| |
| |
| |
Hugo Raes
Op 26 mei 1929 te Antwerpen geboren.
Publiceerde:
Afro-europees (gedichten), 1957; |
Jagen en gejaagd worden (gedichten); |
Verhalen uit de Stille Zuidzee (samen met Dr. Herman Wouters); |
Links van de helikopterlijn (verhalen), 1957; |
De vadsige koningen, 1961; |
Een tijdelijk monument (verhalen), 1962; |
Hemel en dier, 1964; |
Een faun met kille horentjes, 1966; |
Bankroet van een charmeur (verhalen), 1967; |
De lotgevallen, 1968; |
Werkte mee aan verschillende literaire tijdschriften.
‘Een faun...’ werd in het Duits vertaald.
A U bent, van al de geïnterviewden, een van de weinigen die ik reeds ken van vroeger. Ik herinner me nog heel levendig hoe we met elkaar kennis maakten in het militair hospitaal te Antwerpen en daar tot diep in de nacht fluister-gesprekken over literatuur voerden. Daarna waren we beiden actief in ‘De Nevelvlek’ en in ontelbare kroegen. We zwamden over literatuur tot de alcohol ons geestelijk evenwicht herstelde en we bedroefd naar huis gingen. Maar ik kan me niet herinneren dat we in die tijd veel hebben gepraat over ‘de wereld waarin we wonen’, over politieke en sociale problemen, over al die dingen die nu in het brandpunt van de belangstelling staan.
| |
| |
R We praatten wel degelijk over ‘de wereld waarin we wonen’! En hoe! Velen van ons brachten toch vooral sociale poëzie, proza, toneel, schilderijen, essays. Denk eens: Jan Christiaens, Staf Rummens, Hugh Pernath (deze laatste met een combinatie van sociale en individuele elementen), ook Gust Gils, Julien Vandiest met zijn essays over Frankrijk en Duitsland, en ikzelf met ‘De Vadsige Koningen’, boek dat ik schreef tussen '56 en '59. En voeg daar dan nog de toneelstukken bij die we brachten, ik denk bij voorbeeld aan ‘De doden begraven’ van Irwin Shaw, en aan de spreekbeurten die we organiseerden en die heel vaak over sociale onderwerpen handelden.
A Goed, maar toch waren al die sociale problemen voor ons niet zo belangrijk als ze het voor de jongeren van nu wel blijken te zijn.
R Wij zaten allemaal meer met onszelf in de knoop, en ons eerste doel was dus met onszelf in het reine te komen. En dat was in die sombere tijd kort na de oorlog toch niet zo eenvoudig. De jaren 50 waren immers jaren van werkloosheid, van crisis, van koude oorlog. Een schrale, donkere tijd, vol deprimerende psychosen dus. En wij kwamen uit de oorlog, toch wel een frustrerend iets voor onze generatie, die de oorlog precies had doorgemaakt tijdens de jaren waarin men het gevoeligst is, nog angstig en onzeker. Wij zaten allemaal boordevol problemen en moeilijkheden en complexen en ik geloof niet dat ik alleen voor mezelf spreek als ik zeg dat we er lang hebben moeten over doen eer we die te boven kwamen. We gingen veel uit, en we hadden veel contact met elkaar, maar we waren en bleven toch eenzaten. En dat is nu natuurlijk helemaal anders geworden. De jongeren van nu kennen die problemen niet, of althans toch in veel mindere mate. Hun aandacht kan onmiddellijk en in de eerste plaats uitgaan naar een sociaal-gerichte problematiek. Dat is een voordeel dat ze hebben. Of het ook een ‘groot’ voordeel is weet ik niet, want ik geloof toch wel dat voor creatief ingestelde mensen onze weg, ik bedoel dat eerst door persoonlijke problemen heenkruipen, de beste is. Waarmee ik uiteraard helemaal niet bedoel dat kunstenaars noodzakelijk gekwelde en wat hongerige zolderkamerbewoners moeten zijn.
