| |
| |
| |
De Revisor
Tweemaandelijks tijdschrift
Opgericht in 1972
Redactie:
Anton Haakman, Dirk Ayelt Kooiman, Jan Kuijper, Piet Meeuse, Thomas Rosenboom
Redactieadres: Singel 262, 1016 AC Amsterdam
Uitgever: Em. Querido's Uitgeverij B.V., Amsterdam
Jg. XVII, |
nr. 1: |
februari 1990, 96 p. |
|
nr. 2: |
april 1990, 96 p. |
|
nr. 3: |
juni 1990, 128 p. |
|
nr. 4: |
augustus 1990, 80 p. |
|
nr. 5: |
oktober 1990, 80 p. |
|
nr. 6: |
december 1990, 96 p. |
| |
I. Poëzie
BACKER, Marijn
Een lange reis, 1, p. 12
1. | ‘Daar witte kusten zijn en wolken dun’ |
2. | ‘Ik pak de krullen bij zijn oor,’ |
3. | ‘Zo'n moedelozig uur.’ |
4. | ‘Tot je alleen maar gaat en het land door’ |
|
|
Dit land, 4, p. 5
‘Waar bomen verslijten aan de verte.’ |
|
|
|
BALKT, H.H. ter
[Gedichten], 1, p. 60-63
Het lam van Bikini (1954), p. 60-61 |
‘Dat waren mooie dagen, voor de ananas voortreffelijk’ |
China, juni, p. 62 |
‘De dichter is maar blinde’ |
De puzzelaars, p. 62 |
‘Vleermuisogig, ingeklapt hun vleugels,’ |
Hoe nu verderGa naar voetnoot1, p. 63 |
‘De longen weten iets’ |
In de Italiaanse espressobars, p. 63 |
‘Zelfs zij die een ei eten eten 't ei fijnzinnig’ p. 63 |
Hakblok: ‘Zoals op het hakblok de hanekop valt’ p. 63 |
|
|
[Gedichten], 5, p. 56-58
Uitlegging van de schroomGa naar voetnoot2: ‘De schroom zoekt eens een goed heen-’ p. 56 |
Zie hen, de stralenden: ‘Hoor hun veerkrachtige stap, luister goed’ p. 56 |
|
|
| |
| |
Draadjes: ‘Wat een verschil nog brandend of geknapt’ p. 56 |
Eens, op de tongGa naar voetnoot3: ‘Op de tongplavuis groeide wilde haver’ p. 57 |
Dierentuin bij Berbisdorf, of: De vrijheid: ‘Dit is de goede dierentuin in 't woud’ p. 57 |
Het station: ‘Ja’ p. 58 |
De WurlitzerGa naar voetnoot4: ‘In een zinkwitte kamer flikkert de wurlitzer op;’ p. 58 |
|
|
|
BEERS, Paul & QUADFLIEG, Isolde
Ingeborg Bachmann, Uit: Aanroeping van de Grote Beer (Du.: 1956). Vert.: P. Beers & I. Quadflieg, 1, p. 74-77
Aanroeping van de Grote Beer; Het spel is uit, p. 74; 75 |
Mijn vogel; Aan de zon, p. 76; 77 |
|
|
|
BOURGONJE, Fleur
Woestijn, 1, p. 22-25
‘Het plein gaat leven als de zon sterft’ |
|
|
|
BOUWERS, Lenze L.
