| |
Hoofdstuk VII.
Drie kwartier later hield een auto voor het theater stil en stegen de beide danseressen er uit. De groote marmeren hal was op dat oogenblik zeer druk bezocht door personen, die voor de voorstelling van dien avond plaatsen kwamen bespreken. Aller oogen richtten zich op de twee jonge vrouwen in hun lichte zomerjaponnen, de groote breedgerande hoeden en de kleine hooggehakte schoentjes. Men fluisterde elkander den naam der beroemde danseres toe en menig bewonderende blik werd hun toegeworpen. Eenige heeren, die bij de toegangsdeur naar den corridor stonden, weken eerbiedig terzijde en namen met een diepen zwaai hun hoeden af. Dolly beantwoordde hun groet met een vriendelijken, doch eenigszins stijven hoofdknik, terwijl Vera hun een verleidelijk lachje toewierp. De corridor, waarin zij zich thans bevonden, liep achter de groote zaal om. Op sommige
| |
| |
plaatsen bevonden zich breede toegangsdeuren, die thans echter alle gesloten waren. Uit de zaal klonken luide hamerslagen, vermengd met de tonen van eenige instrumenten. Men was bezig met de toebereidselen voor de uitvoering van dien avond, waarbij ook de twee danseressen zouden optreden. Bij een hoek van den gang, waar deze zich rechthoekig omboog, bevond zich een deur, waarop een koperen plaat met het woord ‘Directie’ was bevestigd. Hier stond Dolly stil en wendde zich tot haar vriendin:
‘Ik zal nu eerst de zaak met den directeur gaan bespreken, Vera, na afloop zal ik mij weder bij je voegen.’
Vera werd afwisselend rood en bleek en een zenuwachtig lachje verscheen op haar lippen. Zij drukte haar hand tegen haar onstuimig kloppend hart.
‘Kom, kom, niet bevreesd zijn, Vera,’ hervatte Dolly, toen zij zag in welk een zenuwachtigen toestand haar vriendin zich bevond. ‘Ik zal alles wel in orde maken voor je.’ Zij kneep haar aanmoedigend in den arm en wendde zich daarop naar de deur. Juist toen zij haar hand op de koperen roede wilde leggen, werd de deur van binnen geopend en stond zij plotseling tegenover een heer. Ziende, dat het een dame was, die wilde binnentreden, week hij hoffelijk terug en hield met de eene hand de deur voor haar open, terwijl hij met de andere beleefd den hoed van het hoofd nam. De danseres trad hem voorbij en knikte hem dankend toe. Plotseling echter stond zij als aan den grond genageld stil en staarde hem aan, doch onmiddellijk boog zij weder het hoofd, waardoor haar gelaat achter den breeden rand van haar hoed verborgen was. Eenigszins onvast trad zij langs hem in het vertrek, dat voor wachtkamer diende. Gelijktijdig hoorde zij de deur achter den bezoeker dichtvallen. Zich omwendend staarde zij met een ontdaan gelaat naar de gesloten deur.
‘Is het mogelijk?’, fluisterde zij met bevende lippen. ‘Dat was Perrin, ik kan mij niet vergist hebben. .... O, als hij mij maar niet herkend heeft! .... ik ben zoo bang voor hem.’
| |
| |
Zij zonk op een der stoelen neer en bleef eenigen tijd als versuft voor zich uitstaren, terwijl haar handen slap in haar schoot lagen. Eindelijk stond zij op. Een droevig lachje verscheen om haar mond, toen zij zich naar de deur van het kantoor wendde. Daar zij veronderstelde, dat de directeur, wiens bezoeker juist was heengegaan, alleen was, opende zij na een kort tikje de deur, doch verwonderd bleef zij staan, toen zij bemerkte, dat de directeur niet aanwezig was en een bezoeker voor diens tafel zat. Met een korte verontschuldiging wilde zij zich terugtrekken, toen de bezoeker van zijn stoel opsprong. Het was een groote forschgebouwde jongeman met zeer sympathieke gelaatstrekken. Hij trad eenige schreden nader en verzocht haar op hoffelijken toon te willen plaats nemen.
‘Mijn gesprek met Mr. Nurton kan best uitgesteld worden tot straks. Ik zou het mij nooit kunnen vergeven, indien Miss Forest door mijn toedoen genoodzaakt werd te wachten.’
‘U schijnt mij te kennen, mijnheer,’ antwoordde Dolly vriendelijk, want het hoffelijk optreden van den jongen man miste zijn uitwerking niet. Zij ontdeed zich van haar lange witte handschoenen en zag hem vragend aan.
‘O, wie zou een beroemde kunstenares als U niet kennen!’ riep hij enthousiast uit. ‘Ik had reeds eenige malen het genoegen U te zien optreden.’
‘Persoonlijk heb ik U echter nimmer ontmoet,’ merkte Dolly op.
‘Ik had dat genoegen tot nu toe niet,’ antwoordde de ander. ‘Mag ik mij even aan U voorstellen.... mijn naam is Harrison.’
‘Harrison,’ herhaalde Dolly langzaam, ‘de naam komt mij bekend voor....’ Plotseling schoot haar te binnen, dat deze naam vermeld stond op het kaartje, dat haar bij de witte rozen was toegezonden en opeens veranderde de vriendelijke uitdrukking van haar gelaat.
‘Aha, punt twee van het programma,’ schoot haar door het hoofd, ‘eerst bloemen, daarna kennismaking....’
| |
| |
‘O, ik herinner het mij.... U zond mij gisterenavond een mand met witte rozen.’
Harrison, die de verandering op haar gelaat had waargenomen, bracht dit in verband met de bloemen.
‘Ik hoop niet, dat ik U daardoor verstoord heb. Indien dit zoo mocht zijn...’
