| |
| |
| |
Willy Calewaert
Geboren te Antwerpen op 26.10.1916.
Hogere studiën aan de Rijksuniversiteit te Gent en aan de Vrije Universiteit te Brussel (Doctor in de Rechten, Licentiaat in de Criminologie, Geaggregeerde van het Hoger Onderwijs).
Sedert 1939 advokaat te Antwerpen. Meerdere malen lid van de Raad der Orde.
Gewoon hoogleraar te Gent en te Brussel.
Provinciaal senator sedert 1968.
Publiceerde een aantal werken over recht en criminologie.
Medewerker aan meerdere tijdschriften.
A ‘Macht en onmacht van het woord’, zo zou men de thema's van dit boek kunnen samenvatten. Als men daar over praat is het misschien wel interessant te beginnen met de perssituatie in Vlaanderen. Het is een feit dat het aantal socialistische kiezers in Vlaanderen veel hoger ligt dan het aantal lezers van socialistische dagbladen. Een massa mensen lezen dus dagelijks katholieke of liberale kranten, zonder dat die er blijkbaar in slagen enige invloed op die mensen uit te oefenen.
C U zou ook voorop kunnen stellen dat er in de katholieke gezinnen over het algemeen meer kinderen zijn...
Misschien betekent het verschijnsel, zoals U het vaststelt, dat de meeste Vlamingen beter kunnen denken dan lezen... of misschien ook dat ze er in slagen tussen de lijnen te lezen. Het bewijst alleszins dat ze kunnen oordelen.
Nu geloof ik ook dat de doorsnee-socialistische lezer relatief
| |
| |
weinig belang stelt in de politieke artikelen en studies die in de niet-socialistische pers verschijnen. Hij leest de kranten in hoofdzaak om het lokale- of het sportnieuws, en neemt het overige met een korrel zout.
Verder moet men bij dit probleem rekening houden met het feit dat, afgezien van de dagbladpers, de socialistische pers wel degelijk heel belangrijk is. Alle socialistische gesyndiceerden, alle leden van coöperaties, alle gepensioneerden, socialistische vrouwen, leden van socialistische kringen, enz. hebben hun eigen tijdschriften. En bovendien bestaat er in de socialistische partij een zeer nauw kontakt, langs een zeer uitgebreid net van verenigingen en plaatselijke kringen. Dat verzwakt uiteraard de invloed van politiek anders georiënteerde kranten op hun socialistische lezers.
A Hoe verklaart U het feit dat de socialistische dagbladpers hier in Vlaanderen de mensen zo weinig aanspreekt?
C Ik ben niet bevoegd dit uiterst complexe probleem volledig te behandelen.
Maar ik meen wel de nadruk te kunnen leggen op een gebrek aan geldmiddelen. De socialistische pers ligt niet bepaald in de gunst van de reclamemakende grote firma's. Men kan niet verwachten dat die kapitalistische ondernemingen veel geld zullen steken in kranten die, in edito, het kapitalisme steeds weer aanvallen. Natuurlijk kunnen ze de socialistische pers niet helemaal negeren. Een groot aantal maatschappijen zijn voor de afzet van hun produkten afhankelijk van de kleine man, de kleine gebruiker, en zij zijn dus wel verplicht in deze consumptie-gemeenschap in de socialistische pers reclame te maken. Maar de grote trusts vermijden zoveel het kan elk kontakt met dat soort bladen. Een ander aspect is ook het feit dat de socialistische pers zich resoluut aankondigt als dusdanig. Terwijl de katholieke en liberale kranten veel meer speculeren op zogenaamde neutraliteit, en zo de niet-specifiek politiek geïnteresseerde lezer weten te vangen.
A Maar in het buitenland bestaan er veel socialistische of linkse kranten, die best meekunnen. Ik denk, om het niet te ver te zoeken, even aan ‘Het Parool’ in Nederland.
C Uitzonderingen bevestigen soms de regel.
