| |
| |
| |
Kreatief
Driemaandelijks literair- en kunstkritisch tijdschrift
Opgericht in 1966
Hoofdredakteur: Lionel Deflo
Redaktie: Ludo Abicht, Lionel Deflo, Jaak Fontier, Jan Lampo, Stefaan van den Bremt, Hedwig Verlinde, Koen Vermeiren
Redaktiesekretariaat: [Lionel Deflo], Groeningestraat 23, 8610 Wevelgem
Uitgave: Uitgeverij Manteau, Beeldhouwersstraat 12, 2000 Antwerpen
Jg. XXI, |
nr. 1: |
april 1987, 124 pp. |
|
nr. 2-3: |
juli 1987, 154 pp. |
|
nr. 4: |
oktober 1987, 128 pp. |
|
nr. 5: |
december 1987, 126 pp. |
| |
I. Poëzie
ADAMS, Wilfried
Anderszins, 2-3, pp. 119-123
1. | Lied: ‘Vergeef het me: ik ken u niet’ p. 119 |
2. | Even de zaken duidelijk stellen: ‘De fluwelen & o zo delikaat gedegusteerde treurnis’ p. 120 |
3. | ‘Voor je verjaardag: ‘De aandeelhouders, de firmanten, de stoere dragers’ p. 121 |
4. | Na het wolfsuur: ‘Wanneer deze stad van schaduwen, van schamper’ p. 122 |
5. | Zo dans: ‘Deze wereld waarin Men zich’ p. 123 |
|
|
|
BABYLON, Dirk van
‘Over het landschap’, 1, p. 19 |
|
|
CHRISTIAENS, A.G.
William Cliff, [Gedichten]. Vert.: A.G. Christiaens, 1, pp. 81-83
Koninklijke Bibliotheek; Ballade van mijn Belgische dood, p. 81; pp. 82-83 |
|
|
|
DENOO, Joris
[Gedichten], 4, pp. 91-95
Herfst in België: ‘Een allerlaatste arendswee’ p. 91 |
Een storm: ‘De wind wandelde als een jongeheer’ p. 92 |
De guldenkolenslag: ‘Ze zagen er lief uit.’ p. 93 |
Warmte door arbeid: ‘In een verenigd koninkrijk’ p. 94 |
Dit land: ‘Krekels spreken niet maar wrijven’ p. 95 |
|
|
|
DESCHOEMAKER, Frans
Beginselen van archeologie, 5, pp. 96-101
A la recherche: ‘Tijd is wat langzaam zoek raakt’ p. 96 |
Jaagpad: ‘Lijnenspel van vaart en hoge iepen.’ p. 97 |
Implosie: ‘Bemoste architraven. Plattegronden’ p. 98 |
De Kortrijkse Paasfoor: ‘De dingen. De dingen zijn duister.’ p. 99 |
|
|
| |
| |
De oude groeve: ‘De landen liggen dichtgeslibd’ p. 100 |
Herinnering: ‘Op het plateau, het hoofd’ p. 101 |
|
|
|
DUCAL, Charles
[Gedichten], 1, pp. 84-91
Uitdrijving: ‘Hij had haar grondig bekeken.’ p. 84 |
Ruil: ‘Een auto rijdt het donker uit de stad,’ p. 85 |
Oorlog: ‘Tussen uw wachtende dijen’ p. 86 |
Vrouw: ‘Een vrouw is een bange gedachte,’ p. 87 |
Genesis: ‘De nacht kwam als een minnares,’ p. 88 |
Ontrouw: ‘Er werd gebeld. De vrouw deed open’ p. 89 |
Moeder: ‘Kind, ik deel uw lichaam mee,’ p. 90 |
Betrapt: ‘Een morgen sloeg de waarheid toe.’ p. 91 |
|
|
|
GOUDESEUNE, Koenraad
Hoe je leegte bergen moet?, 4, pp. 83-90
1. | ‘Indien hij stilte was, dan wel van’ p. 83 |
2. | ‘Als het maar één enkele keer kon, dacht hij’ p. 84 |
3. | ‘Omdat bij haar dus alles in een lenige’ p. 85 |
4. | ‘Schuchter en met het trage verliezen’ p. 86 |
