Om een Schermschild te maken, dat ontrent honderd Serpenten uitwerpen zal.
MAeckt een Schild van ligt Hout ontrent van twaelf duimen Diameter in ’t ronde, of meer of na ’t u goed dunkt, haelt dan op de buitenkant van dit Schild een Slangen trek, welken Trek moet uitgeholt zijn ontrent een halve duim diep, en een halve duim wijd; op welken holte verscheide Houtjes moeten gevoegt zijn, met gaten daer in, om’er de Serpenten in te steken, vult dan de holte met een trage Compositie, daer geen oly of Gom in is, op dat de Rook van de Compositie door de flank niet lastig sou vallen; als dan de holte gevult is, voegt’er dan de Houtjes op, en lijmt ze vast aen de buitekanten van den Slangen trek van de Centrum; in de Circumferens moeten kleine ooghjes geslagen zijn, tot elk gat eene, daer de Serpenten in gestoken zijn, welke oogjes ontrent twee duimen hoog van het Schild moeten zijn, met de oogjes recht tegen de gaten over, daer men de Serpenten in steekt; dese ooghjes dienen om de Serpenten recht te houden en te bewaren voor het uitvallen; steekt dan door de oogjes in elk gat een Serpent, soo lange, tot dat het schild vol Serpenten is; en steekt in den Centrum van het Schild een groote Slagpyp, soo dat, als men het aen de Circumferentie aen brand steekt, de Serpenten’er d’eene na d’ander tegens een party sullen uitvliegen, en als het tot den Centrum komt, dan sal het een groote slagh geven, en soo eindigen. De gedaente van dit werk is in de vijftiende Figuur, geteikent met de letteren F.G.