‘Het Parool’ is in Nederland één van de grote ideeënkranten, maar behoort het ook tot de oplage-kranten? Het is een van die typische
| |
| |
kranten die men, als men politiek geïnteresseerd is, om het even of men nu links of rechts staat, moet lezen zoals men bv. ‘Le Monde’ moet lezen en de ‘Nouvel Observateur’. Het lezen van een krant als ‘Het Parool’ zegt niet veel over het persoonlijk engagement van de lezer.
A Net voor ik hier kwam las ik nog enkele uitspraken van Malcolm Muggeridge, die niet erg veel vertrouwen meer blijkt te hebben in de toekomst van de geschreven pers.
C De geschreven pers is, naar ik meen, onvervangbaar. Er is een enorm verschil tussen een spreekbeurt, een debat, een gesproken uiteenzetting, enerzijds, en de schriftelijke weergave daarvan of een geschreven studie anderzijds.
U zult zelf ook wel al opgemerkt hebben dat de schriftelijke weergave van bijvoorbeeld een zeer interessant en boeiend politiek debat, op het randje af onleesbaar kan zijn. Woorden en zinswendingen krijgen een totaal andere betekenis, omdat het visuele element bij het geschreven woord een grote rol gaat spelen. De lezer kan herlezen, zich bezinnen, terwijl het gesproken woord slechts indrukken nalaat. Ik zou het gesproken woord met film kunnen vergelijken, het geschreven woord met diapositieven.
Men kan op reis gaan met een fototoestel of met een filmtoestel. Een dia kan men bekijken zolang men wil. Er wordt veel meer weergegeven van het gefotografeerde, dan dit in een film het geval is. Een film is vluchtiger. Die heeft meer zin en betekenis wanneer het er op aan komt de beweging te vatten. Zo verkies ik een foto van het Parthenon boven een filmbeeld ervan. Maar zo kan een filmisch beeld van een mens die zich beweegt veel meer betekenis hebben dan een portret.
Evenmin als de televisie de radio heeft verdreven, kan om het even welk medium thans de geschreven pers verdrijven.
A U bent onze meest bekende advokaat in assisenzaken, waar U sensationele successen hebt geboekt. U wist daar steeds weer, pratend, een jury van uw standpunt te overtuigen. Maar ik geloof niet dat U, met een geschreven tekst, even gemakkelijk de mensen van uw politieke standpunten zult kunnen overtuigen.
C Men kan zowel een strafrechtelijk standpunt als een politiek standpunt, mondeling uiteenzetten.
Maar omdat U spreekt over het Hof van assisen, wil ik er uw
| |
| |
aandacht op vestigen dat daar het gesproken woord effectief is, omdat de jury haast op hetzelfde ogenblik moet beslissen. Ze oordeelt dus op indrukken. Maar die indrukken moeten een overeenstemming bereiken met de persoonlijke mening van het lid van de jury. Er moet dus steeds een aanvaardbare stelling verdedigd worden.
Begrijp me niet verkeerd: de praktijk heeft me geleerd dat een advokaat nooit mag liegen. Nooit. Als men een stelling gaat verdedigen waarin men zelf niet gelooft, dan slaagt men er nooit in iemand te overtuigen. Daarmee kom je nergens, geloof me. Men kan enkel overtuigend praten over iets waarin men redelijk en emotioneel zelf gelooft. Als men dat niet doet maakt men zich belachelijk, speelt men komedie.
Bovendien mag je, nu we het toch over de advocatenpraktijk hebben, niet uit het oog verliezen dat een advocaat - op zeer zeldzame uitzonderingen na - uitsluitend met beroepsmensen te maken heeft. Elke brief die ik schrijf, elk besluit dat ik opstel, komt in handen van juristen. Alles wat ik beroepsmatig doe wordt gecontroleerd door beroepsgenoten. Ook als ik pleit kan ik altijd door de magistraten terecht gewezen worden, als ik bijvoorbeeld in tegenspraak zou komen met het dossier.
