten verzamelde.
Rohrbach, - P. Rohrbach (1847-71), D. plantkundige.
Rolfe, - R. A. Rolfe (rólfei).
Rolfe et J. J. S., - R. A. Rolfe (zie Rolfe) en J. J. Smith (zie J. J. S.).
Roll., - gebroeders Rollison (rollisónii).
Rom., - Frédéric Romanet du Caillaud (romanétii).
Ros., - E. Rosenstock (rosenstóckii).
Rosc. / Roscoe, - W. Roscoe (Roscóea).
Rosenst., - zie Ros.
Rostk., - Fr. W. G. Rostkov(ius) (rostkoviánus).
Roth, - A. W. Roth (rothiánus).
Rothr., - J. Tr. Rothrock (1839-1922), Amer. plantkundige.
Rottb., - Chr. Fr. Rottböll (rottbóélli).
Rouy, - G. Rouy (1851, Parijs; 1924, Asnières), plantkundige te Parijs, schrijver (1893-1913) eener flora van Frankrijk (met Foucaud en E. G. Camus).
Rouy et Camus, - G. Rouy (zie Rouy) en E. G. Camus (zie E. G. Camus).
Roxb., - W. Roxburgh (Roxbúrghia).
Royle, - J. F. Royle (royleánus).
Rozier, - Fr. Rozier (1734-94), Fr. landbouwkundige.
Rth, - zie Roth.
Rudge, - E. Rudge (rúdgei).
Ruhm. / Ruhmer, - G. F. Ruhmer (ruhméri).
Ruiz, et Pav., - zie R. et Pav.
Rupp., - H. B. Ruppe (Rúppia).
Rupr., - Fr. J. Ruprecht (ruprechtiánus).
Rusby, - Henry Hurd Rusby (1855, Franklin, New Jersey, U.S.A.; X) , thans dean-emeritus van het college of Pharmacy, Columbia University, New York.
Ruthe, - auteur van Vaccinĭum intermedĭum. – Overigens is mij van hem niets bekend.
R. Ζ., - zie Rchb. f. et Zoll.
Sab., - J. Sabine (sabiniánus).
Sacc., - P. A. Saccardo (saccardiánus).
Sadebeck, - R . Sadebeck (1839-1905), directeur van het Hamburgsche bot. museum te Meran (Tirol).
Sag., - E. Sagorski (sagórskii).
Sagot, - J. L. A. Sagot (Sagótia).
Sal. / Salisb., - R. A. Salisbury, geb. Markham (1761-1829), Eng. plantkundige, een van de stichters (1804) der Royal Horticultural Society.
Salm-Dyck, - J. M. Fr. A. H. I. Salm-Reifferscheid-Dyck (sálmii).
Samuelsson, - Gunnar Samuelsson (1885, Norrtälje, N.O. van Stockholm; X), sinds 1924 directeur der bot. afdeeling van het Natuurhistorische Rijksmuseum te Stockholm.
Sand., - H. F. C. Sander (sandéri).
Sarg., - Ch. Sprague Sargent (sargentiánus).
Saut. / Sauter, - A. E. Sauter (1800-81), Oostenr. medicus-plantkundige.
Savi, - G. Savi (Sávia).
Savigny, - Marie Jules César Lelorgne de Savigny (1778, Provins, O.Z.O. van Parijs; 1851, Parijs), bekwaam entomoloog-botanicus, medewerker van Lamarck (zie Lam.) aan diens Encyclopédie Méthodique. Hij was een der 175 geleerden en hun assistenten, die Napoleon met zich nam, toen hij 19 Mei 1798 zijn tocht naar Egypte aanvaardde (zie ook p. 379, Montbrétia).
Schau. / Schauer, - J. K. Schauer (Schauéria).
Sch. Bip., - Κ. (C.) H. Schultz (schultziánus).
Schdl, - D. Fr. L. von Schlechtendal (schlechtendaliánus).
Scheele, - G. H. A. Scheele (1808-64), D. plantkundige.
Scheff., - R. H. C. C. Scheffer (Schefferélla).
Scheidw., - M. J. Scheidweiler (1799-1861), Duitscher, leeraar te Gentbrugge.
Schelle, - Schelle, medewerker aan Zabel (zabéli), Handbuch der Laubholzkunde (1903). Overigens is mij van hem niets bekend.
Schellenb., - G. Schellenberg, D. plantkundige, thans (1936) professor te Wiesbaden.
Sch. et K., - H. Schinz (schínzii) en R. Keller (1854- X), rector van het gymnasium te Winterthur, te zamen schrijvers eener flora van Zwitserland.
