| |
| |
| |
Hollands Maandblad
Redactie: K.L. Poll
Redactiesecretariaat: Raamweg 41, 2596 HN Den Haag
Uitgever: Stichting Hollands Maandblad, Postbus 180, 2501 CD Den Haag
Jg. XXXGa naar voetnoot2, |
nr. 494: |
januari 1989, 38 p. |
|
nr. 495: |
februari 1989, 42 p. |
|
nr. 496: |
maart 1989, 38 p. |
|
nr. 497: |
april 1989, 42 p. |
Jg. XXXIGa naar voetnoot2, |
nr. 498-499: |
mei-juni 1989, 62 p. |
|
nr. 500-501: |
juli-aug. 1989 = Voor en tegen Nederland |
|
nr. 502: |
september 1989, 42 p. |
|
nr. 503: |
oktober 1989, 38 p. |
|
nr. 504: |
november 1989, 38 p. |
|
nr. 505: |
dec. 1989, 46 p. = Nederlands en 3 moderne talen |
| |
I. Poëzie
BACKER, Marijn
In het achterhuis, XXX, 497, p. 9-11
1. | ‘Op harde stoelen’ p. 9 |
2. | ‘De tafel staat groot in het midden.’ p. 9 |
3. | ‘Ik zou een huis bewonen’ p. 10 |
4. | ‘Het is zo'n dag denk ik’ p. 10 |
5. | ‘Land dat geen juwelen telt.’ p. 11 |
|
|
[Gedichten], XXXI
Apen: ‘Het zijn de kleine mannen niet’, 502, p. 34 |
Einde dag: ‘Zolang ik niet mijn hand ophou’ 502, p. 34 |
‘Zoals op het laatst’ 505, p. 32 |
‘Onder bomen’ 505, p. 32 |
|
|
|
BINDERVOET, Erik & HENKES, Robbert-Jan
Feestjes van de apecolypse, XXX, 497, p. 32-33
‘De valavond stond op. Zo dicht bij de kortste dag. De jongste morgen. De nacht valt’ |
|
|
|
CAPELLEVEEN, Paul van
De laatste slag van Ridder Rozemond, XXX, 494, p. 20-23 - Correctie, 495, p. 7
‘Eindelijk op weg en aangeschoten door de harmonie’ |
|
|
| |
| |
Driekwart marathon, XXXI, 498-499, p. 34
‘Wat, Harry, ons bekend is van het leven’ |
|
|
Altijd commentaar, XXXI, 504, p. 20-23
Verklaring afgelegd in een Tram: ‘Ik ga hem gek maken, dat jochie.’ p. 20 |
Niederdodenleben: ‘Als je me verkracht, vermoord ik je.’ p. 21 |
Een slapend schimmenrijk: ‘Jouw apocalyps is de mijne niet.’ p. 22-23 |
|
|
|
GERLACH, Eva
Eugenio Montale, Oude regelsGa naar voetnoot3. Vert.: E. Gerlach, XXX, 494, p. 28-31 |
|
[Gedichten], XXXI
Can vei lauzeta mover: ‘Ezelsgewijs langs de velden’ 500-501, p. 31 |
April: ‘Snoeihout loopt uit, de schubben’ 500-501, p. 31 |
Zandgat: ‘Hoe het mogelijk is’ 500-501, p. 32 |
De hoge dijk: ‘De dagen, korter maar niet veel,’ 503, p. 27 |
Pauw: ‘Eerst dacht ik nog dat jij het was, vermomd,’ 503, p. 27 |
|
|
|
GRAAF, Agnes de
[Gedichten], XXXI
Een duizelingwekkende vlucht: ‘soms verontrust mij alles:’ 503, p. 27 |
De hond moet zwart zijn: ‘De hond moet zwart zijn en’ 503, p. 27 |
|
|
|
IDEMA, W.L.