[Sonnetten]
Intuïtie: ‘Zwijgen is vertrouwd met langdurig kijken’ 1, p. 26 |
Verwijdering: ‘Z'n kamer, ingericht om te vertrekken,’ 1, p. 26 |
Aquarel: ‘Zichtbaar diep, grenzeloos omlijnd, rivier’ 1, p. 27 |
Kasteelheer: ‘Durf je wel? Woorden, vestingwerken, vast’ 1, p. 27 |
TentoonstellingGa naar voetnoot5: ‘Hij, bohémien, bleef langer voor het licht.’ 1, p. 59 |
Geheim: ‘Drie namen heb je hoorbaar meegekregen.’ 6, p. 13 |
Afstand: ‘Laat de liefde nooit alleen naar een eiland’ 6, p. 81 |
|
|
Rondeel, 3, p. 32
‘De ware teler zet de roofmijt in.’ |
|
|
|
BREMT, Stefaan van den
[Gedichten], 5
De weg, p. 13 |
‘Wanneer Confucius de dolende zendeling’ |
De vier hemelse vorsten (Shangai, 29.3.1989), p. 23 |
‘De Vorst van het Oosten, Hoeder van het Boeddhisme,’ |
|
|
|
CREVEL, Maghiel van
Mang Ke, [Gedichten]. Inl. & vert.: M. van Crevel, 2, p. 70-71; 72-76
De nachtkar; Gisteren en vandaag, p. 72; 73 |
De zonnebloem in de zon, De woestenij, p. 74 |
De voorbijganger; De dag van vandaag, De lamp, p. 75; 76 |
|
|
|
DERKS, Willem
[Gedichten], 2, p. 54-55
Boerendichter, p. 54 |
‘Ergens tussen Moskou en Toledo ontmoet hij hen’ p. 54 |
Gezicht op HeerenveenGa naar voetnoot6, p. 54 |
‘Geen dorp meer en nimmer ook een stad;’ |
Tantalus. Een clavecembalistisch gedicht, p. 55 |
|
|
| |
| |
‘Verfomfaaid en vernegerd door herinnering, o Vesalius’ |
SchilderijGa naar voetnoot7, p. 55 |
‘Ver weg in het onzichtbare strekt zee zich uit;’ |
|
|
|
DIXHOORN, F.v.
|
|
DOOREN, Frans van
[Vertalingen], 1, p. 68-71
Vittoria Colonna, Scrivo sol per sfogar l'interna doglia; Provo, tra duri scogli e fiero vento, p. 68 - Met prt. |
Veronica Gàmbara, Poiché, per mia ventura, a veder torno; Ite, pensier fallaci e vana spene, p. 69 |
Isabella di Morra, D'un alto monte onde si scorge il mare; Ecco ch'un altra volta, o valle inferna, p. 71 |
Gaspara Stampa, Chi puó contare il mio felice stato; Queste rive ch'amai sí caldamente, p. 70 |
|
|
Vertalingen], 5, p. 40-44
Anakreon, Het Tracisch veulen, p. 40 |
Giacomo da Lentino, Zaligheid, p. 41 |
Gérard de Nerval, Gulden verzen, p. 43 |
Goethe, Romeinse elegie V, p. 42 |
Tony Harrison, Overstroming, p. 44 |
Ovidius, Medea's tweestrijd, p. 40 |
Quevedo, Psalm XIX, p. 41 |
|
|
|
GEERDS, Koos
[Gedichten]
Aanbidding van het Lam Gods, Gebr. Van Eyck, 1, p. 9 |
‘Het gras is ongelooflijk ruim en zacht’ |
‘Navigare necesse, panta rhei,’ 2, p. 65 - Met afb. |
Georgica V - De tuin, 4, p. 28-33 |
‘Over de tuin, het kleinste arbeidsveld,’ |
|
|
|
GHYSSAERT, Peter
[Gedichten], 6
Cameo: ‘Het meisje in een hoes van licht,’ p. 5 |
Dorpsoudste: ‘Hij blijft nooit lang zitten in 't dorpscafé’ p. 14 |
De heiligen: ‘Hun voegen zijn gebreeuwd met kunstlicht en’ p. 15 |
|
|
|
HART, Kees 't