5. | ‘De slotsom van z'n liefde bereikte hij’ p. 87 |
6. | ‘Soms onderging hij de machtsgreep van haar’ p. 88 |
7. | ‘Als hij tenslotte dit nog had gekund:’ p. 89 |
| Populieren: ‘Iets meer dan er gewoonweg zijn, doen ze niet.’ p. 90 |
|
|
|
IVEN, Joris
Wole Soyinka, [Gedichten]. Inl.Ga naar voetnoot1 & vert.: J. Iven, 2-3, pp. 65-69; 70-75
Telefoongesprek; Lied: Verlaten markten, p. 70; 71 |
De zwarte zangeres; Bloemen voor mijn land, p. 72; 73-75 |
|
|
SpoelingGa naar voetnoot2, 2-3, pp. 109-113
‘Het einde was nooit in zicht’ p. 109 |
‘De gaanderij: dit uitzicht dat schreeuwt’ p. 110 |
‘Zilverkorrels zetten zich op de appels vast.’ p. 111 |
‘De verloren gewaande ruimte van weleer’ p. 112 |
‘Herinnering is teruggedrongen tot wat gevangen is’ p. 113 |
|
|
|
JONG, Martien J.G. de
Referenties in het Noorden, 2-3, pp. 114-118
Onbekende koningin: ‘als een vogel over de golven’ p. 114 |
Knopengieter - Mensensmelter: ‘jij vraagt mij rekenschap’ p. 115 |
Jonge schilder: ‘kussende beelden en zwevende bruiden’ p. 116 |
Oude schilder: ‘bewaakt door kist en klok’ p. 117 |
Kerkhof in Kopenhagen: ‘ik haat je’ p. 118 |
|
|
|
TONGELE, Marc van
[Gedichten], 2-3, pp. 124-126
‘Het lidwoord stilte littekent’ p. 124 |
‘Het lidwoord stilte ontgint de zin.’ p. 125 |
‘Het lidwoord stilte linguaal’ p. 126 |
|
|
| |
| |
VROOMKONING, Victor
[Gedichten], 2-3, pp. 98-108
VeertigGa naar voetnoot1: ‘Wat is zij weer mooi’ p. 98 |
Buiten: ‘Het geluid van koeien’ p. 99 |
Mirakel: ‘Vanmorgen weer de daad’ p. 100 |
Moeder: ‘Uit wie mij spreken leerde’ p. 101 |
Herfstmorgen: ‘De buren komen weer tot’ p. 102 |
Torenflat: ‘Mijn leven lang was ik omsloten’ p. 103 |
Exit: ‘Hier is hij de jongste, krijgt hij voldoende’ p. 104 |
Afreis: ‘We zijn koud weg of halver-’ p. 105 |
Roepen: ‘Haar grijs verschoten hoofd’ p. 106 |
Wake: ‘De lichtval van de lamp geeft’ p. 107 |
Plaag: ‘Zij zit mij danig in de weg,’ p. 108 |
|
|
| |
II. Proza
DETREZ, Mon
Gorun Tribuson, Verhalen. Inl. & vert.: M. Detrez, 1, p. 53; 54-63
De ironische geschiedenis van Armando Steiner, pp. 54-58 |
De doodgravers, pp. 59-63 |
|
|
|
DUMOLYN, Jean-Pierre
De vleermuizen in de nachttrein, 4, pp. 15-19 |
|
|
HEMMERECHTS, Kristien
|
|
HERMANS, Rudi
|
|
STALLAERTS, Robert
Mensur Camo, Verhaaltje. Inl. & vert.: R. Stallaerts, 1, p. 63; 64-66 |
|
|
TULKENS, Joris
Overspelige geluiden in de badkamer. Uit: De macht van het getal, 4, pp. 3-7 |
|
|
VLOED, Johanna de
De heks van Staden (Eerste hfst. uit een nieuwe roman), 5, pp. 67-72 |
|
| |
ALBERS, Frank
Donna Soto-Morettini, ‘Pravda’ en de problemen van politiek theater. Vert.: F. Albers, 4, pp. 33-41