‘Hij hield plotseling op, want Dolly was in een helderen lach uit gebarsten. Het denkbeeld, dat hij haar verontschuldigingen aanbood voor zijn hulde aan haar kunst, kwam haar zoo komisch voor, dat zij zich niet kon weerhouden daarover in lachen uit te barsten. Harrison zag haar een oogenblik sprakeloos aan, doch het vroolijk lachende gezichtje met de kuiltjes in de wangen oefende zulk een aantrekkelijkheid uit, dat ook hij door haar vroolijkheid werd aangestoken en hartelijk met haar medelachte.
‘U neemt mij niet kwalijk Miss Forest,’ hervatte hij verontschuldigend, ‘doch uw vroolijkheid is zoo aantrekkelijk, dat men wel van steen zou moeten zijn om daardoor niet te worden medegesleept.’
‘En daarom lacht U met mij mede, hoewel U in het geheel niet weet waarover ik mij vroolijk maak. Stel U nu eens voor, dat ik mij amuseerde ten koste van uw persoon?’
‘Het zou mij een ware vreugde zijn te weten, dat ik de eer genoot U dit genoegen te schenken, al ware het ook ten koste van mijn eigen persoon.’
Zij zag naar hem op. Zijn heldere blauwe oogen keken haar in oprechte bewondering aan. Zij moest zich bekennen, dat zijn uiterlijk haar aangenaam aandeed. Zijn breede forsche figuur stak zeker wel een hoofd boven haar uit, hoewel zij zelf stellig niet klein genoemd kon worden.
‘U bent zeer complimenteus, Mr. Harrison,’ antwoordde zij, ‘doch het zou niet bij mij opkomen mij ten koste van een ander te vermaken. Het was slechts de gedachte, dat U excuses aanbood voor Uw blijk van waardeering van mijn kunst, die mij nolens volens deed lachen.’
Op dit oogenblik trad de directeur het vertrek binnen. Onmiddellijk wendde Harrison zich tot hem:
‘Mr. Nurton, U zult er wel geen bezwaar tegen
| |
| |
hebben, dat ik Miss Forest den voorrang geef. Onze besprekingen kunnen na afloop van Uw onderhoud met haar wel worden voortgezet.’ Hij knikte den directeur toe, maakte een hoffelijke buiging voor Miss Forest en verliet het vertrek.
‘Waarmede kan ik U van dienst zijn, Miss Forest?’, vroeg Nurton, nadat de deur zich achter Harrison gesloten had, terwijl hij in zijn draaistoel achter de schrijftafel plaats nam. Dolly had zich eveneens neergezet en leunde met haar linkerarm op de schrijftafel, terwijl haar rechterhand met haar handschoenen speelde.
‘Mr. Nurton, ik kom met een verzoek tot U.... Zooals U weet is Miss Dufour bij mij in speciale opleiding geweest en koester ik groote verwachtingen van haar. In den laatsten tijd treedt zij bijna geregeld met mij samen in minstens een dans op...’
‘O, ik meen U te begrijpen,’ viel Nurton haar in de rede, ‘U wilt haar alleen laten dansen.... Zij zal met een solodans moeten debuteeren.’
‘Inderdaad, dat wilde ik U voorstellen.’
‘En verwacht U daar werkelijk succes van?’, vroeg Nurton, haar met een twijfelend gezicht aanziende. ‘Ik moet U zeggen, dat ik daarvan nog niet geheel overtuigd ben. Zeker.... Miss Dufour heeft haar figuur mede en zij heeft zich als een verdienstelijke danseres doen kennen.....’
‘Mr. Nurton, Uw bedenkingen lijken mij overdreven. Gelooft U werkelijk, dat ik U er om zou verzoeken, indien ik er niet van overtuigd was, dat “de leerlinge van Miss Forest”, zooals in den beginne natuurlijk bij wijze van reclame vermeld zal worden, succes zal hebben?’
‘U kunt daar wel van overtuigd zijn, doch wie zegt mij, dat de aankondiging van het optreden uwer leerlinge een volle zaal zal trekken? En welk honorarium eischt Miss Dufour voor haar optreden?’
‘Stel U wat dat betreft gerust, Mr. Nurton. Miss Dufour zal op een der avonden der volgende week slechts één mijner dansen overnemen, zonder dat daarvoor eenige verrekening behoeft plaats te hebben. U kunt daarna met haar persoonlijk het finan- | |
| |
tieele gedeelte betreffende haar daaropvolgend optreden regelen.’
Nurton staarde eenigen tijd besluiteloos voor zich uit. De mogelijkheid bestond, dat hij hier op een schitterende debutante beslag wist te leggen. De naam Forest wettigde dit vermoeden. In dat geval zou ook voor hem hierin een groote finantieel succes schuilen. Miss Forest onderbrak zijn overpeinzingen:
‘Tegen het einde dezer maand loopt mijn contract met U af, Mr. Nurton. Ik verlaat dan de plaats, doch ben voornemens weer spoedig terug te keeren. Ik ben het nog niet met mezelf eens of ik er dan weer toe zal besluiten een nieuw contract met U aan te gaan.’ Zij had op onverschilligen toon gesproken, doch Nurton begreep heel goed de bedoeling harer woorden. Het was hem duidelijk, dat de danseres hiermede alles op één kaart zette. Zij genoot voor ieder optreden een vorstelijk honorarium, zooals zij vermoedelijk nergens anders zou kunnen krijgen, doch daartegenover stond dat alleen reeds de naam Forest op de aankondigingen hem een totaal uitverkocht huis verzekerde.
‘Laten wij die kwestie later bespreken, Miss Forest,’ antwoordde hij meegaand en Dolly begreep, dat zij het pleit te harer gunste had beslecht. ‘Vooreerst dienen wij ons met het door U gewenschte optreden van Miss Dufour bezig te houden. Wanneer verlangt U, dat dit plaats zal hebben?’