Overigens geloof ik ook dat de huidige jury's meer en meer naar redelijke argumenten en steeds minder naar gevoelsargumenten beginnen te luisteren.
Zo zal het veel belangrijker zijn concreet, en zelfs wetenschappelijk, de conclusies van een onderzoek aan te tasten, dan beroep te doen op emotionele argumenten.
A Meer redelijke, minder gevoelsargumenten. Dat loopt ergens parallel met de, naar het schijnt, steeds grotere vraag naar min of meer wetenschappelijke boeken, en de dalende interesse voor de roman. Kan een roman nu nog een effect bereiken, zoals vele grote romans uit de vorige eeuw dat op sociaal terrein bijvoorbeeld hebben bereikt?
C Wellicht is de invloed van de sociale roman minder groot dan voorheen. Het knelpunt ligt, meen ik, niet zozeer in een afnemende invloed van gevoelsargumenten - ook Zola gebruikte deze niet uitsluitend - maar wel in het feit dat wij minder honger-ellende kennen. Vroeger was het voldoende om een aantal mensen een
| |
| |
spiegel voor te houden, waarin ze hun ellende herkenden, om hen op de barrikaden te brengen. Maar nu moet inzicht geboden worden in de samenstelling van de kapitalistische gemeenschap om onze maatschappij om te vormen tot een werkelijke socialistische gemeenschap met bestaanszekerheid voor iedereen. En daarmee heeft men heel wat meer moeilijkheden. Het ombouwen van het socialisme van een kritische naar een opbouwende ideologie, is niet zo gemakkelijk, omdat in dat proces de rede een - bijna exclusieve - rol gaat spelen.
A Het woord gaat dus een steeds belangrijkere rol spelen.
C Ja, want het bereikt - dank zij de massa-media - een steeds groter aantal toehoorders. De berichtgeving krijgt een planetair karakter. De politieke mens uitte zich op de Griekse agora en op het Romeinse forum. Thans wordt dit forum meer en meer universeel. Van nationale televisie gaat het naar Eurovisie en naar wereldvisie. De simultaan-vertaling maakt het mogelijk dat op hetzelfde ogenblik miljoenen mensen dezelfde woorden horen en begrijpen. Op dit gebied kunnen we dus zeggen dat het woord inderdaad een steeds belangrijker rol gaat spelen.
Maar opmerkelijk daarbij is dat we steeds meer een taal spreken die we zelf niet meer begrijpen. Dagelijks gebruiken we massa's woorden waarvan we de juiste betekenis niet meer kennen. Denk maar aan transistor, capsule, raket, computer, t.v. De mens vervreemdt van zijn taal.
A Zit er geen tegenspraak in, enerzijds een grotere vatbaarheid voor redelijke argumenten en anderzijds de vervreemding van het woord?
C Vergeet niet dat dit vervreemdingsproces bewust door het kapitalistische systeem wordt doorgedreven. Een van de meest geeigende middelen is bijvoorbeeld het manipuleren met slagzinnen, een rechtstreekse erfenis van het nationaal-socialisme.
De taalverwarring, dat is opium voor het volk van nu, daar moet in de allereerste plaats tegen gevochten worden.
A Omdat in een kapitalistisch systeem de mens van zijn taal vervreemd wordt, dus het geloof in de macht van het woord ondergraven wordt, lokt men het geweld uit.