A Het is dus niet zozeer de impact van zekere gebeurtenissen en
| |
| |
politieke ontwikkelingen, zoals bij voorbeeld de dekolonisatiebewegingen, Vietnam, Cuba, het bewustwordingsproces van de kleurlingen in Amerika en ik weet niet wat al meer, die tot deze gewijzigde mentaliteit leidden, maar gewoon een los daarvan staande evolutie?
R Ja ook, natuurlijk. Maar deze bewustwording is ook een resultaat van een veel vrijere opvoeding, van de grotere ontwikkeling. De jongeren van nu gaan veel vrijer en vlotter met elkaar om, zij kunnen zich veel natuurlijker gedragen en vooral: zij beschikken over veel uitgebreider informatie-bronnen en communicatiemiddelen. Hun levenssfeer is daardoor heel wat minder hypocriet, op alle gebied, dan vroeger. Het is een emancipatieproces dat gewoon door zal lopen.
A In de vrijere opvoeding speelt uiteraard het onderwijs een grote rol. In ‘Een faun met kille horentjes’ klaagt u, onder meer, wantoestanden op onderwijsgebied aan. Kan er, op welk niveau ook, aan die situatie grondig gedokterd worden als niet de totale structuur veranderd wordt?
R Ja, er kan aan de situatie gedokterd worden op afdoende wijze. Ik bedoel in de eerste plaats een verdere mentaliteitsverandering. Die is er al bij de jeugd. De jeugd in de ontwikkelde landen is in mindere of meerdere mate progressief. Wat in Nederland, Denemarken, Zweden, Groot-Britannië en de Verenigde Staten gebeurde en gebeurt is een 20e-eeuwse Renaissance. De toekomst is begonnen. De bevrijding van onzinnige middeleeuwse boeien en taboes is definitief ingezet. Zelfs de kerk volgt schoorvoetend, en radeloos, komt het mij voor. De pil, de kalmeringsmiddelen, de stimulantia, de mind-drugs, de muziek, de mode, de film, toneel, literatuur, publiciteit, moderne geneeskunde, pers, TV, zijn machtig malende molens. Het logge en verouderde onderwijs moet volgen, of reactionaire gezagsdragers nu willen of niet. De tekens van grondige wijzigingen zijn universeel: het kunst- en hoger onderwijs is aan een grondige hervorming toe. De Verklaring van de Rechten van de Mens, alhoewel tot nu toe al te zeer een papieren handvest, zal geleidelijk verwezenlijkt worden. Indien het nog niet zo dadelijk gaat, komt het wel. Alleen de mentaliteit van degenen die de hoogste posten bekleden is nog
| |
| |
het obstakel. Zodra de mensen van een voorbije beschavingssfeer vervangen zijn door mensen van deze tijd - en de pensioengerechtigde leeftijd maakt er wel een eind aan - gebeurt er een en ander. De nefaste invloed van grijsaards als Adenauer, Foster Dulles onzaliger, De Gaulle, en bepaalde pausen, blijft niet duren. Er zijn natuurlijk altijd gevaarlijke top-leiders, maar we reizen toch in de goede richting. Vreemd genoeg is de grote beweging de muziek. De jeugd, de volwassenen, de leiders van morgen - en die komen toch bij voorbeeld van de universiteiten - leert via de beat het echte van het onechte scheiden. Vroeger gebeurde dit op veel beperkter plan, alleen via de literatuur. De jeugd, de moderne mens in het algemeen, staat niet meer achter georganiseerd geweld, achter militaristische organisaties of dito disciplines, achter oorlog en leger, achter imperialistische of nationalistische drijverijen. Zij weten dat er beter te doen is in het leven. Trouwens ook de grootmachten weten dat. Zoals Servan Schreiber in ‘De Amerikaanse Uitdaging’ terecht zegt: ‘de toekomst behoort niet aan de machtigste legers, maar aan die landen die het meest creatief intellect opkweken.’ En het intellect, zowel in het Westen als in Rusland, komt tot het besef, dat structuurhervormingen niet meer uit de weg gegaan kunnen worden. Voor een nieuwe tijd, een nieuwe wereld, zijn aanpassingen en veranderingen nodig. Voorlopig zijn we daar internationaal mee bezig in het onderwijs en in de mentaliteitsvorming. Angstvallig het been stijf houden is een reactie van domheid en kortzichtigheid, van nog niet aangepast zijn aan de tijdssfeer. Een ontwikkelde mens houdt toch rekening met de in het verleden begane vergissingen en experimenten. En op dat inzicht komt het aan. Er moet een bewustwording zijn, een kritisch besef, met het doel betere levenscondities te scheppen. Er moet meer inspraak komen. Je moet eens zien hoe bijvoorbeeld de mensen in Denemarken en Zweden leven, tot welk peil van breedgeestigheid, verdraagzaamheid, goede smaak en culturele interesse de mentaliteit ginds geëvolueerd is. De inwoners genieten er van sociale voorzieningen die al veel wijdreikender en volmaakter zijn dan bij ons. Ook het werktempo is er veel trager. De directies van de fabrieken zien daar zelf het belang van in.