Dolly was voorzichtig genoeg haar blijdschap niet te doen blijken. Alsof deze beslissing haar als niet meer dan vanzelf sprekend voorkwam, antwoordde zij heel kalm:
‘Het is heden Donderdag.... Welnu, laten wij afspreken, dat haar debut de volgende week Dinsdag zal plaats hebben..... Dat is immers een der dagen, waarop ik zal moeten optreden?’
‘Nurton haalde een zakboekje tevoorschijn, bladerde er even in en antwoordde toen, met den wijsvinger op een der bladzijden tikkend:
‘Juist, hier staat het.... de volgende week Dinsdag.... voor de pauze het symphonie-orkest, na de pauze Miss Forest.’
| |
| |
‘Uitstekend, Miss Dufour zal dan een van mijn dansen overnemen.’
‘Zooals U wenscht. Wij vernemen de nadere opgave zeker wel tijdig van U voor het opmaken der programma's?’
‘Wij zullen daarvoor zorgen, Mr. Nurton.’
Zij stond op en maakte zich gereed om heen te gaan.
‘Is er misschien nog iets anders, waarmede ik U van dienst kan zijn?’, vroeg Nurton beleefd, terwijl hij uit zijn stoel opstond.
‘Dank U, Mr. Nurton, onze besprekingen zijn voor heden afgeloopen, de regeling voor een volgend contract kan tot later wachten, zooals U zooeven zelf opmerkte.’
Zij stak hem met een beminnelijk lachje haar welgevormde hand toe, die hij met een buiging aan zijn lippen bracht. Even later viel de van matglas voorziene kantoordeur achter haar dicht.
‘Een prachtvrouw,’ mompelde Nurton, ‘zij zou in staat zijn, iemand tot de onzinnigste daden te bewegen. Wat die Miss Dufour betreft.... hm.... er zit lijn in haar figuur, zij danst goed, .... ik geloof wel, dat zij spoedig een voorname rol zal spelen.’
Toen Dolly de wachtkamer binnentrad, viel haar oog op Harrison, die aan een tafeltje eenige geïllustreerde bladen zat te bezichtigen. Zoodra hij de danseres bemerkte sprong hij op.
‘Ik hoop, dat ik U niet te lang heb doen wachten, Mr. Harrison,’ zeide de jonge vrouw met een vriendelijk lachje, dat haar in de oogen van Harrison aanbiddelijk maakte.
‘Het wachten zou mij nooit lang kunnen vallen, Miss Forest, indien ik wist, daardoor Uw gunst te kunnen verwerven.’
Dolly wendde het hoofd af, want zij voelde een verraderlijk rood naar haar wangen stijgen, een ongewoon verschijnsel bij haar, wie alle mannen onverschillig lieten. Het bleef eenige oogenblikken stil, toen keek Dolly weer naar hem op en zeide:
‘Lijkt het U niet wat vlug, daar nu reeds aanspraak op te maken, Mr. Harrison? Men kan zijn gunst
| |
| |
slechts schenken aan iemand, dien men goed kent... en onze kennismaking lijkt mij daarvoor toch wel wat kort.’
Harrison keek haar uitvorschend aan. Noch haar houding, noch de toon van haar stem was in overeenstemming met de beteekenis harer woorden. Veeleer meende hij er een onuitgesproken aanmoediging in waar te nemen, waaruit hij den moed vatte op haar gezegde in te gaan.
‘Inderdaad, Miss Forest, ik kan niet anders dan U gelijk geven, doch zou het al te onbescheiden van mij zijn, indien ik U verzocht, mij in de gelegenheid te willen stellen die gunst te verkrijgen?’
‘Uw verzoek sluit een nadere kennismaking in,’ antwoordde Dolly, een weinig terughoudend, want de onaangename gedachte, dat hier sprake was van de inleiding tot punt drie van het door haar aan Vera opgesomde programma bedierf plotseling haar stemming. Waarom zou deze anders zijn dan de anderen? Op welke gronden mocht zij aannemen, dat hij niet hetzelfde beoogde, dat niet dezelfde motieven hem tot dit verzoek dreven, als de overigen? Waarom zou hij een uitzondering zijn op alle anderen en zuiverder gevoelens koesteren? Zij had reeds zooveel van de wereld gezien, reeds zoo vaak kennis gemaakt met lage, onreine gevoelens van het mannelijk geslacht, dat zij hier aan het bestaan van meer teedere gevoelens kon gelooven. En toch.... het was haar of iets in zijn gezicht, zijn openhartige blik, haar dwong alle verdenkingen van zich af te zetten. Harrison bleef zwijgen, hij staarde haar slechts gespannen aan, blijkbaar haar beslissing niet zonder onrust verbeidend.
‘Wie zal zeggen of de toekomst zulk een nadere kennismaking verborgen houdt? Zullen onze wegen elkander nogmaals kruisen?’
Zij ontweek hem, hij gevoelde het. Zij vermeed een rechtstreeksch antwoord. Was dit om hem niet te kwetsen met een afwijzing? Of speelde zij wat met hem? .... Doch neen, dat kon hij niet aannemen, haar geheele houding logenstrafte deze gedachte. Zóó zag de vrouw er niet uit, die het voornemen had
| |
| |
een man in haar netten te vangen. Het kwam niet in hem op de ware reden van haar handelwijze te veronderstellen. Zijn bedoelingen waren daarvoor te zuiver. Vanaf het eerste moment, dat hij haar had gezien, eenige weken tevoren, toen zij weer voor het eerst te New-York optrad, had haar beeld hem niet meer verlaten, zonder dat hierbij evenwel sprake was van onkuische gevoelens.
‘Gijzelf zoudt die persoon kunnen zijn, Miss Forest,’ antwoordde hij terneergeslagen, ‘doch dit schijnt niet met Uw wenschen overeen te komen. Indien ik slechts wist, dat een tweede ontmoeting U niet onaangenaam zou zijn.....’
‘Met de eerste was dit althans niet het geval, Mr. Harrison,’ viel zij hem in de rede, hem toeknikkend en haastig het vertrek verlatend. Als in een droom staarde hij naar de deur, die zich reeds lang achter haar gesloten had.