|
|
HONINGH, Chris
[Gedichten], 1, p. 13-15
Wende: ‘Vergelijk mijn ruimte’ p. 13 |
Kidnap: ‘Het geweienbos werd achterlicht’ p. 14 |
Stellingname: ‘Waar in duifgrijs licht boven de bomen’ p. 15 |
|
|
De held van LeyduinGa naar voetnoot8, 4, p. 12-23
Rabattement: ‘Deze kaart slaat alles om; weinig vis’ p. 12 |
Onderduin: ‘Dikker dan ik dacht, onder oksels bolden’ p. 13 |
|
|
| |
| |
Vorstengrond: ‘Verplant van weelderige tuinen, halfwoud om’ p. 14 |
Bronboring: ‘Vlieg die gromt, een man bromt in zijn baard’ p. 15 |
Afscheid: ‘Ten westen van mijn handschoen liggen rillen’ p. 16 |
Buiten: ‘Achter duinriet, zeggen, ossetong en fakkelgras’ p. 17 |
Dichthuis: ‘Mijn opgeslagen schrift ligt in de zon’ p. 18 |
Kuststreek: ‘Op armslengte houdt zij glas gevangen’ p. 19 |
Nachtverblijf: ‘Mijn pen tekent je gang door onze vestibule,’ p. 20 |
Watervorser: ‘Zou ik dan een splijter van gesteenten’ p. 21 |
Heliotropisch: ‘Zachtaardig ja, de wirwar van je haar,’ p. 22 |
Sluitstuk: ‘Wat uit stilte hoorbaar wordt gemaakt:’ p. 23 |
|
|
Keten in orbit, 6, p. 68-73
Staat der dingen: ‘Keten, uit zijn naslaap ontwakend,’ p. 68 |
Salto mortale: ‘De tram geblindeerd, trapleer naar balkon’ p. 68 |
Ontluistering: ‘Stampend en rukkend onder staalblauwe’ p. 69 |
Contorsioniste: ‘Het verfijnde patroon dat haar lichaam’ p. 69 |
Verstekeling: ‘Kierlicht door winkelhaak stekend, slaat’ p. 70 |
Bassin: ‘Onder de druk van waterhoeveelheid, bak’ p. 70 |
Aquadroom: ‘Onthechte spiralen, concentrische kringen’ p. 71 |
Façade: ‘Ik weiger wat zo voor de hand ligt,’ p. 71 |
Pantser van Gall: ‘Aanvankelijk gehinderd door cylindergesol’ p. 72 |
Arctisch syndroom: ‘Eén aqualong hapert, ik wentel rond,’ p. 72 |
Halley's komeet: ‘Zijn dat watervlooien, waar maan verstrooid’ p. 73 |
Instimirant Stella: ‘Toen zij zich eindelijk voor hem ontsloot,’ p. 73 |
|
|
|
KOOPMAN, Marcel
[Gedichten]
1489: ‘Eerste stralen van de herfst -’ 1, p. 72 |
1989: ‘Het scherpe licht dat op de takken breekt’ 1, p. 73 |
Hart: ‘Moet de binnenzon groeien?’ 1, p. 73 |
Riga, 10 maart: ‘Het is nog winter maar het is al lente,’ 6, p. 57 |
Tobolsk, 8 april: ‘Het is al lente, maar het is nog winter,’ p. 57 |
|
|
|
KUYPER, Sjoerd
[Gedichten], 4, p. 40-42
Remington revisitedGa naar voetnoot9: ‘Ik dorst nog slechts naar dorst’ p. 40-41 |
Rode brief: ‘Twee kleine kinderen was ik.’ p. 41 |
SprookjeGa naar voetnoot10: ‘Luister, zei ik’ p. 42 |
|
|
|
MINNEN, C.L. van
[Gedichten]
Geen held: ‘Een burcht van dromen bouwt hij, de jonge dag’ 1, p. 64 |
In dalen: ‘Een luisterrijke stilte maakt deze nacht’ 1, p. 64 |
Winter: ‘Het ding ontsluit zijn werking. De dode tak’ 3, p. 33 |
Tegenlicht: ‘Zoals dit lome schijnsel je hoofd bekranst’ 3, p. 33 |
|
|
|
MOOIJ, J.J.A.