Sch. et Sp., - K. Fr. Schimper (zie Schimper), en Fr. K. (of C.) L. Spenner (1798-1841), hoogleeraar te Freiburg (Breisgau), schrijver (1825-29) o.a. van een flora der omstreken dier stad.
Sch. et Th., - H. Schinz (schínzii) en A. Thellung (zie Thell.).
Schewe, - O. Schewe (1892, Neu-Kolziglow, Z.Z.O. van Stolp in Pommeren; X), apotheker-plantkundige.
Schimper, - K. Fr. Schimper (1803-67), D. plantkundige.
Schindl., - Anton K. Schindler, in 1905 bewerker der Halorrhagacĕae voor Das Pflanzenreich. Overigens is mij van hem niets bekend.
Schinz et Keller, - zie Sch. et K.
Schinz et Thell., - zie Sch. et Th.
Schkuhr, - Chr. Schkuhr (Schkúhria).
Schl., - meestal gebezigd als afkorting van D. Fr. L. von Schlechtendal (zie Schdl), soms voor F. R. Rudolf Schlechter (rudólphi).
Schldl / Schlechtend., - zie Schdl.
Schleich., - J. Chr. Schleicher (Schleichéra).
Schleid., - M. J. Schleiden (schleidénii).
Schltd., - zie Schdl.
Schltr, - F. R. Rudolf Schlechter (rudólphi).
Schmidt, - zie F. W. Schmidt.
Schn. / Schneid., - C. K. Schneider (schneidéri).
Schnizl. / Schnzl., - A. Schnizlein (1814-68), hoogleeraar in de plantkunde te Erlangen.
Scholler, - Fr. A. Scholler (1718-83), D. plantkundige.
Schomb., - R. H. Schomburgk (Schombúrgkia).
Schott, - H. W. Schott (schottiánus).
Schott et Endl., - H. W. Schott (zie Schott) en St. L. Endlicher (zie Endl.). | |
| |
Schott f., - Schott filĭus, d.i. de zoon: H. W. Schott (zie Schott), soms zoo genoemd ter onderscheiding van zijn vader, Κ. Schott (1759-1819), hortulanus van den bot. tuin te Weenen.
Schottky, - Ernst Schottky (1888, Zürich; 1915, gesneuveld in den wereldoorlog), botanicus, schrijver over het gesl. Quercus.
Schousboe, - Peder Kofod Anker Schousboe (1766, Rönne op het eiland Bornholm, Denemarken ; 1832, Tanger, a/d Straat van Gibraltar), omstreeks 1800 Deensch consul in Marokko, bijeenbrenger van een herbarium.
Schrad., - H. A. Schrader (schradéri 1).
Schrank, - Fr. von Paula Schrank (Schránkia).
Schreb., - J. Chr. D. von Schreber (Schrebéra).
Schult. / Schultes, - J. A. Schultes (schultesiánus).
Schult, f., - Schultes filĭus, d.i. de zoon: J. H. Schultes (1804-40), Oostenr. plantkundige, zoon van J. A. Schultes (zie Schult.).
Schulz, - zie O. E. Schulz.
Schum., - zie K. Schum.
Schumacher, - Chr. Fr. Schumacher (1757-1830), Deensch plantkundige.
Schum. et Laut., - K. M. Schumann (zie K. Schum.) en C. (K.) G. A. Lauterbach (zie Laut.).
Schur, - Ph. J. F. Schur (1799-1878), D. plantkundige, goed kenner der flora van Zevenburgen.
Schweigger, - Α. Fr. Schweigger (1783-1821, vermoord), schrijver over de flora van Erlangen.
Schweinf., - G. A. Schweinfurth (1836-1925), sinds 1888 in Duitschland gevestigd Pool, beroemd Afrika-reiziger.
Schw. et K., - A. Fr. Schweigger (zie Schweigger) en H. Fr. Fr. Körte (1782-1845), schrijvers eener flora van Erlangen (1804, 1811).
Scop., - J. A. Scopoli (Scopólia).
Scort., - B. Scortechini (Scortechínia).
Scribn. / Scribner, - Frank Lamson-Scribner (1851, Cambridge Port, Mass., U.S.A.; X), van 1894 tot aan zijn pensionneering in 1922 verbonden aan het United States Department of Agriculture te Washington. Oorspronkelijk noemde hij zich Franklin Pierce Lamson, daarna gedurende eenige jaren Frank Lamson Scribner, thans Frank Lamson-Scribner.
Seb. et Maur., - A. Sebastiani (Sebastiánia) en E. Mauri (Máúria).
Seem., - Β. C. Seemann (seemánni).