Had hij goed gezien? Was het verbeelding geweest, of had zij hem werkelijk met een warmen blik van sympathie aangezien? Tevergeefs trachtte hij met een koel hoofd na te denken, vruchtelooze pogingen stelde hij in het werk om zich zelf te overtuigen. Plotseling werd hij in zijn gepeins gestoord, doordat Mr. Nurton op den drempel van het kantoor verscheen.
‘Hé, Mr. Harrison, ik begon te gelooven, dat gij reeds heengegaan waart.’
‘Neem mij niet kwalijk, Mr. Nurton, dat ik U zoo lang liet wachten,’ antwoordde Harrison, het kantoor binnentredend.
‘U schijnt een kennis van Miss Forest te zijn,’ merkte Nurton op.
‘Ik tracht het tenminste zoover te brengen,’ antwoordde Harrison. ‘Nog nimmer heb ik zulk een charmante vrouw ontmoet.’
‘Aha,’ lachte de ander, ‘bent U ook het slachtoffer van haar lieftalligheid geworden? Dat is tegenwoordig mode onder de heeren. Zooals men elkander een vraag stelt omtrent het laatste nieuws, zoo kunnen de heeren thans vragen: ‘Ben je reeds verliefd op Miss Forest?’
| |
| |
‘Zij schijnt daar echter niet heel veel om te geven?’
‘Neen, dat is zoo.... zij is een voorbeeld van soliditeit..... vroeger schijnt dat wel anders geweest te zijn. Men fluistert zonderlinge verhalen over haar optreden destijds.’
‘Heeft U daar zelf ooit eenige ervaring van opgedaan?’
‘Neen, dat niet. Zij treedt in haar dansen wel.... hm.... nu laten wij zeggen, wel wat heel dun gekleed op, doch op zich zelf zegt dat niets omtrent haar moraal. Van werkelijk slechte of onzedelijke handelingen, die ik als directeur van een theater bij de artisten nogal eens waar kan nemen, heb ik bij haar nooit iets kunnen ontdekken.’
‘Zou het dan niet beter zijn, indien U er in het geheel niet over sprak? Dergelijke geruchten zijn vaak schandelijk overdreven of in het geheel niet waar, ze gaan van mond tot mond, zonder dat men eenig positief bewijs heeft, dat ze gegrond zijn.’
Nurton keek zijn bezoeker eenigszins bedremmeld aan bij deze terechtwijzing.
‘Neem mij niet kwalijk, Mr. Harrison, doch ik vermeen deze terechtwijzing niet geheel verdiend te hebben. Ik heb met geen enkel woord een bepaald feit aangeroerd en slechts medegedeeld, hoe haar optreden vroeger schijnt geweest te zijn. Heb ik mij dus aan een of andere uitlating schuldig gemaakt, zooals door U werd aangeduid?’
‘Inderdaad, Mr. Nurton, ik zie mij genoodzaakt mijn woorden terug te nemen. Ik bied U mijn excuses aan voor mijn voortvarendheid.’
‘O, het is reeds vergeten,’ riep Nurton gemoedelijk uit, de handen afwerend opheffend. ‘Laten wij er niet verder over spreken en tot het onderwerp van onze besprekingen terugkomen.’
Eenige oogenblikken daarna waren de beide heeren in een druk gesprek gewikkeld. Wij zullen hen aan hun besprekingen overlaten en Miss Forest, die zoo haastig de wachtkamer had verlaten, volgen. Ook zij was aan zeer gemengde gevoelens ten prooi. Nog nimmer had een heer een dergelijken indruk op haar gemaakt als Harrison, doch de bittere ervaringen,
| |
| |
die zij zoo vaak had opgedaan gedurende haar jong emotievol leven hadden haar vertrouwen danig geschokt. In gedachten verzonken liep zij door de lange gang en zij bemerkte niet, dat bij een der deuren, die naar de zaal voerden, een heer stond, die haar opmerkzaam gade sloeg, toen zij hem passeerde. Het was dezelfde persoon, dien zij bij de deur had ontmoet en die blijkbaar op haar terugkomst had gewacht. Een satanisch lachje verscheen om zijn lippen, toen hij bemerkte, dat de danseres niet het minste vermoeden van zijn aanwezigheid had.
‘Duivels,’ mompelde hij tusschen de tanden, ‘zij is nog prachtiger dan vroeger. Zij zal mij nu niet ontgaan. Het kan geen toeval zijn, dat haar weer op mijn weg heeft geplaatst. Dat is een voorbeschik king. Hoe dicht onder mijn bereik heb ik haar gehad,’ knarsetandde hij. ‘Te weten, dat slechts een kwartier voldoende ware geweest om haar willoos aan mij over te leveren.... zij was machteloos tegenover mij... wat baatte al haar tegenstand... Vervloekt degeen, die op het onzalige denkbeeld kwam haar te gaan zoeken.’ Hij staarde de jonge vrouw, die thans een zijdeur opende met gloeiende oogen na.
Dolly was zich er in het geheel niet van bewust, dat zij op dat oogenblik bespied werd. Haar hoofd was nog te vol van de ontmoeting met den jongen man, die zulk een indruk op haar had gemaakt. Met een droomerige uitdrukking op het gelaat, betrad zij kort daarop het tooneel, waar Vera met meer bedrijvigheid dan wel noodzakelijk was, heen en weer liep en eenige aanwijzingen gaf betreffende de décors voor dien avond. Nauwelijks had zij haar vriendin echter gezien of zij vloog op haar af, haar met vragen overstelpend. Dolly, die op dat moment haar heele zending vergeten had, keerde plotseling tot de werkelijkheid terug en knikte haar vriendin triomfantelijk toe.
‘Ga maar mee naar mijn kleedkamer dan zal ik je alles vertellen.’