Dicht van de zwaluw. Inl.Ga naar voetnoot4 & vert.: W.L. Idema, XXXI, 500-501, p. 40-41; 41-50 |
|
|
JELTEMA, Margrieta
Carthago in het middaglicht, XXXI, 498-499, p. 43-48
1. | ‘anna liep door de polder’ p. 43 |
2. | ‘de spaanse koning zette haar boven op een toren’ p. 44 |
3. | ‘voor het eerst kijkt ze om’ p. 44 |
4. | ‘in de nachtstilte - rode strepen’ p. 45 |
5. | ‘anna glimlacht - ze leert je’ p. 46 |
6. | ‘de condor vliegt’ p. 47 |
7. | ‘niets is zo willekeurig als’ p. 47 |
8. | ‘je kon wel ergens in verdwijnen’ p. 48 |
|
|
|
NIEMATZ, Max
[Gedichten], XXX, 496, p. 33-35
Paviljoen: ‘Zeewater stroomt beheerst langs’ p. 33 |
Eik: ‘Langs deze dijk omzien’ p. 33 |
Telefoon: ‘Als er één telefoon zou zijn’ p. 34 |
Thalassa: ‘Geluk is wisselend als onze’ p. 34 |
Heem: ‘Ik roei verboden schaduwen’ p. 35 |
|
|
|
PASTOR, Marianne
Twee gedichten, XXX, 495, p. 20
1. | ‘Niet voor ik mijn voet ontschoei en hoor’ |
2. | ‘Opdat ik leeg werd en de velen opnam die vergingen -’ |
|
|
| |
| |
POLL, K.L.
Zes gedichten, XXX, 495, p. 33-35
‘De spreektoon van de noten, het instrument alleen’ p. 33 |
‘Laat zacht het oude verhaal’ p. 33 |
‘De dag begint, begint opnieuw’Ga naar voetnoot5, p. 34 |
‘De onderwerpen komen langs,’ p. 34 |
‘Een langzaam gevoel van oudpaarse heide.’ p. 35 |
‘Misschien valt de dag -’ p. 35 |
|
|
De wil van de natuur, XXXI
‘Rare vogelmuziek, vrolijke schaduwen’ 500-501, p. 54 |
‘Wee, wee, de Oresteia’ 500-501, p. 54 |
‘Er zijn, zo in het wit,’ 500-501, p. 54 |
‘De muurtjes van de golven slieren over het speelplein,’ 500-501, p. 55 |
‘De grote passen verraden’ 500-501, p. 55 |
‘Angst en beven, fear and trembling, het fundament’ 500-501, p. 55 |
‘Je weet het nooit, er staat’ 500-501, p. 55 |
‘Wat mooi! De zon schijnt’ 504, p. 32 |
‘Er kruipt grijs in de lucht, de toon verandert.’ 504, p. 32 |
‘Er zijn, een slotaccoord’ 504, p. 32 |
‘Zacht beginnen de stemmen van het koor door de lichtrode morgen.’ 504, p. 33 |
‘De webben van de winterbomen beschermen het ochtendrood.’ 504, p. 33 |
‘Als zelfs de stem hapert, de bloedvaten aarzelen,’ 504, p. 33 |
‘Er gaat iets langs mij, een sneller blad,’ 504, p. 34 |
‘Er klinkt nog wat na,’ 504, p. 34 |
‘In kleine eenheden trekken de elementen’ 504, p. 34 |
|
|
|
TRITSMANS, Marc
[Gedichten], XXXI, 502, p. 32-33
Foto ‘Op een tweehonderdvijftigste seconde’ p. 32 |
Villa De Goudbloem 1920 (voorzijde): ‘bijna avond langgerekte schaduwen’ p. 32 |
Ruimte: ‘wat kan me ooit weerhouden’ p. 33 |
|
|
|
VRIES-BOVÉE, E. de
Federico Garcia Lorca, Ode aan Salvador Dali (1926). Vert.: E. de Vries-Bovée, XXX, 497, p. 25-27 |
|
|
WESTERMAN, Thera
Vader, XXXI, 505, p. 37
‘Ik zag zijn voeten nog bewegen’ |
|
|
|
ZEEMAN, Michaël
Zes gedichten, XXX, 497, p. 34-39
Niets nagelaten ‘Het huis is leeg. Het tocht er.’ p. 34 |
Kerkplein, voorheen kerkhof: ‘Waar nu alleen maar nacht is’ p. 35 |
De storm: ‘Zij geloofden in vaagheden’ p. 36 |
Nazomer: ‘Zij ving er, zegt zij,’ p. 37 |
Toeverlaat: ‘Wij schuilen voor de regen,’ p. 38 |
Iconoclastisch: ‘Gemis is iets dat ik nu met mij draag’ p. 39 |
|
|
| |
| |
| |
II. Proza
BIESHEUVEL, J.M.A.