C Natuurlijk. De taalvervreemding, het werken met slagzinnen, met woorden waarvan we de inhoud niet precies kennen, met allerlei
| |
| |
afkortingen die de eigenlijke betekenis camoufleren, enz. zijn in wezen psychisch gewelddadige methodes, die gebruikt worden om een redelijke discussie te ontgaan. Wat is het inhameren van begrippen, als ze niet redelijk verteerd worden, anders dan een vorm van geweld? Het druppelsgewijze toedienen van een bepaalde politieke visie, via een pers die als neutraal poseert, hoort tot dezelfde orde. Alle vormen van ordehandhaving zijn gewelddadig. Ook bijvoorbeeld het bewust creëren van een soort economisch oerwoud. Ik bedoel dat het in de praktijk bijna onmogelijk geworden is de economische toestand en de financiële situatie van trusts en vennootschappen te kennen. Het dooreenweven van firma's met onderlinge activiteiten, de samenhang van financiële groepen, die controle op de financiële posities zoniet onmogelijk, dan toch zeer moeilijk maken, is niet minder dan een gewelddadige methode om een oneerlijke situatie in stand te houden. Als de studenten, om een ander voorbeeld te nemen, nu spreken van de repressie-universiteiten, dan klinkt dat hard. Maar er zit een kern van waarheid in omdat alvast door het examenstelsel machtsuitoefening mogelijk is en dat dus één van de middelen is om de bestaande machtsstructuren te handhaven.
Gisteren - we zijn september 1969 - ontving ik een gratis in de Antwerpse agglomeratie verspreid blad. In dat blad wordt reclame gemaakt voor Olympic Airways.
Is het dan verwonderlijk dat in datzelfde blad een artikel verschijnt waarin de lof wordt gezongen van het Griekse kolonels-regime?
Ik zou het misschien zó kunnen formuleren: elke inbreuk op de elementaire geestelijke vrijheid, elke poging om op een niet-open wijze te beïnvloeden, is in zich gewelddadig.
Daarom wordt in de Angelsaksische procedure de ondervraging van de verdachte steeds voorafgegaan door de mededeling dat alles wat hij verklaart ook tegen hem zou kunnen worden gebruikt.
A Waarbij men dan onmiddellijk denkt aan censuur.
C Ik ben een principieel tegenstander van censuur. Een principiële anti-censuurstelling is vanzelfsprekend voor iemand die zonder enig voorbehoud voorstander is van vrij onderzoek en die leeft in een gemeenschap waarvan hij de kapitalistische basis-structuren niet aanvaarden kan. Het uitoefenen van censuur is inderdaad één
| |
| |
van de gewelddadige methodes om de bestaande structuren te handhaven.
De maatstaf voor die censuur is trouwens steeds de huidige structuur van de gemeenschap.
A Zelfs als men een aanvaardbare vorm zou kunnen bepalen, blijft toch nog de vraag of censuur, in niet-totalitaire regimes, effectief kan zijn.
C Censuur is slechts effectief als er geen mogelijkheid bestaat ze aan te klagen. In alle andere gevallen werkt ze inderdaad vaak als een boemerang, wat als zeer interessant gevolg heeft dat het heel wat voordelen kan opleveren censuur uit te lokken. Dat kan natuurlijk gebeuren door een mispunt dat wat persoonlijke publiciteit nastreeft. Maar dat kan ook gebeuren door bewust denkende mensen, die langs deze weg de bestaande structuren aantasten. Onlangs heb ik een opvoering van ‘Hair’ te Londen bijgewoond. Bij het begin ligt één van de acteurs op het toneel en fluit - erg vals trouwens - enkele noten uit ‘God save the Queen’. Mocht daarop enige reactie komen, dan zou het middel bestaan om oeroude tradities te kelderen.
Bovendien wordt censuur wel eens verward met openbare schennis van de goede zeden. Professor Haesaert heeft over dat probleem een interessante studie gepubliceerd. Openbare orde en goede zeden zijn uitermate relatieve begrippen, die ontzettend snel evolueren. Een zeer deftige dame kan vandaag rustig een kleed aantrekken dat nauwelijks enkele jaren geleden, zelfs voor een hoer, gewaagd zou zijn geweest.
In haast alle gevallen is censuur natuurlijk een uiting van machtsmisbruik van de geïnstitutionaliseerde macht, een gewelddadig wapen, maar gelukkig ook, en misschien vooral, een voor de hanteerders ervan, zeer gevaarlijk wapen. Toch valt het te bezien of een gemeenschap waarin alles zou zijn toegestaan, zonder enige vorm van censuur, leefbaar zou blijken te zijn en of er niet een evolutieve praktisch automatische selectie zou ontstaan.