‘Ben je geslaagd,’ vroeg Vera ongeduldig, toen zij zich naar de kleedkamer begaven.
| |
| |
‘Ja, ik ben geslaagd,’ antwoordde Dolly, de deur van haar kleedkamer openend. Zij had de mooiste kleedkamer van het theater in gebruik. Een groot gedeelte van het meubilair was van haar zelf, wijl zij alle mogelijke comfort als een der eerste vereischten voor een goed kunstenares beschouwde.
‘Ga daar nu eens zitten,’ zeide zij, haar vriendin een der gemakkelijke fraai bekleede stoelen aanwijzend, terwijl zij zelf in een andere plaats nam. ‘Om je nieuwsgierigheid dadelijk geheel te bevredigen, zal ik maar beginnen met je te vertellen, dat je Dinsdag reeds als solodanseres zult optreden.’
‘Is het werkelijk waar?!’, riep Vera uit, van haar stoel opspringend.
‘Ja, het is zoo. Het kostte mij wel eenige moeite om den directeur over te halen een dans van mij op jouw naam over te schrijven, doch tenslotte stemde hij toe. Je zult echter gratis moeten debuteeren. Ik kon het heusch niet anders regelen, Vera,’ voegde zij erbij, toen zij het teleurgestelde gezicht van de ander zag. ‘Als ik niet gedreigd had mijn contract wellicht niet te zullen vernieuwen, was het mij vermoedelijk in het geheel niet gelukt.’
‘Heb je dat gedaan! Heb je dit schitterend contract in gevaar gebracht voor mij! .... maar Dolly, zulk een honorarium kan niemand anders geven.’
‘Welnu, dan had ik mij met wat minder tevreden gesteld. Ik heb geld genoeg verdiend gedurende het laatste jaar. Het was dus niet zoo'n groot waagstuk van mij om het verlies van dit contract te riskeeren.’
Het was niet geheel waar, wat zij zeide. Dit was het theater, waar zij voor het eerst met succes was opgetreden, waarin zij haar grootste triomfen had gevierd en het zou haar wel degelijk veel verdriet gedaan hebben, indien zij daar nooit meer zou kunnen optreden. Want, indien de directeur niet had toegegeven, dan zou zij van haar kant ook woord gehouden hebben.
Vera luisterde slechts half. Haar gedachten hielden zich te zeer bezig met het groote feit en de vooruitzichten, die thans voor haar opengesteld zouden worden.
| |
| |
‘Vervelend eigenlijk,’ dacht zij, ‘dat zij bij Dolly zou moeten blijven. Kon zij niet veel meer succes oogsten, indien zij alleen was? En de financieele voordeelen! Indien zij zich afscheidde, zou zij kunnen doen en laten wat zij zelf wilde... niemand zou er haar een verwijt van maken, indien zij ook wat van de genoegens des levens genoot. Trouwens, had Dolly het recht, haar tegen te houden, indien zij heen wilde gaan? Mocht zij een hinderpaal zijn in haar vlucht? Neen, niemand zou haar kunnen laken, indien zij besloot een anderen kant op te gaan.’
Dolly zag haar glimlachend aan.
‘Toekomstplannen aan het maken?’, vroeg zij opgewekt.
‘Neen, ik zit er over na te denken, hoeveel ik aan je te danken heb,’ antwoordde Vera zonder de minste aarzeling.
‘Daar zou ik mij het hoofd nu maar niet over breken.... Is alles reeds klaar voor vanavond? Je was zooeven zoo in de weer, dat ik er niet aan twijfel of alles is keurig in orde.’
‘Ja, doch ik begrijp niet, dat je dien ouden Moore niet ontslaat.... het is een echte suffer.’
‘Ach, Vera, je moet je niet zoo gauw boos op hem maken. Hij werkt reeds van den beginne af aan bij mij en bedient het licht uitstekend. Hij is de eenige man, wien ik dat werk durf toe te vertrouwen.’
‘Zoo, waarom? Denk je, dat een ander daar ook geen kans toe ziet?’
‘O ja, dat wel. Vroeger werd het tweede licht door een anderen man bediend, voor ik Mary daarmede belastte, doch ik moest hem tenslotte heenzenden, omdat hij mij eens lastig viel.’
‘Hm.... ja.... ik begrijp het,’ grinnikte Vera, ‘hij vond, dat hij lang genoeg naar je schoonheden gekeken had.’
‘Ik verdenk hem er ook van, destijds tijdens de repetitie opzettelijk het licht te vroeg te hebben opgedraaid, waardoor ik geheel ongekleed voor de toeschouwers stond.’
‘Ik vind dat zeer handig van hem. Zoo'n parel van een bediende zou mij wel lijken. Je succes was na- | |
| |
tuurlijk overweldigend. Nog verstandiger zou het van hem geweest zijn, indien hij het licht slechts voor een heel kort moment had opgedraaid, zoodat de heeren slechts één blik op je bekoorlijke naaktheid hadden kunnen werpen.’
‘Vera, ik houd niet van je lichtzinnige praatjes,’ merkte Dolly scherp op. ‘Vroeger liet het geheele voorval mij koud doch thans denk ik daar anders over.. Gelukkig.. mijn opvatting was destijds een dwaling, die ik Goddank ben gaan inzien.’
‘Wij worden weer sentimenteel, Dolly, en dat juist op een oogenblik als dit, nu mijn grootste verwachtingen in vervulling zullen gaan.’ Zij opende een sierlijk bewerkt doosje, dat op een tafeltje stond, en nam er een sigaret uit. Daarna schoof zij het met een uitnoodigend gebaar naar haar vriendin. Toen deze een afwijzende beweging maakte, lachte zij spottend.
‘Je begint aanleg voor huisvrouw te krijgen, Dolly.... Toch niets aardig van je, dat je mij altijd alleen laat rooken,’ voegde zij er mokkend aan toe. ‘Het zou zoo gezellig zijn als je het ook eens deed.’