Aztekenland (In het Antropologische Museum, Mexicostad), 2, p. 45
‘In cirkels haast ligt deze slang versteend’ |
|
|
|
NAAIJKENS, Ton
Paul Celan, De niemandsroos. Eerste cyclus. Inl.Ga naar voetnoot11 & vert.: T. Naaijkens, 5, p. 59-60; 61-66 |
|
| |
| |
NOLENS, Leonard
[Gedichten]
De beest spelen, 3, p. 69 |
‘De schele otter die veel verder kijkt dan ik,’ |
Schemering, 3, p. 103 |
‘Ik ben de zoon van hem die morgen wordt geboren’ |
Harmonie der sferen, 5, p. 24 |
‘Door het traliewerk der jaloezieën, kotst de volle maan,’ |
Melancholie, 5, p. 25 |
‘Geleerden hebben recepten gevonden’ |
|
|
|
RAVEN, Arthur
[Gedichten], 1, p. 36-41
Onmogelijk is het niet: ‘De dansers in balletten,’ p. 36-37 |
Nog ben je jong: ‘Dat hij in grote haast zijn verzen schreef,’ p. 38-39 |
M: ‘“Unieke liefde voor perfectie,’ p. 40-41 |
|
|
|
SCHAALMA, Albert
Historia animalium & plantarum vs. 352-381, 2, p. 64
‘Steeds opnieuw dit blikveld’ |
|
|
|
SCHOUWENAAR, Margreet
[Gedichten], 6, p. 35-37
De drempel die vertrek is: ‘Daar is het beeld, vormen op een kier.’ p. 35 |
Windvanger: ‘Het wemelt hier van ruimte.’ p. 36 |
Vergezicht: ‘Ze rolt het kleed van landschap uit.’ p. 36 |
Lichtval: ‘Een silhouet wordt in lijnen uitgezet.’ p. 37 |
|
|
|
SJAMAYA
[Gedichten]
‘Achter sterren staan sterren.’ 1, p. 32 |
Honklos, 1, p. 33
1. | ‘Hoe het ooit’ |
2. | ‘Te beginnen met’ |
3. | ‘Het vergeetboek, het grote,’ |
|
‘Het is stil in de pit.’ 4, p. 6-7 |
|
|
|
TELLEGEN, Toon
[Gedichten]
Een wandeling: ‘En op een dag komen wij onszelf tegen,’ 3, p. 68 |
‘Ik hoorde van iemand dat ik een kamer was.’ 3, p. 115 |
‘“Ik wil niet dat er iets eeuwigs is,’ 4, p. 60 |
‘Alles stroomt,’ 4, p. 60 |
‘De een is een dompteur, de ander leeuw,’ 4, p. 61 |
Hun laatste krachten: ‘Velden met spreeuwen, eiken -’ 4, p. 61 |
|
|
|
TIEGES, Wouter Donath
1942 Genève, Chemin des Clochettes, 2, p. 53
‘Op de vijftiende april van het jaar Zonder Heer’ |
|
|
|
TRITSMANS, Marc
[Gedichten], 4, p. 62-63
Hier: ‘En keer op keer sta ik hier weer en denk’ p. 62 |
Hond: ‘Je laat iets kostbaars vallen en het ligt’ p. 62 |
Onderwijs: ‘Het stof in bundels zonlicht was’ p. 63 |
|
|
| |
| |
Grootmoeder: ‘Altijd daar maar aan de rand’ p. 63 |
Nieuw huis: ‘Onbegrijpend dwalen ze nu rond,’ p. 63 |
|
|
|
VRIES, Willem B.S. de
[Vertalingen]
Joseph Brodsky, Weerzien met Exeter, 1, p. 78 |
Eugenio Montale, Bij het lezen van Kavafis, 5, p. 71 |
|
|
|
VROMAN, Leo
Naar het oorspronkelijk getal, 1, p. 10-11
31 mei 1989: ‘Al meer dan een jaar’ p. 10 |
3 juni 1989: ‘Er is iets vreemds aan de hand:’ p. 10 |
27 juni 1989: ‘Nee, het went niet:’ p. 11 |
4 juli 1989: ‘Door het verplaatsen van coördinaten’ p. 11 |
|
|
[Gedichten]
KathedralenGa naar voetnoot12: ‘Wij zijn kathedralen’ 2, p. 35 |
Brandlucht: ‘Ik hoef al helemaal niet meer’ 4, p. 27 |
|
|
|
ZEEMAN, Peter
Joseph Brodsky, [Gedichten]. Vert.: P. Zeeman
‘Een laan met standbeelden van hard geworden modder,’, 3, p. 122-123 |