De violist, XXX, 494, p. 3-5 |
|
|
BLOKKER, Jan
|
|
BINDERVOET, Erik & HENKES, Robbert-Jan
Water en vuur, XXXI, 504, p. 24-31 |
|
|
GERRITSE, K.
Nolite me tangere, XXXI, 505, p. 40-44 |
|
|
GRAAF, Agnes de
Brieven in een nijlpaard geschreven, XXXI, 502, p. 27-31 - Met eigen ill. |
|
|
HOORN, A.H. van
Doorkijk, XXX, 494, p. 27 |
|
|
LAUWAERT, Guido
Ensenada, XXXI, 498-499, p. 49-50 |
|
|
LÖHNIS, Coba
De dood van mijn vader [Herman Theodor]. Een dagboekfragment uit 1868. |
Bezorgd door haar kleindochter M.F. Hulshoff Pol-Salomonson, XXX, 496, p. 29-32 - Met prt. |
|
|
OTTEN, Roel
Tawfîq al-Hakîm, De martelaar. Inl. & vert.: R. Otten, XXXI, 503, p. 16; 17-20 |
|
|
PEEREBOOM, J.J.
Journaal, XXX, 496, p. 11-15 |
|
Journaal tot in Frankrijk, XXXI, 502, p. 37-42 |
|
|
PEPER, Rascha
De opdracht, XXXI, 502, p. 21-26 |
|
|
PLOOS van AMSTEL, Karina
In den beginne, XXXI, 498-499, p. 39-42 |
|
|
REVE, Karel van het
Herinneringen, XXXI, 505, p. 3-7 |
|
|
SCHIMMEL, Ernst
Toe dan, XXXI, 502, p. 3-88 |
|
|
SCHNEIDERS, A.L.
Zingend op Tuvalu, XXXI, 498-499, p. 35-38 |
|
Een dienstreis naar Kiribati, XXXI, 500-501, p. 51-53 |
|
| |
| |
Het verbrokkeld paradijs, XXXI, 505, p. 33-39 |
|
|
STORMVOGEL, Cesar
Bloed, wild vlees & verboden vrucht (fragment), XXX, 497, p. 28-31 |
|
|
TELLEGEN, Toon
|
|
VERBURG, Cees
Akropolis, XXX, 496, p. 20-28 |
|
|
VERSTEGEN, Livia
Federico Garcia Lorca, Twee gedichten in proza. Vert.: L. Verstegen, XXX, 494, p. 32-33
Geliefden vermoord door een patrijs (hommage à Guy de Maupassant), p. 32 |
Slachting van de onschuldigen, p. 33 |
|
|
Federico Garcia Lorca, Santa Lucia en San Lazaro. Vert.: L. Verstegen, XXX, 497, p. 21-24 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BAKKER, C.P.
Ik zoek een wonder, een geheim. Over leven en werk van de Hongaarse dichter Endre Ady, XXX, 495, p. 21-26 |
|
|
BEEREN, W.A.L.
Een valse vraag, XXX, 494, p. 13-19
Bewerkte tekst van een lezing over ‘Het echte en het valse in de beeldende kunst van de 20ste eeuw’ georganiseerd door de Vereniging voor okw, op 24 november 1988, in Amsterdam |
Komen ter sprake in de uiteenzettjng: De Emmausgangers van Van Meegeren, Het zwarte vierkant van Malevitsj, het schilderij ‘De schilderkunst’ van Malcolm Morley, portretten van Andy Warhol |
|
|
|
BINDERVOET, Erik & HENKES, Robbert-Jan
Over de vrijheid van de wil, XXXI, 502, p. 19-20
Ironisch gesprek over het filosofisch probleem: ‘de wil is vrij, maar wij zijn het niet’ |
|
|
|
BOMMELJÉ, Christian
De knapste historicus van deze eeuw. Arnaldo Momigliano en het nut van de oude geschiedenis, XXXI, 498-499, p. 26-31 |
|
|
BORDEWIJK, P.