Over Pravda, toneelstuk van Howard Brenton en David Hare, en de gelijkenis met de recente ontwikkelingen in de Engelse krantenwereld; over het probleem van geëngageerde literatuur, i.c. theater, en de opvatting van J.P. Sartre en van Theodor W. Adorno |
|
|
| |
| |
Peter Matthews, Charles Dickens en het warenfetisjisme. Vert.: F. Albers, 5, pp. 38-48
Een interpretatie van Dickens' personages op basis van Karl Marx, Das Fetischcharakter der Ware und sein Geheimnis [Das Kapital, 4], en Walter Benjamin, Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit |
|
|
|
CAILLIAU, Phil
Gesprek met Dirk van Babylon. Leo J. Krijnprijs 1986, 1, pp. 2-18
Toegekend voor De zwarte bruidegom; het eerste gesprek (pp. 2-12) vond plaats op 6.9.86, het tweede (pp. 13-18) op 5.2.87 |
|
|
De verschrikkelijke kooi van Helga (van Geertsom)*, pp. 92-100
Haar debuut: Medusa onthoofd |
|
|
Van ratten, van angst, van waanzin*, 1, pp. 112-116
Willy Spillebeen, Moeder is een rat |
|
|
De voornamen vrouw*, 2-3, pp. 129-132
Herman Portocarero, De voornamen van de maan |
|
|
Debuten en debuten: deel een*, 4, pp. 96-101
Gerda van Erkel, Buiten regent het, p. 99 |
André Janssens, De blinde op de uitkijktoren [verhalen], pp. 99-100 |
Willy van Poucke, Het scheermes van Ockham, p. 98 |
Lieven Tavernier, Onder water [novelle], pp. 96-97 |
|
|
Met eenentwintig rond de tafel*, 4, pp. 101-104
De verhalenbundels: Hoogspanning & Mooie jonge goden |
|
|
De kameleon en de hagedis*, 5, pp. 105-110
Dirk van Babylon, Carthago herrezen |
|
|
|
DUMOLYN, J.P.
De agorafobie van Deleu of de dubbele bodem van de cultuur*, 2-3, pp. 141-145
Jozef Deleu, De pleinvrees der kanunniken [toespraken over cultuur] |
|
|
|
ECTOR, Jef
Het Oedipusthema bij Willy Spillebeen, 1, pp. 20-43
Over dit thema in diens verhalend proza, en vooral over De sfinx op de belt (pp. 20-28) |
|
|
‘De koningsmoord’ van [Pier Paolo] Pasolini, 4, pp. 42-47
Over diens toneelstuk Affabulazione (1966), onder bovenstaande titel vertaald, en de Oedipussage |
|
|
De oedipale Hamlet van [Hugo] Claus, 5, pp. 49-53
Nagegaan wordt ‘in hoeverre Claus in zijn Hamlet de oedipale familierelaties geaccentueerd heeft’ in vergelijking met Shakespeares Hamlet |
|
|
|
EVENEPOEL, Stefaan
‘De rentmeester van het paradijs’: Hugo Brems over poëzie*, 2-3, pp. 139-144 |
|
| |
| |
FLAMEND, Jan
Mulisch, de Vesuvius en het principe van de veiligheidsspeld [De pupil]*, 2-3, pp. 127-129 |
|
[Philip Vermoortel] ‘Multatuli. [Ik kan met niemand meegaan’]*, 2-3, pp. 145-146 |
|
|
FONTIER, Jaak
Robert Devriendt: vloeibare beelden, 1, pp. 75-80 - Met ill. |
|
Acht beeldhouwers die niet houwen, 4, pp. 61-63 - Met ill.