Seem, et Wendl., - Β. S. Seemann (zie Seem.) en H. Wendland (zie H. Wendl.).
Sendtner, - O. Sendtner (1814-59), hoogleeraar te München.
Sénécl., - Jean Adrien Sénéclauze, (1802-71) te Bourg-Argental (Dépt. Loire, Frankrijk), kweeker van boomen en heesters, vooral van Coniferen.
Ser., - Ν. Ch. Seringe (Seríngea).
Serv. / Servettaz, - C. Servettaz, in 1909 schrijver van een monographie der Elaeagnacĕae. Overigens is mij van hem niets bekend.
Sesler, - . L . Sesler (Sesléria).
Seub., - M. Seubert (1818-78), hoogleeraar te Karlsruhe.
S. F. Gray, - S. Fr. Gray (1766-1828), Eng. plantkundige.
S. G. Gmel., - Samuel Gottlieb Gmelin (1743-74), D. plantkundige, die van 1767-74 Z.-Rusland bereisde.
S. H. Wright, - S. H. Wright (1825-1905), Amer. plantkundige.
Sibth., - J. Sibthorp (sibthorpiánus).
Sibth. et Sm., - J. Sibthorp (zie Sibth.) en J. E. Smith (zie J. E. Sm.).
Sieb., - Ph. Fr. von Siebold (sieboldiánus).
Sieber, - Fr. W. Sieber (siebéri).
Sieb. et Zucc., - Ph. Fr. von Siebold (zie Sieb.) en J. G. Zuccarini (zie Zucc.).
Siegesb., - J. G. Siegesbeck (Siegesbéckia).
Siehe, - Walter Siehe (sieheánus).
Sim., - L. Simkovics (sedert 1886 Simonkai) (1851-1910), leeraar en privaatdocent te Budapest, schrijver over de flora van Hongarije en Zevenburgen.
Sims, - J. Sims (símsii).
Skeels, - H. Collar Skeels (1873-1934), Amer. plantkundige.
Sm., - J. E. Smith (zie J. E. Sm.).
Small, - John Kunkel Small (1869, Harrisburg, Penn., U.S.A.; X), plantkundige, sedert 1898 verbonden aan den bot. tuin van New York.
Smith, - J. E. Smith (zie J. E. Sm.).
S. Moore, - Spencer le Marchant Moore (1851-1931 ), Eng. plantkundige, die o.a. Brazilië en Australië bereisde, later verbonden aan het Museum voor Natuurlijke Historie te Londen.
Sobol., - Gregory Fedorowitsch Sobolewski (1741-1804), Russ. plantkundige.
Sol. / Soland. / Solander, - D. Solander (Solándra).
Solms / Solms-Laub., - H. Graf zu Solms Laubach (Absólmsia).
Somm. et Lev., - St. Sommier (Sommiéra) en E. Levier (Leviéria).
Sond. / Sonder, - W. Sonder (1812-81), apotheker-plantkundige te Hamburg.
Songeon, - André Songeon (1826, Chambéry, Savoie; 1905, Chambéry), gefortuneerd en daardoor onafhankelijk, verdienstelijk kenner van en schrijver over de flora van Savoie.
Sonn., - P. Sonnerat (sonneráti).
Spach, - E. Spach (1801-79), plantkundige te Straatsburg.
Span., - J. Β. Spanoghe (Spanóghea).
Sparrm., - A. Sparrman (Sparrmánnia).
Späth, - Franz Ludwig Späth (1839, Berlijn; 1913, Berlijn), boomkweeker te Berlijn, medewerker aan Dippel’s Handbuch der Laubholzkunde.
Spegazz., - Carlo Luigi Spegazzini (1858, Ivrea, N.N.O. van Turijn; 1926, La Plata, Argentinië), hoogleeraar te Buenos Aires, schrijver over de flora van Argentinië.
Speg. et Com. / Speg. et Comes, - C. Spegazzini (zie Spegazz.) en O. Comes (1848, Monopoli, Z.O.-Italië; 1917, Pórtici bij Napels), hoogleeraar te Pórtici, schrijver o.a. over het gesl. Nicotiāna.
Splitg., - Fr. L. Splitgerber (Splitgerbéra).
Spr., - K. P. J. Sprengel (sprengéli).
Sprague, - Thomas Archibald Sprague (1877, Edinburgh; X) , plantkundige verbonden aan het herbarium te Kew.
Spreng., - zie Spr.
Spring, - A. Fr. Spring (Spríngia).
Stadm., - Stadmann (Stadmánnia).
Stapf, - O. Stapf (stapfiánus).
