dochter Ade, die noch ombestaet was, in sijnre hoeden te geven, mitter graefscap van Hollant ende Zeelant. Alijt, grave Dircs wijf, die stont aernstelick te sinne, dat si Ade, hoer dochter, hijlicken woude buyten yements rade, als si dede, ende gaf se Lodewijc, den grave van Loon, eer grave Dirck oflivich wert, int heimelicke. Waerom opdat die graefscap van Hollant na horen goet duncken berecht soude werden. Hierenbinnen is grave Dirc van deser werlt gevaren, die die graefscappe van Hollant ende Zeelant mit vele oerloghes XIII jaer lang hadde beseten ende berecht. In den tijt van desen grave, voer ende na, sijn dese navolgende edelen in grote estimatien ende waerden geweest in Hollant, als Dirc, domproest van Uutrecht ende namaels biscop; Otte, grave van Benthem; Pelgrom, stadthouder; ende waren desen grave Dircs omen, ende Robbrecht, hore bastert broeder; Willem, graef van Oest-Vrieslant; Florijs, domproest van Uutrecht; Robbrecht, grave van Kermerlant; ende dit waren desen grave Dircs voerseyt broederen. Joncheer Henric van Ghelre, grave Dircs outste dochter man, Willem, heer van Bredenroede; Huge, heer van Teylingen ende Willem, sijn soen, heer van der Lecke; Robbrecht, heer van Hoesden, heer van Halthena, heer van Spiring; Willem van Heechusen, ridder; Jan van Arkel, heer van Bottersloet; Folpert ende Florijs, heren van Asperen, van Putten, van Strenen; Huge, heer van Voren; Jacob, burchgrave van Leiden; Phillips van Wassenaer; Jan Persijn; Ghijsbert, heer van Aemstel, Engberts' soen van Aemstel; Harman, heer van Woerden; Simon van Haerlem; Jan van Haerlem; Ysbrant van Haerlem; Jan van Rijswijck; Aernt van Rijswijck; Henric van Rijswijc; Jacob van den Woude; Ghijsbert Poskijn; Aelbert Banyaert; Wouter van Egmont; Aelbert uuten Hage; Wouter van Ruven; Gherrit van Poelgheest; alle vrome ridderen.