In Italië, 4, p. 43 |
De Theems bij Chelsea (I-VI), 5, p. 72-74 |
Het borstbeeld van Tiberius, 6, p. 84-85 |
|
|
Aleksander Koesjner, [Gedichten]. Inl. & vert.: P. Zeeman, 2, p. 84; 85-88
‘In een café-restaurant; Nachtvlinder, p. 85; 86 |
Slaap maar...; PTT, afdeling ‘telegrammen’, p. 86; 87 |
‘De ster die valt is opgebrand,’; ‘Verkeer ik in een sombere stemming’, p. 87 |
|
|
|
ZEEMAN, Peter & SCHREURS, Marc
Aleksander Blok, ‘Nacht, straat, een apotheek, lantaren,’. Vert.: P. Zeeman & M. Schreurs, 4, p. 69 |
|
|
ZONDERLAND, Peter
Drama, 2, p. 36-39
Sinopsis: ‘een nieuw verhaal willen beginnnen’ p. 36 |
‘he was 25 years old. he combed his hair like’Ga naar voetnoot13 p. 37 |
‘onaangenaam licht hard recht van voren’ p. 37 |
Aanwijzingen bij de tweede akte: ‘ ‘langs de rand van de vijver’ p. 38 |
Knee-play: ‘wat zich wel laat vertellen’ p. 39 |
Affiche: ‘zo’ p. 39 |
|
|
| |
Vertaallaboratorium
Slauerhoff tweehandig vertaaldGa naar voetnoot14, 1, p. 43-47
J.J. Slauerhoff, Simoun. Uit: Fleurs de marécage, 1934, p. 44 |
‘Tu dors toute seule. le temps te couvre de son sable’, p. 44 |
Hans van Straten, Woestijnwind, p. 45 |
|
| |
| |
‘Eenzaam slaap je, de tijd heeft je bedekt |
Dolf Verspoor, Woestijnwind, p. 45 |
‘Je slaapt, alleen. De tijd verhult je huid’ |
|
|
J.J. Slauerhoff, Aube à MacaoGa naar voetnoot15, p. 46
‘Iles, jonques, nuages se trouvent dans un équilibre parfait...’ |
Hans van Straten & Dolf Verspoor, Dageraad bij Macao, p. 47 |
‘Eilanden, jonken, wolken zweven in een zuiver...’ |
|
| |
II. Proza
BLANS, Christoph
Drie verhalen, 4, p. 8-11
Het stilleven, p. 8-9 |
Het speelgoed van de prins (G. de Chirico), p. 9-10 |
Kantelende straten, p. 11 |
|
|
|
BLOEM, Rein
We gaan naar Rome, 1, p. 28-31; 2, p. 66-69; 3, p. 124-127 - Met afbn. |
|
|
BOOMSMA, Graa
De vrouw van de Acropolis, 1, p. 2-9 |
|
|
BOYCE, Pleuke
Fins is geen Europese taal, 4, p. 2-5 |
|
|
BRAKMAN, Willem
Inferno (fragment), 3, p. 116-121 |
|
|
DAEY OUWENS, Kreek
|
|
D'HOOGHE, Vera
[Drie korte verhalen], 2, p. 46-47
Tikken en bikken, p. 46 |
De schemerlamp op 't balkon, p. 46-47 |
De dag aftasten, p. 47 |
|
|
|
FRANSSENS, Jean-Paul
David (fragment), 1, p. 16-21 |
|
Sonntagskuchen, 3, p. 86-90 |
|
|
GELDER, Wim de
|
|
GLAZENBURG, Saskia & BOUWMAN, Tanja & SPAAN, Mick
Tarjei Vesaas, ‘En het sneeuwt maar door... (1959). Vert.: S. Glazenburg & T. Bouwman & M. Spaan, 5, p. 67-69 |
|
|
GOMMERS, Leon
De man in het vooronder, 2, p. 40-44 |
|
| |
| |
GOMMERS, Jérôme
[Acht] Korte teksten, 5, p. 14-17 |
|
|
HEIJDEN, A.F.Th. van der
Uit: Advocaat van de hanen (De tandeloze tijd, 4)
Sneeuwnacht in september, 3, p. 2-12 |
De grote sijsjeslijmer, 5, p. 2-13 |
|
|
|
KOK, Kristien
Klaagzang, 3, p. 34-39 |
|
Hersenpan, 6, p. 2-5 |
|
|
KOOIMAN, Dirk Ayelt
Passages (fragment), 3, p. 40-51 |
|
|
KROL, Gerrit
De Hagemeijertjes (fragment), 3, p. 74-85 |
|
|
MATSIER, Nicolaas
Doorhalingen, 3, p. 91-103 |