Stein, - Berthold Stein (1847, Breslau; 1899, Breslau), inspecteur van den bot. tuin en docent aan de universiteit te Breslau, schrijver van bot. publicaties, o.a. van Algen und Flechten in Ferdinand Cohn, Kryptogamenflora von Schlesien, Band II.
Steinh., - A. Steinheil (1810-39), Fr. plantkundige.
Steph., - Chr. Fr. Stephan (1757-1814), D. plantkundige, schrijver over de flora Van Rusland.
| |
| |
Sternb., - Κ. Μ. graaf Von Sternberg (Sternbérgia).
Sternb. et Hoppe, - Κ. Μ. graaf Von Sternberg (zie Sternb.) en D. H. Hoppe (zie Hoppe).
Steud., - C. G. Steudel (steudeliánus).
Stev. / Steven, - Chr. (von) Steven (stevéni).
St.-Hil., - A. Fr. C. de Saint-Hilaire (1779-1853), Fr. plantkundige.
Stickm., - O. Stickman (stickmánii).
Stok. / Stokes, - J. Stokes (Stokésia).
Strasb., - E. Strasburger (1844-1912), hoogleeraar te Bonn.
Stuart Low, - Henry Stuart Low (zie onder lówei 1).
Stuntz, - Stephen Conrad Stuntz (1875, Clarno, Wisconsin, U.S.A.; 1918, ?), plantkundige.
St.-Y., - Alfred Marie Augustine Saint-Yves (1855, Parijs; 1933, Vernou-sur-Brenne, Dépt. Indre-et-Loire), officier in het Fr. leger, kenner van grassen, o.a. van het gesl. Spartĭna.
Sudw., - G. Β. Sudworth (1864-1927), Amer. plantkundige.
Summerhayes, - V. S. Summerhayes (1897, Street, Somerset, Engeland; X), orchideeënspecialist, verbonden aan het Kew-herbarium.
Sur., - W. F. R. Suringar (suringariánus). Soms gebezigd in plaats van V. S. (q.v.).
Sutulov, - A. Sutulov, hedendaagsch Russ. landbouwkundige, van wien mij niets bekend is dan, dat hij de auteur is van Polygŏnum linicŏla (1917).
Sw. / Swartz, - O. Swartz (swartziánus).
S. Wats. / S. Watson, - Sereno Watson (1826-92), Amer. plantkundige.
Sweet, - R. Sweet (1783-1835), Eng. tuinbouwkundige.
Swingle, - Walter Tennyson Swingle (1871, Canaan, Penn., U.S.A.; X) , plantkundige verbonden aan het Bureau of Plant Industry te Washington, schrijver o.a. over Rutacĕae.
Syme, - J. Th. I. Boswell-Syme (1822-88), Sch. plantkundige.
Szyszyl., - Ignaz, ridder von Szyszylowicz (1857, Granica, Z.W.-Polen; 1910, ?), plantkundige te Lemberg.
Tagg, - H. Fr. Tagg (taggiánus).
Tanaka, - Yoshio Tanaka, recent Jap. plantkundige.
T. And., - Th. Anderson (andersóni).
Targ.-Toz., - O. Targioni-Tozzetti (1775-1829), Ital. plantkundige.
Taub., - P. Taubert (1862-97), D. plantkundige.
Tausch, - I. Fr. Tausch (1793-1848), hoogleeraar te Praag.
Ten., - M. Tenore (Tenórea).
Terrac, - Nicola Terraciano (1837, Pozzuoli bij Napels; 1921, Bagnoli, tusschen Pozzuoli en Napels), directeur van den bot. tuin te Caserta bij Napels.
Teschn., - Hans Teschner, hedendaagsch plantkundige te Berlijn.
T. et Β., - J. E. Teysmann (zie Teysm.) en S. Binnendijk (binnendíjkii).
T. et G. / T. et Gr., - J. Torrey (Torréýa) en A. Gray (zie A. Gray).
Teysm., - J. E. Teysmann (teysmánni).
Teysm. et Βinn. / Teysm. et Binnend., - zie T. et Β.
T. Fr. Cheeseman, - T. Fr. Cheeseman (1846, Hull; 1923, Auckland, Nieuw-Zeeland), in 1854 naar Nieuw-Zeeland vertrokken, schrijver over de flora van dat land.
Th. Anders., - Th. Anderson (andersóni).
Thb., - C. P. Thunberg (Thunbérgia).
Thell., - A. Thellung (1881, Enge bij Zürich; 1928, Zürich), plantkundige, uitnemend kenner van ruderaalplanten en van het gesl. Amarantus.