| |
| |
De kwaliteit van de arbeid hangt daar toch mee samen. ‘Over 30 jaar is er vierdaagse werkweek, wordt er slechts 7 uur per dag gewerkt; het jaar wordt verdeeld in 39 werkweken en 13 vakantieweken. Dat betekent weekends en feestdagen meegerekend dat er in een jaar 147 werkdagen en 218 vrije dagen zijn. Over één generatie.’, zegt Herman Kahn, in een rapport van het Hudson-Institute, geciteerd in ‘De Amerikaanse uitdaging’. Op die dus zeer nabije toekomst moeten wij ons voorbereiden. En niet stompzinnig blijven voortleven volgens normen die stammen uit het agrarische tijdperk. En dan zou ik nog vergeten iets te zeggen over de openheid in het denken ginds in Scandinavië. De Zweedse grondwet verbiedt gewoon dat er tegen bepaalde publikaties, vertoningen, films of wat ook opgetreden wordt. En hoewel de Zweden van nature uit een eerder stijf en nauwgezet volk zijn kan men er dan ook in elke krantenkiosk, en gewoon tentoongesteld, tijdschriften zien met foto's die onze zedenmeesters de kolieken zouden doen krijgen. En ook de kinderen zien dat daar en worden er blijkbaar niet door gedegenereerd. Als je dan ziet dat men er enorm veel leest en naar theater gaat, dat hun filmproduktie van topniveau is en dat het onderwijs er het troetelkind van de regering is...
A De Skandinavische landen kennen het hoogste zelfmoord-percentage ter wereld.
R Waarom de zelfmoord negatief beoordelen? De zelfmoord is ook een vorm van emancipatie. Vroeger onderging de mens zijn lot dierlijk gelaten. Nu niet meer. Nu wenst de mens zelf in te grijpen. Dat is toch de kern van het hele bevrijdings- en bewustwordingsproces dat aan gang is. En dat strekt zich uit, over het lijden, tot in de dood. Waarom moet de mens de dood afwachten als hij beseft dat hij de anderen tot een ondraaglijke last geworden is bijvoorbeeld, of als hij zich wegens ziekte of wat ook toch reddeloos verloren weet? Een dier dat lijdt laat men een zachte dood sterven, waarom heeft ook een mens niet het recht zijn lijden niet langer te aanvaarden?
A U was ook in Helsinki, voor het internationaal auteurscongres. Men behandelde daar het probleem van de macht van de auteur in onze snel veranderende wereld, macht niet alleen op sociaal
| |
| |
en politiek gebied, maar ook macht over het woord. Wat waren de meest verspreide meningen?