Inleiding over de toenemende aandacht voor de ruimte en het driedimensionele, gevolgd door de voorstelling van de acht schilders, door: |
L. Clerinx, Guillaume Bijl - Ergernis, p. 69; 70 |
Jaak Fontier, Lili Dujourie, p. 71; 72 |
Jaak Fontier, Bernd Lohaus, p. 67; 68 |
Piet Hagenaars, Denmark - ‘Die Welt im Griff’, p. 76; 77 |
Paul Huylebroeck, Het object bij Jean-George Massart, pp. 78-79; 80 |
Phil Mertens, Rob Bruyninckx, pp. 73-74; 75 |
Florent Minne, Luc Grossen, bouwmeester van ‘Mechanics’, p. 81; 82 |
XXX, Piet Stockmans - Onderhoud, pp. 65-66; 64 |
|
|
|
GRAEVE, Piet de
Het literair interview, een terreinverkenning, 5, pp. 20-26
Een poging tot definitie, tot genrebepaling, tot omschrijving van de betekenis voor de literatuurstudie |
|
|
|
HULLE, Jooris van
Met de smaak van as in de mond: Essays van Breyten Breytenbach*, 1, pp. 118-120
De andere kant van vrijheid. Essays en werkboek |
|
|
Claude van de Berge op vernieuwde wegen. Een gesprek, 2-3, pp. 387-395
N.a.v. Hiiumaa. Het boek van de visioenen. |
|
|
Ingrid Castelein: dialoog van vorm en kleur, 2-3, pp. 91-97 - Met ill. |
|
Kristien Hemmerechts [Een zuil van zout]: cool(igan)isme*, 2-3, pp. 132-134 |
|
Een apart jongetje toch wel. Over ‘Stille waters’ van Ward Ruyslinck*, 4, pp. 104-107 |
|
|
KNAEPEN, Rudi & VANHEESWIJK, Guido
André Brink: ‘Een schrijver is per definitie anti- establishment’. Een gesprek, 1, pp. 44-52 |
|
|
LAMPO, Jan
De onzichtbare man van Rudi Hermans*, 2-3, pp. 134-138
|
|
|
MAELE, Romain John van de
De duivel vaart in ons [van Piet van Aken] of het relaas van het tweepolig bepaald onvermogen, 5, pp. 3-19
Op een inleiding over de receptie van de roman volgt een sociologische benadering |
|
|
| |
| |
MARTIN, Aldo & ALBERS, Frank
De postmoderne windmolens van Don Carlos*, 5, pp. 110-113
Carel Peeters, Postmodern. Een polemisch essay |
|
|
|
MICHIELSEN, Karel
De recente dynamiek in de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur*, 1, pp. 121-124
Over initiatieven ter bevordering van die literatuur, maar er moeten ‘voldoende kwalitatieve’ boeken verschijnen |
|
|
|
PEENE, Bert
In gesprek met Tom Pauka, 5, pp. 27-37 |
|
|
QUINTIENS, Hugo
Het verloren paradijs van de Oostenrijker Joseph Roth, 4, pp. 48-52 |
|
|
RADEMAKERS, Luuk
De werkelijkheid in revelerend perspectief. Oog in oog met Leo Copers [Gesprek], 2-3, pp. 76-89 - Met ill. |
|
Bekijk het maar! Narcisse Tordoir maakt kunst zonder bijsluiter [Gesprek], 5, pp. 84-95 - Met ill. |
|
|
RENDERS, Han
De schim van Menno ter Braak*, 2-3, pp. 146-148
H. van Galen Last, De spoken van W.F. Hermans |
|
|
De Nederlandsche Spectator [1860-1908]: de geschiedenis van een weekblad in plaatjes*, 2-3, pp. 148-152
Nop Maas m.m.v. Frank Engering, De Nederlandsche Spectator. Schetsen uit het letterkundig leven van de tweede helft van de negentiende eeuw |
|
|
Jean Cocteau en de kunst van het presenteren*, 4, pp. 122-126
Francis Steegmuller, Cocteau. A biography |
|
|
Herdenkingsboek herdacht. Cees Buddingh' met boek en cassetteband bijgezet*, 5, pp. 118-120
Joop van Halen, Ares Koopman, Roel Leentvaar en Wim de Vries, Een stem om niet te vergeten. C. Buddingh’ 1918-1985 (met cassettebandje) |
|
|
|
TEGENBOS, Johny van
Raymond Loewy en Studebaker, 5, pp. 73-83 - Met ill.