Th. Moore, - Th. Moore (mooreánus 1).
Th. Nees, - Th. Fr. L. Nees von Esenbeck (Neésia).
Thomas, - Emanuel Thomas (bloeitijd 1818-41), handelaar in gedroogde planten te Bex (in Z.W.-Zwitserland, aan de Rhône).
Thoms., - Th. Thomson (thomsóni).
Thou. / Thouars, - L. M. A. du Petit-Thouars (thouársii).
Thuill.,- J. L. Thuillier (1757-1822), Fr. plantkundige.
Thunb. / Thunbg., - zie Thb.
Thw. / Thwait., - G. H. Kendrick Thwaites (thwaitesiánus).
Tod. / Todaro, - A. Todaro (1818-92 ), hoogleeraar te Palermo.
Torr., - J. Torrey (Torréýa).
Torr. et Gray, - zie T. et G.
Torrey, - zie Torr.
Tourn. / Tournef., - J. Pitton de Tournefort (Tournefórtia).
Tratt., - L. Trattinick (1764-1849), Oostenr. plantkundige.
Trautv. et Mey., - E. R. von Trautvetter (trautvettéri) en C. (K.) A. Meyer (zie C. A. M.).
Tréc., - Aug. A. L. Trécul (1818-96), Fr. plantkundige.
Trelease, - William Trelease (1857- X) , Amer. plantkundige.
Treub, - M. Treub (Treubánia).
Trev. / Trevisan, - V. Trevisan (1818-97), Ital. plantkundige.
Triana, - J. Triana (triánae; zie ook Addenda et Corrigenda).
Triana et Planch., - J. Triana (zie Triana) en J. E. Planchon (zie Planch.).
Trin., - Κ. Β. Trinius (trínii).
Trin. et Rupr., - Κ. Β. Trinius (zie Trin.) en Fr. J. Ruprecht (zie Rupr.).
Tul., - L. R. Tulasne (1815, Azay-le-Rideau, Z.Z.W. van Tours, Dépt. Indre-et-Loire; 1885, Hyères), plantkundige, vele jaren te Parijs werkzaam.
Turcz., - N. St. Turczaninow (turczaninówii).
Turra, - A. Turra (Turráéa).
Uittien, - H. Uittien (uittiéni).
Ulbr. / Ulbrich, - Eberhard Ulbrich, in 1936 custos en professor aan het bot. museum te Berlijn-Dahlem.
Ule, - E. Ule (1854-1915), D. natuurhistorisch reiziger.
Uline, - Edwin Burton Uline (1867, Paris, Missouri, U.S.A.; 1933, in Italië), plantkundige, gedurende de laatste 34 jaren van zijn leven bij het onderwijs werkzaam.
Und. / Underw. / Underwood, - L. M. Underwood (1853-1907), hoogleeraar te New York.
Urb. / Urban, - I. Urban (urbáni).
Urumoff, - Ivan Kiroff Urumoff (1857, Lowač, Bulgarije; X), leeraar te Sofia, verdienstelijk onderzoeker der flora van Bulgarije.
Vahl, - M. Vahl (váhlii).
Vaill., - S. Vaillant (vaillántii).
Val. / Valet., - Th. Valeton (valetoniánus).
Valet, et Van Zijp, - Th. Valeton (zie Val.) en Coen- | |
| |
raad van Zijp [1879,Tandjoeng Pinang (Riouw); X] , apotheker, van 1904-06 verbonden aan het Algemeen Proefstation voor Bergcultures te Salatiga (Java), van 1906-18 apotheker te Malang, van 1918-21 verbonden aan ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg, van 1922-26 aan het Rijks-Instituut voor pharmaco-therapeutisch onderzoek te Leiden, sinds 1927 apotheker te Oegstgeest, schrijver van vele pharmakol., scheikundige en bot. publicaties.
Vand., - D. Vandelli (Vandéllia).
Vandas, - Karl Vandas (1861, Tuhaň bij Smečno, W.N.W. van Praag; 1923, Skoplje = Üsküb, Z.-Slavië).
Vandelli, - zie Vand.
Van Hall, - H. C. van Hall (hállii 1).
Van Houtte, - L. B. van Houtte (houtteánus).
Van Soest, - J. L. van Soest (1898, ’s Gravenhage; X), ingenieur, verdienstelijk kenner van en schrijver over de flora van Nederland.
Van Steenis, - zie V. St.
Van Tiegh., - Ph. van Tieghem (1839-1914), Fr. plantkundige.