De PvdA-elite van 1979 en de culturele contrarevolutie, XXX, 494, p. 24-26
Bij het herlezen van ‘Ministerraad 1989. Het derde Kabinet-Den Uyl vergadert’ verschenen t.g.v. Den Uyls 60ste verjaardag (1979) |
|
|
Humanisme en homoseksuelen, XXX, 496, p. 17-(9
Over D. Swaabs theorie van de hersenstructuur van homofielen en J.P. van Praags Humanisme en sexualiteit (1964), R.A.P. Tielman, hoogleraar in de humanistiek en tegenstander van D. Swaabs theorie |
Met een reactie van R.A.P. Tielman: Humanisten en homoseksuelen, XXXI, 498-499, p. 51-52 |
|
|
| |
| |
BRUGMAN, J.
De Islam in Nederland. De les van de affaire Rushdie, XXX, 496, p. 3-10
Over het probleem van de minderheden, waaronder Moslim-minderheden |
|
|
|
FUCHS, R.
Kunst in het museum, XXX, 494, p. 6-12
Bewerkte tekst van een lezing... (cfr.: W.A.L. Beeren) |
Over het probleem van de keuze van eigentijds werk; ‘het schilderij in de 20ste eeuw is een constructie... een manipuleerbare constructie’ vandaar de twijfel |
|
|
|
GALJART, B.F.
Cubaanse notities, XXXI, 500-501, p. 33-39
N.a.v. van zijn verblijf aldaar als gast van het sociaal-wetenschappelijk onderzoeksinstituut |
|
|
|
GEEST, Sjaak van der
Ogen, eros en eenzaamheid. De antropologie van Louis Paul Boon, XXX, 495, p. 36-39
N.a.v. Eros en de eenzame man. Een droefgeestig en schandelijk porno-verhaal |
|
|
|
GROOT, K.J. de
Haalt de Sowjet-Unie het Westen in? XXX, 495, p. 3-14
Over Michail Gorbatsjovs glasnost en perestrojka en de U.S.A. |
|
|
|
HART, Maarten 't
Een pleidooi voor Saint-Saëns, XXXI, 504, p. 13-19 |
|
|
JANSMA, Broer
Nabokov over Cervantes, XXXI, 503, p. 29-33
Over diens Lectures on Don Quijote |
|
|
|
JONG, J.J.P. de
Het gelijk van Multatuli, XXX, 497, p. 12-20
‘In de loop van de jaren '70 en '80 waren er pogingen om de mythische afmetingen die Multatuli vooral in literaire kringen had aangenomen tot meer reële proporties terug te brengen Ik noem hier Nieuwenhuys, Hermans en Van 't Veer’ (p. 13) |
|
|
|
KUNST, Jos
Over de betekenis van muziek, XXXI, 498-499, p. 19-25
Tekst van een voordracht, gehouden voor een OKW-symposium over ‘De taal van de muziek’, op 6 mei 1989 in Paradiso te Amsterdam |
|
|
|
LAUXTERMANS, P.F.H.
Wie B zegt, moet ook A zeggen, XXXI, 505, p. 24-31
N.a.v. De twee culturen. De eenheid van kennis en haar teloorgang (1988) met de referaten van H.B.G. Casimir, H.F. Cohen, S. Dresden, Willem Frijhoff, met als bedenking ‘Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het de toenemende verontrusting is over de consequenties van de triomf van de bèta-cultuur.. die de eigenlijke drijfveer vormt achter het beleggen van symposia over “de twee culturen”’ (p. 29) |
|
|
|
MULLER, F.A.
De literaire oorlog. Over vals en echt in de polemiek, XXX, 497, p. 3-8; XXXI, 498-499, p. 11-18
Over de echte polemist en de ‘slechte polemisten’ zoals de epigoon (i.c. Koos Hageraats/Jeroen Brouwers), de lilliputhumanist, de zielige polemist, die wil behoren tot
|
|
|
| |
| |
het ‘polemisch triumviraat: W.F. Hermans, Gerrit Komrij, Hugo Brandt Corstius... en gedijt in deze tijd van relativisme en postmodernisme’; met grafische voorstelling van ‘de polemische kracht’ van enkele Noordnederlandse auteurs (p. 18) |
|
|
|
MUTSAERS, Charlotte
Stukjes en beetjes (7)-(15), XXX, 495, p. 34-38; 495, p. 40-42; 496, p. 36-38; 497, p. 40-42; XXXI, 500-501, p. 56-58; 502, p. 35-37; 503, p. 35-38; 504, p. 37-38 - Met eigen ill.
|
|
|
PEN, J.