Het is een open vraag.
A Wie over politiek praat moet tegenwoordig steeds meer over geweld praten. Denkt U dat het, met in een parlementaire democratie geoorloofde middelen, mogelijk is om een kapitalische maatschappij in een echte socialistische gemeenschap om te vormen?
| |
| |
C Ik geloof dat het heel moeilijk is om door middel van de politieke democratie naar economische democratie over te gaan. De financiële machtsgroepen zijn uiterst sterk. Maar ik vraag mij af of er een andere weg is, die naar de economische democratie kan leiden. Die andere weg, zal men zeggen, dat is de machtsgreep, de revolutie. Maar die weg, niet te vrezen als middel, is soms te vrezen door zijn uiteindelijk resultaat. De revolutie vreet haar zonen op. En ik geloof niet in enige vorm van dictatuur.
Er wordt in een aantal staten thans gewerkt aan de opbouw van een werkelijk socialistische gemeenschap. Maar het feit dat in zgn. socialistische staten de censuur als machtig wapen wordt gebruikt, maakt mij wrevelig.
In een parlementaire democratie bestaan een aantal middelen om de openbare opinie voor te lichten, en beschikt het volk over probate middelen. Ik denk bijvoorbeeld aan de staking. Het algemeen stemrecht werd in hoofdzaak, via de straat verkregen. De koningskwestie werd op een soortgelijke wijze opgelost. De staking 1960 heeft aan velen duidelijk gemaakt hoe sterk de arbeiderssolidariteit wezen kan en hoe broos een regeringsgezag. Welnu, dit alles gebeurde, sta me toe het te onderstrepen - in het kader van een parlementair-democratisch regime. Ik zou geen enkele nieuwe staatsvorm à priori willen verwerpen. Ik zou alle nieuwe vormen graag ernstig kritisch willen onderzoeken.
Maar ondertussen stel ik vast dat - om dat voorbeeld nog even op te nemen - Hugo Claus, weliswaar onder veel protest, veroordeeld werd maar rustig verder kan schrijven, terwijl hij in de Sovjet-Unie ongetwijfeld naast een effectieve gevangenisstraf of verbanning, ook nog een schrijfverbod zou hebben gekregen. Dank zij het stelsel van de parlementaire democratie, zijn er toch zeer belangrijke wijzigingen gekomen in de - overigens nog altijd volstrekt onrechtvaardige - dat weet ik best - verdeling van het nationale inkomen.
Alle vormen van bestaanszekerheid, invaliditeitsvergoeding, ouderdomsuitkering, betaalde vakantie, werkloosheidsvergoeding, zijn toch via de parlementaire democratie tot stand gebracht. Het ging inderdaad langzaam, en het is allemaal nog erg onvolledig, maar het is en blijft toch een belangrijke evolutie.
A Heeft de mei-revolte in Parijs niet in enkele dagen dingen bereikt
| |
| |
waar een parlement jaren voor nodig zou hebben?
C Men zou natuurlijk kunnen antwoorden dat de reactie op de meirevolte een overwinning van De Gaulle was. Maar in een breder opzet hebben de mei-contestanten inderdaad de vrij denkende mensen vatbaar gemaakt voor een reeks problemen waarvan velen zich nog niet bewust waren. En de universiteit van nu kan eenvoudig en gelukkig niet meer zijn wat ze een jaar geleden was. Daarom ben ik ook een voorstander van pressiegroepen, in welke vorm ze ook optreden. Studenten, vakbonden, en ook schrijvers en kunstenaars, kunnen allemaal uitzonderlijk belangrijke dingen presteren. Zij kunnen de motor zijn om de evolutie te versnellen. Maar moet daarvoor noodzakelijk de parlementaire democratie in het gedrang komen?
|
|