V. A. v. R., - C. R. W. K. van Alderwerelt van Rosenburgh (alderwereltiánus; zie ook Addenda et Corrigenda).
V. d. Bosch, - R. B. van den Bosch (bóschii).
V. Degen et Doerfl., - zie Degen et Doerfl.
Veitch, - firma Veitch & Sons (Véitchia).
Velenovský, - Josef Velenovský (1858, Čekanitz; X), oud-hoogleeraar in de plantkunde en directeur van den bot. tuin te Praag.
Vell., - J. M. de la Conceptión Vellozo (Vellózia).
Vent., - E. P. Ventenat (zie de noot bij ventenátii, p. 611, kolom 2).
Vermeulen, - Pieter Vermeulen (1899, Limmen, N.-Holland; X), assistent voor de plantkunde aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, tevens leeraar bij het M.O., schrijver eeniger publicaties over Orchis-soorten.
Vesque, - J. Vesque (vésquei).
Vest, - L. Chr. von Vest (1776-1840), Oostenr. plantkundige.
Vidal, - Sebastian Vidal y Soler (vidaliánus).
Vieill. / Vieillard, - Eug. Vieillard (vieillárdii).
Vierh., - Fr. Vierhapper (1876, Weidenau, Oostenr. Silezië; X), verbonden aan het bot. museum en de veeartsenijkundige hoogeschool te Weenen.
Vignolo Lutati, - Ferdinando Vignolo Lutati (1878, Turijn; X), hoogleeraar in de handelswetenschappen en directeur van het handelsinstituut der hoogeschool te Turijn, verdienstelijk plantkundige, vooral bekend door zijn onderzoek van Le Langhe (heuvelreeks Z.W. van Alessandria), voorzitter der Sezione Piemontese della Società Botanica Italiana.
Viguier, - L. G. A. Viguier, medicus te Montpellier, schrijver (1814) eener publicatie over Papaveracĕae. Overigens is mij van hem niets bekend; te Montpellier ingestelde onderzoekingen bleven vruchteloos.
Vill., - D. Villars(s) (Villársia).
Villar, - zie F. Vill.
Vis., - R. de Visiani (Visiánia).
Vitm., - F. Vitman (Vitmánnia).
Viv., - D. Viviani (1772-1840), Ital. plantkundige.
Vogel, - J. R. Th. Vogel (vogélii).
Voigt, - J. O. Voigt (1798-1843), medicus-plantkundige, superintendent van den bot. tuin te Calcutta.
Volkart, - Α. Volkart (1873- X), hoogleeraar te Zürich.
Vollm. / Vollmann, - Franz Vollmann (1858-1917), te München, schrijver eener flora van Beieren.
Von Hügel, - K. baron Von Hügel (huegeliánus).
Von Seemen, - O. von Seemen (seemeniánus).
V. Ooststr., - Simon Jan van Ooststroom (1906, Rotterdam; X), van 1927-34 assistent bij de systematische plantkunde aan de universiteit te Utrecht, sinds 1 Nov. 1934 assistent aan het Rijks herbarium te Leiden, schrijver van verscheidene bot. publicaties, waaronder A Monograph of the Genus Evolvŭlus (1934, proefschrift), auteur veler nieuwe soorten. Voor bot. doeleinden bereisde hij o.a. den Eifel, den Harz, Luxemburg, de Dolomieten, Montpellier en omgeving.
Voss, - Andreas Voss (1857-1924). Overigens is mij van hem niets bekend.
V. S., - J. Valckenier Suringar (1864-1932), hoogleeraar te Wageningen.
V. Seem. / V. Seemen, - zie Von Seemen.
V. Sl., - D. F. van Slooten (slooténi).
V. St., - C. G. G. J. van Steenis (steenísii).
V. Tiegh., - zie Van Tiegh.
Vuyck, - L. Vuyck (vuýckii).
Wahlb., - P. Fr. Wahlberg (wahlbérgii).
Waldst., - Fr. A. graaf Van Waldstein-Wartemberg (Waldstéínia).
Waldst. et Kit., - Fr. A. graaf Van Waldstein-Wartemberg (zie Waldst.) en P. Kitaibel (zie Kit.).
Wall., - Nathan Wolff, zich later noemende Nathaniel Wallich (wallicheánus).
Wall. et Hooker, - Nathan Wolff (zie Wall.) en W. J. Hooker (zie Hook.).
Wallis, - G. Wallis (wallísii).
Wallm. / Wallman, - J. H. Wallman (1792-1853), Zw. plantkundige.
Wallr., - K. Fr. W. Wallroth (Wallróthia).
Walp. / Walpers, - W. G. Walpers (1816-53), D. plantkundige.
Walt., - Th. Walter (waltéri).