Ik heb wel eens ongelijk, XXX, 495, p. 15-19
Over mogelijke fouten van economen |
|
|
Wetenschap als conversatie, XXXI, p. 503, p. 21-26
Met J. Goudriaans Economie in zestien bladzijden (1950, 266 p.) als vb. van zg. afkeer van praateconomie; over het retorische standpunt verdedigd door Donald McCloskey en het conversationele door Arjo Klamer, Richard Rorty en door H.G. Geertsema (Horen en zien, bouwstenen voor een kentheorie, 1985); over het congres in Wellesley College in 1986 (The consequences of economic rhetoric, 1988) |
|
|
|
POLL, K.L.
Namens de vissen. Over tijdschriften, uitgevers en subsidies, XXXI, 498-499, p. 3-10
Bedenkingen bij het voorstel van wvc om de subsidies voor literaire tijdschriften te verdubbelen en over de keuzelijst opgesteld door de Raad van de Kunst; over Hollands Maandblad in dit perspectief; over literaire tijdschriften die door de binding met een uitgeverij als ‘huisorgaan’ kunnen beschouwd worden |
|
|
De beginselen, 1959-1989, XXXI, 498-499, p. 60-62
Na dertig jaar wordt de beginselverklaring van 1959 uit de prospectus voor het ‘Hollands Weekblad’ nog eens afgedrukt |
|
|
De liefde van Kousbroek, XXXI, 505, p. 45-46
Voor de vertaling van John Allan Paulos' Innumeracy (Ongecijferdheid. De gevolgen van wiskundige ongeletterdheid) schreef Kousbroek een Nawoord, waarin hij K.L. Poll aanvalt, zonder hem te noemen, maar citerend uit zijn ‘Kennis is voor dommen’ (nrc Handelsblad; opgenomen in De gouden lamp als: Over het nut van onderwijs en wetenschap) |
|
|
|
RINNOOY KAN. A.H.G.
Edelman, bedelman, doctor, pastor, XXXI, 504, p. 7-12
Over de rol van de universiteit, die verwantschap vertoont met de in de titel vermelde beroepen |
|
|
|
SPARNAAY, M.J.
Over gebruik en misbruik van de natuur. Een thermodynamische beschouwing, XXXI, 503, p. 3-11
De discussies van de 19de eeuw: de warmtedood, de atoomhypothese, het geïsoleerde experiment of laboratorium experiment en de opvatting van Goethe (p. 2-8); de 20ste eeuw wordt beheerst door de quantumtheorie en de mogelijke ordeningen op moleculair en atomair niveau; de dreiging van de warmtedood in zijn 20ste eeuwse gedaante is de milieuverontreiniging |
|
|
| |
| |
TORTEL-HAMIDI, Nadia E. & JABIR, Badou
De andere Islam, XXXI, 503, p. 12-15
Voorbeelden van intern kritisch denken over de Islam: Naguib Mahfoez, Children of Gebelawi (p. 13), Sâdicq Jalâl al-'Azam, Naqd al-Fikr Al Dînî (= Kritiek van het religieuze denken, 1969) (p. 13-14) |
|
|
|
TRAPPENBURG, M. & OVERSLOOT, J.
Naar een juridisch utopia. Kanttekeningen bij de rechtsfilosofie van Robert Nozick, XXXI, 502, p. 9-18
Nl. bij Anarchy, state and utopia, 1974 |
|
|
|
WILDE, Inge de
Aletta Jacobs als grand old lady, XXXI, 498-499, p. 53-59
Over de laatste levensjaren († 1929) van de ijveraarster voor pacifisme en vrouwenkiesrecht; haar Herinneringen voltooide ze in 1924 |
|
|
|
ZIMMERMAN, P.