‘Als je er zoo op gesteld bent, wil ik je dat genoegen wel eens doen,’ antwoordde Dolly, doch haar stem had een onverschilligen klank. ‘Vroeger rookte ik veel, doch tegenwoordig niet meer... ik vind het niet vrouwelijk staan.’
‘Je lijkt mij heel wat veranderd bij vroeger,’ merkte Vera op.
‘Ja, dat is zoo. Ik ben een tijd lang uit mijn evenwicht geweest, doch thans begin ik gelukkig mezelf weer te worden.’
‘Gezelliger lijk je mij er nu niet direct op te worden.’
‘Dat is jouw opvatting. Onze meeningen loopen, wat dat betreft, uiteen, Vera.’
Miss Dufour maakte een ongeduldige beweging. Zij sloeg de beenen over elkaar en schopte met de punt van haar kleine sierlijke schoentje nukkig tegen den poot van de tafel. Gedurende eenige oogenblikken heerschte weer het onaangename stilzwijgen, dat zich in den laatsten tijd steeds vaker herhaalde.
| |
| |
Dolly gevoelde eenige spijt in zich opkomen. Zij had de losweggeworpen woorden van Vera niet dadelijk zoo zwaar moeten opnemen, nu haar vriendin zoo gelukkig was door haar aanstaand optreden, dacht zij.
‘Ben je nu tevreden, Vera, nu ik je je zin heb gegeven en je gezelschap houd met rooken?’, vroeg zij op vroolijken toon, terwijl zij evenals haar vriendin de beenen over elkaar sloeg en achteloos in haar stoel achterover leunde. Deze scheen thans tevreden gesteld, want zij knikte Dolly met een minder koelen blik toe.
‘Raad eens met wien ik zooeven kennis gemaakt heb,’ vervolgde deze.
‘Hoe zou ik dat kunnen raden,’ antwoordde de ander, het rookwolkje nastarend, dat zij juist omhoog had uitgeblazen.
‘Met Mr. Harrison, die mij gisteren de witte rozen zond.’
‘Aha,’ grijnsde Vera, ‘zeker een charmant mensch?’
‘Inderdaad, hij is mij zeer sympathiek,’ antwoordde Dolly.
Het ontging Vera niet, dat een vurig rood zich plotseling over Dolly's wangen verspreidde.
‘Je hebt hem zeker bij Mr. Nurton ontmoet, is het niet?’
‘Ja, hij was zoo vriendelijk te mijnen behoeve zijn onderhoud uit te stellen. Toen ik het kantoor verliet, sprak ik hem nog even in de wachtkamer. Hij verzocht mij toen, hem in de gelegenheid te stellen nader met mij kennis te maken.’
‘Waartoe hij natuurlijk volmondig toestemming verkreeg?’ plaagde Vera.
‘Ik vrees, dat hij mijn antwoord veeleer als een weigering zal hebben opgevat.’
‘Welnu, wat doet dat er toe? Ondanks dat zal hij het heusch niet nalaten om zoo spoedig mogelijk tot punt drie van zijn programma over te gaan. Willen wij eens wedden, dat je hem reeds eerder zult ontmoeten dan je zelf vermoedt?’
Dolly's gezicht betrok. Zij had juist weer een weinig vertrouwen in hem gekregen, doch Vera's
| |
| |
woorden oefenden een plotselinge desillusie op haar uit. Miss Dufour bemerkte zeer goed welken invloed haar woorden op de ander uitoefenden en haastig boog zij het hoofd voorover om de triomfantelijke tinteling in haar oogen te verbergen. Met een ruk stond Dolly op en wierp haar sigaret in een bakje.
‘Ik ga naar huis, Vera,’ sprak zij, haar hoed grijpend. ‘Ga je mee of heb je nog andere bezigheden?’
‘Neen, ik kan nog niet naar huis gaan. Ik heb een afspraak, en blijf eerst nog even mijn sigaret oprooken.’
‘Vergeet mijn kamer niet af te sluiten als je heengaat.’
‘Ik zal er om denken, hoor. Tot vanmiddag.’
‘Ik geloof werkelijk, dat zij verliefd op hem is,’ mompelde Vera, toen Dolly de kamer verlaten had. ‘Maar zij zal hem niet hebben! Ditmaal wensch ik eens een woordje mee te spreken.... Welk een ideaal minnaar zal hij zijn. Hij heeft nog wel geen notitie van mij genomen, maar dat komt wel.... belangstelling bij een man opwekken is zoo'n groote kunst niet, mijn lichaam biedt genoeg attracties om hem te boeien.’ Zij bekeek glimlachend haar schoone gestalte in een der geslepen spiegels.
Dolly had zich inmiddels naar den uitgang van het gebouw begeven. Bij nader inzien kon zij toch niet zoo maar geloof hechten aan Vera's beweringen. Zij had immers niet de minste bewijzen voor wat zij zeide? In de vestibule werd haar aandacht getrokken door een heer, die met een zwierige beweging zijn hoed voor haar afnam. Toen zij bemerkte, dat het Harrison was, stond zij onwillekeurig stil, doch gelijktijdig begrijpend, dat zij op het punt stond daardoor een weinig conventioneele gedragslijn te volgen, knikte zij hem slechts even vriendelijk toe en vervolgde haar weg. De jonge man keek haar na, totdat de auto, waarin zij had plaats genomen, uit het gezicht was verdwenen. Zijn aandacht was zoozeer door de jonge vrouw in beslag genomen, dat hij niet bemerkte, hoe een andere heer, die reeds geruimen tijd in de hal had gestaan, eveneens het gebouw verliet, en in een anderen auto plaats nam,
| |
| |
die den eerste op eenigen afstand bleef volgen. Eenige oogenblikken daarna verscheen Vera. Zij merkte den jongen man dadelijk op, doch zij nam oogenschijnlijk niet de minste notitie van hem. Het kwam momenteel nog niet met haar plannen overeen, hem thans reeds te trachten te imponeeren. Zij wenkte een auto, gaf den chauffeur een adres op en liet zich gemakkelijk in de kussens achterover vallen. Na een korten rit stopte de auto voor een groot voornaam huis. Zij betaalde den chauffeur en belde aan. Een bediende in livrei opende de deur.