R De meningen waren verdeeld, ik schat lichtjes overhellend naar de kant van de sociaal geëngageerde kunstenaar. Deze strekking was hoofdzakelijk vertegenwoordigd door de jongere auteurs, en dat was de meerderheid, vooral van de Skandinavische landen waren er veel jongere auteurs gekomen. De ouderen vonden de magische cultus van het woord de hoofdzaak. Natuurlijk ook de nouveau-roman groep. De auteur heeft al genoeg moeite om zijn métier onder de knie te krijgen, vonden zij, en dat is zijn grootste verantwoordelijkheid, zijn eigenlijke rol. Wie sociale beïnvloeding op zijn programma wil schrijven moet in de politiek gaan, vinden zij. O.a. Jakov Lind was zeer scherp. ‘Wat zitten jullie hier te lullen,’ zei hij, ‘over aansluiten bij de werkersmassa, ermee samenwerken. Voor de werkman mogen alle auteurs stikken, hij is maar geïnteresseerd in zijn sociaal bezit. Om zeven uur werd de grootste stakingsbetoging in Frankrijk tijdens de meidagen stilgelegd. Waarom? Voor de doorslaggevende beslissing? Voor een vergadering? Nee, om te gaan eten! Het enige waar de werker in geïnteresseerd is is niet een evolutie of een revolutie, maar meer salaris, en toen hun dat toegezegd werd lieten ze al de rest vallen.’ Persoonlijk vind ik dat de auteur de twee opdrachten kan combineren. De tijd van alleen maar zielemijmeringen is voorgoed voorbij, zoals de tijd van het corset voorbij is. De tijd van uitsluitend het woordexperiment eveneens. Nu is het de tijd van de combinatiemogelijkheden. De besten gaan daarin voor. Denk aan wat Joyce en ook Henry Miller deden. Kritiek is nodig om de ogen te openen, corruptie te lijf te gaan, misbruiken uit de wereld te helpen. Al te vaak wordt het recht nog met de voeten getreden, zeker in ons land, waar nonchalante chaos nog te veel dekmantel is, waar de smalle en kortzichtige bourgeois-geestesgesteldheid, die elke vernieuwing in de weg staat, nog te overheersend is. Het is trouwens ook deze bourgeois-geestesgesteldheid die onze literatuur na het afsterven van Van Ostaijen opnieuw heeft bepaald tot voor kort. Het is een ramp geweest dat Van Ostaijen zo vroeg is verdwenen. Wij hebben nooit iets anders gehad dan een agrarische literatuur. Wat zogenaamd
| |
| |
dan sociale literatuur was behoord in wezen tot dezelfde soort. We hebben moeten wachten op de komst van L.P. Boon in Vlaanderen om de draad die bij Van Ostaijen verbroken werd weer te zien doortrekken. Er was geen voortgang tussen Van Ostaijen en de generaties die na de 2e wereldoorlog begonnen te publiceren. Na Van Ostaijen en tot een poos na de tweede wereldoorlog was het de heerschappij van de bourgeoisliteratuur. Eigenlijk komt daar nu eerst sinds kort verandering in.
A Uw werk klaagt voortdurend wantoestanden aan en maakt daarbij veel gebruik van science-fiction elementen. Ik denk aan verhalen als Vondst, Oudejaarsavond, De desintegratie, Van Brak tot voorbij evolutie, Een spie van de tijd, Een zonsopgang, ik noem ze op uit het geheugen. Ik heb daarbij de indruk dat het SF-element steeds belangrijker wordt, zeker sinds u ‘De lotgevallen’ schreef. Zit de evolutie er inderdaad in, en hoe verklaart u ze?
R SF-elementen zijn inderdaad altijd aanwezig geweest. Al in mijn eerste verhalen, bijvoorbeeld het verhaal ‘Links van de helikopterlijn’. Maar toch is de eigentijdse sfeer geleidelijk sterker en scherper geworden, en gaan evolueren tot projecties in de toekomst, of meer nog, projecties in het alles, het universele. In bepaalde verhalen van ‘Bankroet van een charmeur’, en in ‘De Lotgevallen’ is er een teruggaan tot de oerbeginselen, tot het mythische, en het leggen van rode draden naar het heden én de toekomst.
|
|