Waarom teksten over beeldende kunst onleesbaar mogen zijn, XXXI, 504, p. 35-36 |
|
| |
V. Illustratie
Bedarrides, Trille, XXXI, 502, omslag, p. 5, 7, 13, 20, 23, 25, 39, 41 |
Bindervoet, Erik, XXXI, 504, omslag, p. 5, 11, 19, 27, 31, 36 |
Hillenius, Jaap, XXXI, 500-501, p. 35, 38, 50, 53 |
Hugten, Peter van, XXX, 494, omslag, p. 5, 9, 11, 15, 25, 35; XXXI, 503, omslag, p. 7, 15, 19, 25, 31 |
Koenegracht, Frank, XXX, 495, omslag, p. 5, 9, 13, 17, 23, 25, 26, 28 |
Tolman, Ronald, XXX, 496, omslag, p. 5, 7, 9, 13, 19, 23, 27; XXXI, 500-501, p. 5, 9, 13, 19, 25, 29 |
Vos, Peter, XXX, 497, omslag, p. 5, 7, 15, 19, 23; XXXI, 500-501, omslag |
Weijburg, Rolf, XXXI, 498-499, omslag, p. 10, 15, 23, 25, 32-33, 41, 55, 61 |
| |
Bijzondere gedeelten
Voor en tegen Nederland
(XXXI, 500-501, p. 3-29)
BIERSMA, Rob
De afkeer van wetenschap en techniek, p. 27-30
‘Het grootste nadeel van Nederland... is de onverholen afkeer van wetenschap en techniek... er is een monocultuur van ethisch bevlogen dominees-kinderen en sociologen’ (p. 29) |
|
|
|
BOLKESTEIN, F.
Wij bedoelen het goed, p. 10-14
Typering van de Nederlanders als een volk dat niet houdt van poespas, niet autoriteitsgevoelig is, maar wel getuigt van een nuchtere schranderheid en sobere bekwaamheid; ‘Nederland is een consensusmaatschappij’ (p. 14) |
|
|
| |
| |
BRUGMAN, J.
De terugkeer naar het vaderland, p. 22-25
De vreugden van de terugkeer, al ‘zijn er in het ideale beeld van het vaderland bij mijn terugkeer wat donkere plekken gekomen’ (p. 25) |
|
|
|
HART, Maarten 't
De gespletenheid van Nederland, p. 15-21
Aangetoond in het culturele leven |
|
|
|
PEEREBOOM, J.J.
Daar bij die molen, p. 3-6
Nu wij door de televisie onze buren beter kennen, ‘kunnen wij proberen, in plaats van ons illusies te maken over vreemdelingen, onze eigen gebreken te onderkennen en te overwinnen’ (p. 4) |
|
|
|
RINNOOY KAN, A.H.G.
Het gemiddelste land, p. 26
Wij wonen in het gemiddelste land ter wereld: ‘opmerkelijk onopmerkelijk, ongewoon gewoon, fatsoenlijk op het onfatsoenlijke af’ |
|
|
|
VELD, Roeland J. in 't
Mooi en lelijk in Nederland, p. 7-9 |
|
| |
Nederlands en drie moderne talen
(XXXI, 505, p. 8-22)
KOUSBROEK, Rudy
Een Engels dialect, p. 13-16
‘De sleutel tot allerlei reacties, van verguizing tot het daarstraks gesignaleerde voor en door Nederlanders ontwikkelde dialect van het Engels - klm-Engels is een goede benaming ervoor - is macht’ (p. 14) |
|
|
|
PEEREBOOM, J.J.
Het vrije Frans, p. 8-12
‘Als wij het Frans in eentonige en eenvoudige en banale gedaanten hebben leren kennen wordt het mogelijk een enigszins Frans begrip te ondervinden voor teksten die moeilijker zijn’ maar ‘er zijn zakelijke redenen waarom het Frans in de verdrukking zit’ (p. 12) |
|
|
|
VONHOFF, H.J.L.
Ondanks het wantrouwen, p. 17-22
Kanttekeningen van cultuurpolitieke, culturele en economische aard ter verklaring van de bemiddelingspositie van Nederland, waarbij de taal ‘het onmisbaar instrument’ is |
|
|
|
-
voetnoot1
- Als Hollands Weekblad; sinds 1963: Hollands Maanblad
-
voetnoot2
- Gegevens over de medewerkers achterin elk nummer
-
voetnoot2
- Gegevens over de medewerkers achterin elk nummer
-
voetnoot3
- Met oorspronkelijke tekst: Vecchi versi
-
voetnoot4
- ‘De rechtszaak van de zwaluw en de mus’. Chinees gedicht uit de 8ste eeuw
|