|
|
MEEUSE, Piet
Het vliegend tapijt, 3, p. 104-115 |
|
|
OOSTERHOFF, Tonnus
[Twee korte verhalen], 1, p. 34-35
Paling, p. 34-35 |
Anatomie, p. 35 |
|
|
|
POL, Barber van de
|
|
SPAAN, Mick
Tarjei Vesaas, Schreeuw (1959). Vert.: M. Spaan, 5, p. 70-71 |
|
|
THOMÉSE, P.F.
De trompetten van Amerika, 3, p. 52-68 |
|
|
TIEGES, Wouter Donath
Hans Joachim Schädlich, Halve dag. Uit: Ostwestberlin, 1987). Inl.Ga naar voetnoot16 & vert.: W.D. Tieges, 1, p. 48-49; 50-58 |
|
|
VERBRUGGE, F.J.P.
Antonio Tabucchi, [Verhalen]. Uit: Il gioco del rovescio, 1981, 1988. Inl. & vert.: F.J.P. Verbrugge, 4, p. 44; 45-59
Stemmen; De zaterdagmiddagen, p. 45-48; 49-59 |
|
|
|
WIERS, Millie
Vleugeltip 31-37b, 1, p. 93-95
Acht hoofdstukjes, met 8 tekeningen: Harry Geelen |
|
|
| |
| |
| |
III. Toneel
MEIJER, Maya & REMMELZWAAL, Jos
Andrej Platonov, De 14 Rode Hutjes. Held van onze tijd. Inl.Ga naar voetnoot17 & vert.: P. Beers, 2, p. 2-3; 4-34 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BEERS, Paul
Ingeborg Bachmann, Uit: Frankfurter Vorlesungen, 1959-1960. Inl. & vert.: P. Beers, 6, p. 21; 21-28
Frankfurter colleges. I: Vragen en schijnvragen |
Over het schrijverschap en het waarom van het schrijven, met verwijzing naar Hugo von Hofmannsthal, Ein Brief(1902) - hier opgenomen in de vert. van Paul Beers o.d.t. Brief van Lord Chandos(p. 29-34), waarin de jonge auteur Lord Chandos aan Francis Bacon verklaart waarom hij iedere literaire activiteit heeft opgegeven |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
Vergaarden. Over gedichten [‘Laatst’] van Wiel Kusters, 4, p. 64-69 |
|
|
BURG, Ineke van der
Michel Leiris, Uit: Miroir de tauromachie (1981). Inl.Ga naar voetnoot18 & vert.: I. van der Burg, 2, p. 56; 58-63
Tauromachieën (aforismen), p. 58-59 |
Hfst. 3: De tauromachie is meer dan een kunst, p. 60-63 |
|
|
|
DOOREN, Frans van
De zingende Laura. Dichteressen uit het Cinquecento, 1, p. 65-67 - Met afb. van Laura Terracini
Over dichteressen ‘die erin slaagden om min of meer onder de druk van het Petrarkisme uit te komen’: Vittoria Colonna, Veronica Gàmbara, Isabella di Morra, Gaspara Stampa - Zie: Poëzie |
|
|
Vertalen als leven, leven als vertalen, 5, p. 37-39
Dankrede, uitgesproken bij de aanvaarding van de Nijhoff-prijs 1990; gevolgd door 7 vertalingen - Zie: Poëzie |
Over zijn vertaalmethode, want ‘de praktijk van het vertalen... is in hoge mate subjectief’; met 15 verschillende Nederlandse vertalingen van het eerste vers van Dantes Inferno |
|
|
|
FRERIKS, Kester
De harlekijnsmantel. Over de beschermengel der illusie, 2, p. 77-83
Verklaring van het woord uit de toneelarchitectuur; over het ‘grote toneel’ dat in Nederland verdween in de jaren zestig door het streven van regisseurs om door kunstgrepen ‘de werkelijkheid’ te tonen |
|
|
| |
| |
HAAKMAN, Anton
Niets is toevallig. Athanasius Kircher [1602-1680] in de DDR (fragment), 3, p. 13-27 - Met afbn.