Over diens ontwerpen van alles en nog wat, van Coca-Cola-automaten tot locomotieven en auto's voor Studebaker en over diens boek Industrieel design (1979) |
|
|
|
VANHEESWIJK, Guido
Toen [Stefan] Zweig, [Joseph] Roth en [Arthur] Koestler aan onze kunst verbleven... Over ‘Bericht uit Bredene’ van John Gheeraert*, 4, pp. 111-113 |
|
Liefde als loutering. Jeugdroman van André Brink [De ambassadeur, 1963] eindelijk in vertaling*, 4, pp. 116-118 |
|
| |
| |
VANHESTE, Bert
‘Zondagspost’: Vlaams en universeel weekblad tussen warme en koude oorlog. Een ontdekkingsreis, 2-3, pp. 3-37 - Met facs.
Overzicht en betekenis van dit ‘Onafhankelijk weekblad voor politiek en cultuur, met Zondag-magazine’ dat uitgegeven werd door Manteau van 24.12.1944 tot 28 april 1946 en waaraan hoofdzakelijk socialisten medewerkten met creatieve, literaitkritische en politieke bijdragen |
|
|
|
VERMEIREN, Koen
Wie een put graaft voor een ander...*, 1, pp. 100-103
Jef Geeraerts, Het Sigmaplan |
|
|
Een novelle en een roman van Frans Buyens*, 1, pp. 104-107
Ze is minder dood dan de anderen; Tijd om gelukkig te zijn |
|
|
Een moderne parabel over goed en kwaad*, 1, pp. 108-112
Willy Spillebeen, De engel van Saint-Raphael |
|
|
Paul de Wispelaere in het teken van Proust. Een onderzoek naar het dualisme in ‘Brieven uit Nergenshuizen’, 2-3, pp. 46-57 |
|
Wim Zaal over Vlaanderen, 2-3, pp. 58-64
Vlak bij Vlaanderen. Een Hollander over het zuiden |
|
|
Leo Pleysier en the old images. Verhaaltechniek en thema's bij Leo Pleysier, 4, pp. 20-32 |
|
Een anti-utopie van Fernand Auwera*, 4, pp. 108-111
De Toren van Babel is geen puinhoop |
|
|
Gebundelde kritieken van Marcel Janssens*, 4, pp. 114-116
|
|
Incarnaties van grootmoeder*, 5, pp. 102-105
Pol Hoste, Vrouwelijk enkelvoud |
|
|
Veel geschreeuw en weinig wol*, 5, pp. 113-117
Over de Nederlandse dag- en weekblad kritiek en over Huug Kaleis, De God Denkbaar verklaard. Essays over W.F. Hermans |
|
|
Artaud en Van Gogh: de tragiek van de kunstenaar*, 5, pp. 121-123
Antonin Artaud, Van Gogh, le suicidé de la societé [1947]. Vert. en nawoord: Jules Dister |
|
|
|
VERMEULEN, Erik
Sterke verhalen komen aangewaaid*, 1, pp. 116-118
Walter van den Broeck, Aangewaaid |
|
|
Mijn vorm is mijn eenzaamheid. Over ‘Dagboek 1953-1969’ van Witold Gombrowicz*, 4, pp. 118-122 |
|
|
VOGELAERE, Fons de
Het begoochelde oog of de kunst van de O.F.'s, 1, pp. 67-74
Over de tentoonstelling ‘Impossible Figures’ in het Museum Hedendaagse Kunst te Utrecht en het gelijktijdig verschenen boek van Bruno Ernst ‘Het begoochelde oog’ over ‘het hoe en waarom van de oogverwarrende, maar betekenisgeladen verschijnselen’; met ill.: Jos de Mey (p. 72); L. & R. Penrose (p. 70); Oscar Reutersvärd (p. 68); Fons de Vogelaere (p. 73) |
|
|
Keramiek in Vlaanderen vandaag, 4, pp. 53-59
N.a.v. Jaak Fontier e.a., Keramiek, in Vlaanderen - het eerste en enige overzicht; met ill.: René Aerts (p. 55); Carmen Dionyse (p. 54); Hugo Rabaey (p. 56); José Vermeersch (p. 57) |
|
|
|
-
voetnoot1
- ‘Wole Soyinka, de dichter. Toelichting bij enkele gedichten’
-
voetnoot2
- Cyclus uit de bundel: Galerie ‘De Taxus’
-
voetnoot2
- De titels met* behoren tot de rubriek: Gewikt en gewogen
|