gat te maken, met een dunne pees; en vult dat dan drie duimen hoogh met gestooten Buskruit, fijn gezift; neemt het dan uit de Vorm, en steekt’er de Rol in, en trekt het toe tusschen de Compositie en Rol met de geseide pees, en bind het dan vast, en doet het dan weder in de Vorm, en vult het een duimbreed met goed Buskruit, doet’er dan een prop op, en set het daer mede wel aen; neemt het dan uit de Vorm, en bind het digt toe; en als dan is ’t gedaen: En als men ’t gebruiken wil, vult de mond van ’t Serpent met de Compositie voor witte Sterren, en steekt het aen brand, en het een wyle tijds branden als een kaers, tot dat het binnen aen brand is, en dan op de aerde geworpen, soo sal het gins en weer spelen, met groot vermaeck. Besiet de gedaente in de vierde Figuur, met de letter H. Dit zijn de Serpenten om uit de hand te werpen, of op Vuurkolven te gebruiken: maer als men Serpenten voor Lochtpijlen maeken wil, soo moeten ze niet soo dik noch soo lang zijn, als de voorgemelde, of men moet extraordinaris groote Lochtpylen gebruiken; en dan sou die slag klein genoeg zijn: maer de ordinaris slag van Serpenten, voor Lochtpylen, zijn maer een quartier duims dik, en op de voorschreve manier gemaekt.