‘Is Mr. Wright thuis?’, vroeg de jonge vrouw.
‘Mr. Wright is thuis mevrouw,’ antwoordde de bediende buigend. ‘Wilt U mij naar de ontvangkamer volgen, dan zal ik daarna Mr. Wright met uw bezoek in kennis stellen.’
Vera knikte even en volgde den man, die haar naar een weelderig ingericht vertrek geleidde. Toen hij de kamer had verlaten, nam zij op een divan plaats en wachtte in onverschillige houding de komst van haar gastheer af. Lang werd haar geduld niet op de proef gesteld, want spoedig werd de deur geopend en trad Harold het vertrek binnen. Al ware men niet van zijn leefwijze op de hoogte, men zou niet veel moeite gehad hebben om reeds op het eerste gezicht vast te stellen, dat deze heer een alles behalve regelmatig leven leidde. Op zijn gelaat, dat een jaar geleden nog jeugdig en in zekere mate aantrekkelijk mocht heeten, lag nu het stempel van bandeloosheid.
‘Welk een verrassing!’, riep hij uit met uitgestrekte hand de jonge danseres naderend. ‘Ik had niet durven hopen reeds zoo spoedig bezoek van mijn schoone vriendinnetje te mogen ontvangen.’
Vera was opgestaan en liet gewillig toe, dat Harold, na haar hand in de zijne te hebben genomen, haar met een onstuimige beweging tegen zich aan drukte. Niet dat zij zooveel sympathie voor hem gevoelde! Neen, dat was zeer zeker het geval niet, doch hij was rijk en voldeed steeds zeer gewillig aan haar wel wat buitensporige eischen. Zij wist, dat hij vroeger in een of andere verhouding tot
| |
| |
Dolly moest hebben gestaan, doch het was haar niet mogen gelukken den juisten aard hiervan vast te stellen. Wel had zij kunnen constateeren, dat thans van een vriendschappelijk gevoel tusschen hen geen sprake meer was en juist op deze verwijdering had zij haar plan gebaseerd.
‘Wees nu eens even kalm,’ riep zij uit, zich losmakend uit de omhelzing van haar minnaar. ‘Kom hier eens naast mij zitten, want ik heb iets met je te bespreken.’
Hij voldeed aan haar verzoek en nam naast haar op den divan plaats, met een ‘blasé’-gebaar een sigaret aanstekend. Daarna keek hij haar vragend aan.
‘Ik weet, dat je vroeger in een byzondere verhouding tot Miss Forest hebt gestaan,’ nam zij het woord, met de deur in huis vallend. Harold werd bleek en sloeg de oogen neer, terwijl hij onrustig op zijn plaats heen en weer schoof.
‘Ik heb echter kunnen vaststellen, dat van eenigen omgang tusschen U beiden thans geen sprake meer is,’ ging Vera voort.
‘Neen, hoe zou dat mogelijk kunnen zijn. Sinds ik jou heb leeren kennen, kan er geen ander voor mij meer bestaan,’ antwoordde Harold, door deze vleierij trachtend zijn onrust te verbergen.
‘Goed, laten wij daarover niet spreken. Denk maar niet, dat ik daarvan iets gelooven zou. Net zoo min als ik mij door onze.... kom, laten wij het een verhouding noemen.... net zoo min als ik mij daardoor gebonden acht, is dat bij jou natuurlijk ook het geval. Wij komen zoo nu en dan eens bij elkaar.... indien jij mij uitnoodigt... en overigens heeft ieder van ons zooveel vrijheid als hij maar wil. Doch terzake.... het maakt op mij den indruk, dat Miss Forest en jij elkander zooveel mogelijk mijdt...’
‘Ik bewonder je opmerkingsgave,’ spotte Harold, die zich thans weer meer op zijn gemak begon te gevoelen.
‘Je gevoelt dus stellig niets meer voor haar....’
‘Zij laat mij volkomen koud,’ loog Harold, want inderdaad had hij het nooit kunnen verkroppen, dat
| |
| |
al zijn pogingen, die hij destijds in het werk had gesteld om een intiemeren omgang met Dolly te verkrijgen, hadden gefaald. Steeds had hij haar daarna met een vijandig oog aangezien, hopend nog eenmaal in de gelegenheid te zullen zijn, zijn versmade aanbiedingen te kunnen wreken.
‘Goed, luister dan. Ken je Harrison?’
‘Harrison? Ja zeker.... een flinke kerel....’
‘Ga je wel eens met hem om?’
‘Af en toe ontmoet ik hem op de club, een enkele maal ook elders. Bij onze fuiven is hij slechts zelden aanwezig. Hij vindt blijkbaar dat het daar wat al te rumoerig toegaat.’
‘Weet je, dat hij verliefd is op Miss Forest?’
‘Dat verwondert mij in het geheel niet. Wie zou haar kunnen weerstaan?’
‘En dat zeg je tegen mij?’, pruilde Vera, ‘jij, die juist beweerde, dat sinds je mij....’
Een hartelijke lach van Harold brak haar woorden af. Hij sloeg zijn arm om haar heen en liet zijn hand liefkoozend langs haar blanken hals neerglijden, totdat hij onder haar blouse haar ronden zachten schouder omvat hield. Zacht trok hij haar naar zich toe, terwijl hij fluisterde:
‘Ik zeg toch niet, dat ik haar boven jou stel?’
Vera's trekken ontspanden zich. Zij vleide zich tegen hem aan, en keek met halfgesloten oogen naar hem op. Plotseling maakte zij zich echter uit zijn omarming los.