Zijn reis naar Geisa, veertien dagen na de val van de Muur, om het Kirchermusuem gesticht door Gustav Rohr te bezoeken, en over zijn ontmoeting met Rohr 17 jaar vroeger in Bad Salzungen over de grens, maar zonder toelating voor Geisa |
|
|
Baldassar Castiglione, Spreken en schrijven. Fragment uit: Het boek voor de hoveling [Il libro de cortegiano, 1528]. Inl. & vert.: A. Haakman, 5, p. 26-27; 28-36 - Met prt. door Rafaël
Raadgevingen m.b.t. het verschil tussen spreektaal en schrijftaal |
|
|
|
HOUTEN, W. van
William P. Shakespeare, 6, p. 6-13
Over Pé Hawinkels als vertaler van o.m. Shakespeare |
|
|
|
MEEUSE, Piet
Een haas op de woordheide. Over de poëzie van H.H. ter Balkt, 5, p. 45-55 |
|
|
NIET, Gerrit van der
Charlotte Mutsaers slaat om zich heen. Over Vasalis’ Fanfare-corpsGa naar voetnoot19, 2, p. 89-91, 93, 95 - teksten, p. 89
Als reactie op Charlotte Mutsaers' artikel De lust tot lijden in Raster (1989, nr. 46 = Kitsch special, p. 12-22): een nieuwe lezing van het gedicht, waarin ook Vasalis' gedicht Herfst uit dezelfde bundel Parken en woestijnen ter sprake komt |
|
|
|
OEGEMA, Jan
Nederland in de puberteit. Van Vijftig naar Maximaal. Over Lucebert, de lubertofilie en het lucebertinisme. Een analyse, 6, p. 38-56
Over de Lucebert-receptie: van Bertus Aafjes (1953) tot de Maximalen, i.c. Joost Zwagerman (1987) via Merlyn (begin van de jaren '60), Rudi Cornets de Groot (1967-1982), Cees van de Watering (1979), J. van der Paardt (1982) |
|
|
|
POL, Barber van de
Julio Cortazar, Over het korte verhaal en omstreken. Vert.: B. van de Pol, 4, p. 34-39 |
|
|
ROSSEN, Nico van
De honkloper. Over leven en William Kennedy, 6, p. 58-67
|
|
|
SCHELFHOUT, Honoré
Het vacuüm voor ervaring poëtisch omschreven. Enkele gedachten bij een ode van C.O. Jellema, 6, p. 74-81, 95
‘Fertöd’ uit De toren van Snelson (1983); tekst, p. 75 |
|
|
|
SCHULTE NORDHOLT, Annelies
Een testament in woord en beeld. ‘La voix des choses’ (1987) van Marguerite Yourcenar, 1, p. 79-91 - Met afb., prt.