Walter, - Hans Walter, in 1909 bewerker van Pflanzenreich 39 (Phytolaccacĕae). Overigens is mij van hem niets bekend.
Wang., - Walther Wangerin (1884, ?; X), D. plantkundige, thans hoogleeraar te Danzig.
Wangenh., - Fr. A. J. von Wangenheim (1747-1800), houtvester te Gumbinnen (O.-Pruisen), schrijver over Noordamer. boomen en heesters.
Warb., - O. Warburg (warburgiánus).
Ward, - F. Kingdon Ward (wárdii).
Warner, - R. Warner (? 1814-96), Eng. orchideeënkundige.
Warner et Will., - R. Warner (zie Warner) en B. S. Williams (1824-90), Eng. orchideeënkweeker.
Wats., - W. Watson (watsóni). Zie ook S. Wats.
W. B. / W. Beck., - zie Becker 2.
W. Bull, - zie Bull.
W. D. J. Koch, - zie Koch.
Weathers, - John Weathers (1867, New Market, Graafschap Cork, Ierland; 1928, Isleworth bij Londen), eerst verbonden aan de firma Sander & Sons (sandéri), daarna warmoezenier te Isleworth, gedurende vele jaren ondersecretaris der Royal Horticultural Society, orchideeënkenner.
Web., - G. H. Weber (Webéra).
Webb et Berth., - Ph. Barker Webb (Barker-wébbia) en S. Berthelot (zie Berth.).
Weber, - zie Web.
Weberbauer, - Α. Weberbauer (1871, Breslau; X), plantkundige, thans te Lima (Perú).
| |
| |
Web. et Mohr, - Fr . Weber (1781-1823), hoogleeraar te Kiel, en D. M. H. Mohr (1780-1808), verbonden aan de universiteit te Kiel.
Wedd., - H. A. Weddell (weddelliánus).
Weig. / Weigel, - zie C. E. Weigel.
Weihe, - Κ. Ε. Η. Weihe (1779-1834). arts-plantkundige in Westfalen.
Weihe et Nees, - K. E. H. Weihe (zie Weihe) en Chr. G. Nees von Esenbeck (zie Nees).
Wein, - K. Wein, leeraar bij het M.O. te Nordhausen, beschrijver (1913) van Viŏla najădum.
Weinm., - J. Α. Weinmann (weinmánni).
Weiss, - in 1902 auteur van Arctĭum nothum. - Overigens is mij van hem niets bekend.
Welw., - Fr. Welwitsch (1806-72), Oostenr. plantkundige, hoogleeraar te Lissabon.
Wend. / Wenderoth, - G. W. Fr. Wenderoth (1774-1861), D. plantkundige.
Wendl., - zie H. Wendl.
Wenz. / Wenzig, - J. Th. Wenzig (wenzigiánus).
Wernh., - H. F. Wernham (wernhamiánus).
Wesm., - A. Wesmael (1821, ?; 1905, Nimy bij Mons, België), tuinbouwkundige-dendroloog, leeraar aan de Rijks Middelbare Tuinbouwschool te Vilvoorden bij Brussel, schrijver eener monographie van het gesl. Popŭlus.
West., - R. Weston (1733-1806), Eng. tuinbouwkundige.
W. et Α. / W. et Arn, - R. Wight (zie Wight) en G. A. Walker Arnott (zie Arn.).
W. et Grab., - Fr. Wimmer (wimmeriánus) en H. E. Grabowski (1792-1842), D. plantkundige.
W. et K., - zie Waldst. et Kit.
W. et R., - G. Wahlenberg (Wahlenbérgia) en J. P. Rosén (1788-?), tuinbouwkundige te Stockholm.
Wettst., - R. ridder Von Wettstein (1863-1931), directeur van den bot. tuin te Weenen.
W. Fr. Wight / W. F. Wight, - William Franklin Wight (1874, Allegan, Michigan, U.S.A.; X), sedert 1900 verbonden aan het Bureau of Plant Industry te Washington, gedurende vele jaren in Californië werkzaam.
W. Gr., - zie W. et Grab.
W. Hall, - William Hall (?-1800), Eng. plantkundige.
W. Ham., - W. Hamilton (?-1856), Eng. plantkundige, die in 1814 planten verzamelde in W.-Indië.
Whe, - zie Weihe.
W. Herrmann, - Wolfgang Herrmann, in 1911 bewerker van het gesl. Setarĭa in Felix-Rosen, Beiträge zur Biologie der Pflanzen, X.
Wh. et N., - zie Weihe et Nees.