‘Nu niet,’ hijgde zij met goed gespeelde emotie, ‘nu niet, Harold. Vanavond misschien, als je mij vandaag trouw hebt geholpen.’
‘Wat moet ik doen? Wat verlang je van mij?’, riep Wright uit, opspringend van zijn plaats. ‘Zeg het mij en ik zal niet aarzelen, dien schoonen prijs te verdienen.’ Hij staarde haar met begeerige oogen aan; haar intrigeerend spel had weer eens een overwinning behaald. Vera trok haar blouse recht en antwoordde:
‘Je zeide zooeven, dat het je in het geheel niet verwonderde te vernemen, dat Harrison verliefd is op Miss Forest, doch wat zeg je, als ik beweer, dat
| |
| |
zij hard bezig is haar hart aan hem te verliezen?’
‘Onmogelijk,’ riep de ander uit, ‘zij is tegenwoordig zoo koel.... en zou zij nu....’
‘En waarom niet? Zij was vroeger toch immers niet zoo?’
‘Men zegt, dat zij droevige ervaringen heeft opgedaan.’
‘Eigen schuld! Welk een domheid van haar om serieuse plannen ten opzichte van een man te koesteren!’ Zij lachte spottend.
‘Maar, wat heb ik eigenlijk met die verliefdheid van haar te maken?’
‘Heel veel.... als je tenminste nog prijs stelt op mijn gezelschap af en toe.’
‘Hm.... het verband is mij nog niet recht duidelijk.
‘Dan zal ik je dat even toelichten. Ik wensch niet, dat er tusschen die twee iets zal ontstaan.’
‘Aha.’
‘Wat aha?’
‘Hm.... een ideaal minnaar die Harrison, hè?’
‘Goed, ik zie, dat je mij begrijpt. Dat is tenminste al één stap in de goede richting.’
‘Als ik het wel heb, vraag je mijn hulp om mij een medeminnaar te bezorgen. Neen maar.... dat is werkelijk iets origineels!’
Hij lachte luidkeels, doch het ging hem niet van harte.
‘Ik vind wel, dat je jezelf wat al te hoog bij mij aanslaat,’ merkte de jonge vrouw op. ‘Minnaar... drukt dat niet wat veel uit voor onze kleine verhouding?’
‘Hoe het ook zij, ik weiger!’, riep Harold met vaste stem uit.
‘Uitstekend, dan heb ik hier verder niets meer te doen,’ antwoordde Vera volkomen kalm. ‘Dit is de laatste keer, dat ik hier ben geweest.’ Zij stond op en deed eenige passen naar de deur.
‘Halt.... wacht even.... niet zoo haastig!’, riep Harold uit, haar bij den arm grijpend. Zij wendde zich naar hem om en keek hem met koelen blik aan.
| |
| |
‘Waar zou ik op moeten wachten? Ons onderhoud is afgeloopen.’
‘Ga niet heen,’ smeekte hij, ‘wij zouden de zaak in overweging kunnen nemen. Vertel mij eerst maar eens wat ik doen moet.’
Vera keerde naar den divan terug en nam weer plaats.
‘Laat ik je nogmaals tevoren er voor waarschuwen, dat je weigering gelijk staat met een breuk tusschen ons,’ zeide zij op beslisten toon.
‘Goed, laat hooren.... ik moet je dus in kennis brengen met Harrison?’
‘Neen, dat is niet de hoofdzaak....’
‘Niet? .... Wat dan?’
‘Je moet er voor zorgen, dat Harrison in je gezelschap is, als je mij vanavond bij mijn kleedkamer opwacht.’
‘Hm, dat lijkt mij vrijwel hetzelfde als wat ik zeide.’
‘Neen, toch niet, want ik zal zorgdragen, dat Miss Forest gelijk met mij naar buiten komt. Het is namelijk mijn wensch, dat wij hedenavond met z'n vieren soupeeren.’
‘Maar dat is toch zeker geheel in strijd met je plannen! Je wilt de geliefden scheiden en je brengt hen juist bij elkaar!’
Vera lachte spottend voor zij antwoordde:
‘Dat lijkt tenminste zoo, doch ik verzeker je, dat dat juist precies in mijn plannen past. Je zult eens zien, hoe hun verhouding na dien avond zal zijn. Zij zullen elkander niet meer aanzien.’
‘Je schijnt nog al zeker van je zaak te zijn.’
‘Inderdaad, ik acht mislukking uitgesloten, mits je maar precies mijn aanwijzingen opvolgt.’
‘Aangenomen, dat ik er toe mocht besluiten en ik er in zou slagen Harrison hedenavond mede te brengen, wat staat er dan verder voor mij op het programma?’
‘Niets anders dan een weinig tact om Miss Forest af en toe bezig te houden, zóó, dat ik in de gelegenheid ben mij met Mr. Harrison te onderhouden, zonder dat Miss Forest mijn blikken of bewegingen
| |
| |
volgt.’ Wright floot zacht tusschen de tanden.
‘Ik moet zeggen, dat je een mooie rol voor mij hebt uitgekozen. Je denkt zeker, dat ik er rustig bij zou kunnen zitten, terwijl jij bezig bent met een ander te flirten?’
‘Och kom, doe niet zoo sentimenteel.... daar meen je toch geen woord van. Bovendien, als je je werk goed verricht, zal je, na je harde taak - daar lijkt het tenminste wel op, als men je hoort spreken - ook je belooning ontvangen.’
Zij had zich van haar zitplaats verheven en rekte, vlak voor den jongen staande, met een coquette beweging het schoone lichaam uit, terwijl haar donkere oogen hem met een verleidelijken glans aanzagen. Hij greep haar om het dunne middel en trok haar met een onstuimige beweging naar zich toe. Zij kon zich niet tegen zijn vurige kracht verzetten en liet gewillig toe, dat hij haar vochtige roode lippen met hartstochtelijke kussen bedekte.
|
|