Over ‘enkele centrale thema's en motieven’ in haar oeuvre met haar laatste werk - een bundel teksten van ‘wijzen uit alle tijden’ en foto's - als ‘sleutel’ |
|
|
| |
| |
SIJDE, Nico van der
Zeno, Kafka, Derrida. De regressus ad infinitum, 6, p. 86-94
‘voor alle drie is onze wereld een oneindig gespleten wereld, en is onze kennis van de wereld een oneindige deelbaarheid; een eindeloze splitsing in perspectieven en interpretaties, zonder enige hoop op een definitieve waarheid’(p. 86) |
|
|
|
STRATEN, Rob van
De geheimen van de taal, 4, p. 70-79
Over: Schrijver Dezes, Het Evangelie van O. Dapper Dapper, Een vervolg op De God Denkbaar Denkbaar de God. Met een voorwoord van W.F. Hermans (1973, 19772) |
|
|
|
VERVAECK, Bart
De taal der engelen. Het smeuïge praten van Willem Brakman, 5, p. 75-77, 79
Lezing op de Brakman-dag van het tijdschrift Yang op 5 mei 1990 in De Brakke Grond te Amsterdam |
‘Het virtuoze praten van Brakman is in essentie een poging het kinderlijke geprevel en gestamel weer te vinden’ (p. 77) |
|
|
| |
The single art work project
‘een reeks tentoonstellingen te Amsterdam waarbij telkens een tafelgezelschap wordt uitgenodigd een avond door te brengen met één beeldend kunstwerk’ |
|
Inhoud van het documentatieboekje, 29 juli 1989, 2, p. 48-52 |
|
Exposant: Helmut Dirnaichner - foto: Hans Aarsman |
Jonathan Bragdon, Inleiding. Vert.: Yvonne Wiewel, p. 48-49 |
Rutger Kopland, Een avond in Apulia ‘Ik zat die avond te kijken naar een muur,’ p. 51 |
Christine Dirnaichner, Bijschrift. Vert.: Paul Beers, p. 51-52 |
|
Inhoud van het documentatieboekje, 18 dec. 1988, 5, p. 18-23 |
|
Exposant: Marien Schouten - foto's: Ad Petersen |
Jonathan Bragdon, Inleiding. Vert.: Yvonne Wiewel, p. 18-19 |
Doeschka Meijsing, Bijschrift, p. 22-23 |
| |
V. Illustratie
Braamhaar, Angelique, 3, p. 6, 9, 11, 31, 37, 39, 45, 50, 56, 61, 66, 78, 83, 96, 101, 108, 113, 119 |
Franssens, Jean-Paul, 2, p. 43, 81, 82, 91 |
Groen jr., J.A., 4, omslag, p. 10, 11, 26, 37, 39, 51, 54, 57, 74, 77 |
Honderdos, Iris, 1, p. 4, 7, 19, 41, 54, 55, 57 |
Jansen, Kick, 5, p. 6, 10, 17, 33, 35, 39, 50, 54 |
Janssen, Jacques, 5, omslag |
Kuipers, Johan, 6, omslag, p. 4, 9, 11, 25, 31, 33, 42, 47, 52, 63, 66, 77, 91 |
|
-
voetnoot1
- Opdracht: Aan de vervaardigers van atlassen
-
voetnoot3
- Opdracht: Voor Luk de Vos; gedateerd: 1973-1990
-
voetnoot4
- Opdracht: Voor Wiel Kusters en Willem Kloos
-
voetnoot5
- Germ de Jong op Ameland 1948-1965 - Met ill.
-
voetnoot9
- Naar het schilderij Conjuring back the buffalo van Frederic Remington - Met ill.
-
voetnoot12
- Gedateerd: Brooklyn, 29 okt. 1989; met eigen Engelse vert.: The cathedrals ‘We are cathedrals’ - Gedateerd: Brooklyn, Nov. 12 1989
-
voetnoot14
- Hans van Straten over het ontstaan van de vertalingen (p. 43)
-
voetnoot15
- Met Slauerhoffs Ochtend Macao uit de bundel Oost-Azië (1928): ‘Waar de nacht is verdronken’
-
voetnoot16
- ‘Open of dicht. Over Hans Joachim Schädlich’
-
voetnoot17
- ‘Over “De 14 Rode Hutjes” van Platonov’ door Aleksej Kiseljov. Uit: Grani (1972, nr. 86). Vert.: M. Meijer & J. Remmelzwaal
|