W. Hill, - Walter Hill (1820-1904), Schot, van 1855-81 directeur van den bot. tuin van Brisbane (Australië).
Whlnbg, - G. Wahlenberg (Wahlenbérgia).
Whlnbg et Rosén, - zie W. et R.
Wib. / Wibel, - A. W. E. Chr. Wibel (Wibélia).
Wiegand, - K. M. Wiegand (1873-X), hoogleeraar aan de Cornell University te Ithaca (N.Y.; U.S.A.).
Wiggers, - Fr. H. Wiggers, D. plantkundige van het einde der 18de eeuw.
Wight, - R. Wight (Wíghtia).
Wight et Arn., - zie W. et A.
Wildt, - (auteur van Rumex nieslĭi), - ten rechte Wild, - Albin Wild (1845, Brünn = Brno; 1933, Brünn), mijningenieur achtereenvolgens in de Banat, te Kladno (N.N.W, van Praag) en wederom in de Banat, in 1906 gepensionneerd, verdienstelijk schrijver over de flora van Moravië.
Willd., - Κ. L. Willdenow (willdenowiánus).
Willem. / Willemet, - R. Willemet (1735-1807), Fr. plantkundige.
Williams, - B. S. Williams (1824-90), Eng. orchideeënkweeker.
Willk., - M. Willkomm (1821-95), hoogleeraar en directeur van den bot. tuin te Dorpat, later te Praag.
Wimm., - Fr. Wimmer (wimmeriánus).
Winkler, - zie H. Winkler.
Winsl., - Charles Frederick Winslow (1811, Nantucket, Mass., U.S.A.; 1877, ?), geneesheer, schrijver over bot. onderwerpen.
Wirtg., - Ph. Wirtgen (wirtgéni 1).
Witasek, - Johanna Witasek (18..-1910), leerares aan een H.B.S. te Weenen.
With., - W. Withering (1741-99), arts te Birmingham.
W. J. Hook., - zie Hook.
W. J. Hook. et Grev., - zie Hook. et Grev.
Wohlfarth, - R. Wohlfarth, bewerker met E. Hallier (1831-1904) van den 3den druk (1892-1907) van W. D. J. Koch’s Synopsis der deutschen und Schweizer Flora. Van hem is mij niets bekend dan, dat hij in of vóór 1902 overleed.
Wolff, - 1. (auteur van Galĭum ochroleucum), - Johann Wolff (1765, Neurenberg; 1824, Neurenberg), natuuronderzoeker. 2. (Umbellifĕrae), - Hermann Wolff (1866, Braunlage in den Harz; 1929, Berlijn).
Wood, - A. Wood (1810-81), Amer. plantkundige.
Woods, - J. Woods (Woódsia).
Wulf., - Fr. X. vrijheer Von Wulfen (Wulfénia).
Wurmb, - F. von Wurmb (?-1781), eerste secretaris van het in 1778 opgerichte Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, in welks Verhandelingen hij verscheidene bijdragen tot de nat. historie leverde.
W. W. S., - Sir William Wright Smith (1875, Lochmaben, Schotland; X), hoogleeraar te Edinburgh, die voor bot. doeleinden Sikkim en Nepal bereisde.
W. W. Smith et Farrer, - Sir William Wright Smith (zie W. W. S.) en R. J. Farrer (zie Farrer).
Yatabe, - Ryôtichi Yatabe (?, ?; 1899, Kamakura, Japan), Jap. plantkundige.
Z., - zie K. H. Zahn.
Zab. / Zabel, - H. Zabel (zabéli).
Zahn, - zie K. H. Zahn.
Ζ. et M., - H. Zollinger (zie Zoll.) en A. Moritzi (zie Mor.).
Zimm., - Albert Zimmeter (1848-97), leeraar aan een H.B.S., eerst te Steyr, later te Innsbruck, verdienstelijk schrijver over de gesl. Aquilegĭa (1875) en Potentilla (1884).
Zinger, - N. Zinger, Russ. plantkundige, die in 1909 te St.-Petersburg een verhandeling uitgaf over de op vlasakkers als onkruid groeiende Camelĭna- en Spergŭla-soorten. Overigens is mij van hem niets bekend.
Zinn, - J. G. Zinn (Zínnia).
Zipp., - A. Zippelius (Zippélia).
Ζ. Μ., - zie Ζ. et M.
Zoll., - H. Zollinger (zollingéri).
Zoll. et Mor., - zie Z. et M.
Zucc., - J. G. Zuccarini (Zuccarínia).
Zuccagni, - A. Zuccagni (zuccágnii).
Zumagl., - A. M. Zumaglini (1804-65), Ital. plantkundige.
|
|