van de Bal net in ’t Kruis uit, om’er pylen in te leggen, als ze uitgehold zijn, soo moet gy op de selve platte zyden vijf stukken Hout passen, en met Houte Pennetjes vast maken, en die Houten, soo vast gemaekt, moet gy een Draeijer weder laten rond draeijen, op dat de Bal haer fatsoen weder hebben mag; als het dan rond gedraeid is, soo teikent de voorseide Houtjes, die ter zyden den Bal vast gemaekt waren, en neemt z’er alle af, en legt ze apart; neemt dan vijf Waterpylen, en bind ze aen malkanderen, gelijck men de Radpylen doet; vult dan eerst het gat in den Center van de Bal met Water-Compositie, en set het wel aen met een Stamper, die’er toe past; als dat gat gevuld is, dan moet gy een klein gat boren door een van de vijf groote gaten, tot in de Compositie van ’t middenste gat, om’er een loopend Vuur in te doen, op dat, als de Compositie in ’t midden van de Bal verteert is, het de pylen, die in ’t groote gat zijn, dat in een van de vijf hoeken geboort is, daer soude doen uitvliegen; neemt dan de vijf pylen, die aen malkanderren gebonden zijn, gelijk men de Radpylen doet, en leght de mond van de eerste pyl aen de kant daer de pyl eerst uitvlieght, hebbende te voren een klein gaetje geboort in die uitgeholde kant, tot in den Bodem van dat gat, daer de pylen in gesteld zijn, die’er eerst sullen uitvliegen, om dat, als’er die pylen uitvliegen, de eerste pyl, aen de kant van de Bal gestelt, aen brand soude geraken; lijmt dan die pyl aen de kant van de Bal vast, en aen de tweede hoek, die aen de Staert van dese pyl is, moet gy ook een gat boren, tot in den bodem van ’t gat daer de kleine pylen in gestelt zijn, die