| |
| |
| |
Kreatief
Driemaandelijks literair en kritisch tijdschrift
Opgericht in 1966
Hoofdredakteur: Lionel Deflo
Redaktie: Ludo Abicht, Lionel Deflo, Jaak Fontier, Roland Jooris, Stefaan van den Bremt, Hedwig Verlinde, Koen Vermeiren
Redaktiesekretariaat, uitgave en beheer: (L. Deflo), Groeningestraat 23, 8610 Wevelgem
Jg. XX, |
nr. 1: |
april 1986, 126 pp. = Dossier Walter van den Broeck |
|
nr. 2: |
juli-aug. 1986, 136 pp. = Kunst in de Brusselse metro |
|
nr. 3: |
okt. 1986, 124 pp. = Het literaire krijgsgewoel |
|
nr. 4-5: |
dec. 1986, 160 pp. = De genese van een dichterschap |
| |
I. Poëzie
BRANDE, Leopold M. van den
Uit: De kooi van Faraday (in voorbereiding), 1, pp. 100-101
Het schreien achter de waterval, p. 100 |
‘Als kind had ik een droom waarin ik’ |
De zevende lade, p. 101 |
‘Hoewel er weemoed hangt in avondlijke’ |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Yann Lovelock, Meisjeshoofd van Vermeer. Vert.: W.M. Roggeman, 1, pp. 94-95 |
|
|
VROOMKONING, Victor
[Gedichten], 1, pp. 96-99
Keerzijde: ‘Hoe moeder mij een ander werd’ p. 96 |
Zweven: ‘Het raam waaraan ik leerde’ p. 97 |
Kennis: ‘Zij heeft haar zonen’ p. 98 |
Hoede: ‘Vrouwgewezen leven duwt hij’ p. 99 |
|
|
| |
| |
CAILLIAU, Phil
Het duo V. en V. weer op stap. Over ‘De zaak Alzheimer’ van Jef Geeraerts*, 1, pp. 113-115 |
|
| |
| |
Wat voorbij is, komt niet meer terug. Over ‘Marcellus’ van Jef Geeraerts*, 1, pp. 115-117 |
|
Karen en Edvard. Het verhaal van een mens. Over ‘Karen’ van Lucienne Stassaert*, 1, pp. 118-119 |
|
Slachtoffers en omstandigheden. Het debuut ‘De stenen toren’ van Jo Claes*, 1, pp. 119-120 |
|
[Herman] Portocarero: een veelheid aan betekenissen*, 1, pp. 121-122
Het anagram van de wereld |
|
|
|
COUTTENIER, Piet
Tien vormen van literatuurwetenschap*, 1, pp. 102-106
Vormen van literatuurwetenschap (red.: R.T. Segers) wil ‘studenten en geïnteresseerden een inzicht geven in de toepasbaarheid van de verschillende richtingen en “hun mogelijkheden voor tekstinspiratie” op een en hetzelfde korte verhaal’: W.F. Hermans, Het lek in de eeuwigheid, uit: Moedwil en misverstand (1948) |
|
|
|
DEFLO, Lionel
Herman de Coninck en Luuk Gruwez: groots leren leven met verlies, 1, pp. 65-78 - Met prtn.
De hectaren van het geheugen (pp. 65-72) en De feestelijke verliezer (pp. 72-78) |
|
|
|
HULLE, Jooris van
Rik Vermeersch: de spanning tussen het ik en de werkelijkheid, 1, pp. 85-93 - Met ill. |
|
Aan Zuid-Afrika ontsnap je niet. Over ‘De muur van de pest’ van André Brink, 1, pp. 106-111 |
|
[Fernand] Auwera [Chantage] en de politiek*, 1, pp. 111-113 |
|
|
VANDEVOORDE, Hans & HAERYNCK, Jean-Paul den
In beweging door het trompe l'oeil. Interview met Stefan Hertmans, 1, pp. 56-64
Over Ruimte (1981, proza) en Ademzuil (1984, poëzie) |
|
|
| |
Bijzondere gedeelten/nummers
Dossier Walter van den Broeck
(nr. 1, pp. 3-55) - Met prt.
CAILLIAU, Phil & VERMEULEN, Erik
‘Het is verkeerd te denken dat een geëngageerd werk altijd over de werkman moet gaan’. Gesprek met Walter van den Broeck, pp. 31-34 |
|
|
VERMEIREN, Koen
Afdalen in de onderwereld. Omtrent ‘Het beleg van Laken’ van Walter van den Broeck, pp. 4-26 |
|
Een grote ontmoeting met Walter van den Broeck, pp. 27-30
Monografie van Jos Borré in de reeks Grote Ontmoetingen |
|
|
| |
| |
VOS, Martin
Hoe ‘gebruik’ je een koning, pp. 44-55
De uitnodiging om naar Laken te komen, waarmee Brief aan Boudewijn eindigt, vormt meteen een projekt voor... Het beleg van Laken’ (p. 49) |
|
|
| |
Jaak Fontier, Kunst in de Brusselse metro
(nr. 2, 136 pp.) - Met ill.
Voorbericht, pp. 4-5
‘er diende naar gestreefd te worden de kunst op konkrete wijze in te schakelen in het dagelijkse leven van de mens’ |
Opzet van de studie: ‘nagaan in welke mate de doelstellingen gerealiseerd werden... een reeks vragen en problemen i.v.m. integratie, receptie van visuele kunst, esthetische en geestelijke betekenis van kunstwerken aan een grondiger onderzoek onderwerpen’ |
|
|
Moderne kunst, een probleemstelling, pp. 6-27 |
|
De kunstwerken, pp. 28-136
Voorstelling van de kunstenaar en het werk in de metro; ill. |
Pierre Alechinsky, Sept écritures, pp. 29-30; 96 |
Yves Bosquet, Stuyvenbergh, pp. 32-33; 97 |
Jan Burssens, De Zwarte Vijvers, pp. 34-35; 98 |
Pol Bury, Moving ceiling, pp. 35-37; 99 |
Pierre Caille, Les voyageurs, pp. 37-38; 100 |
Jan Cox, The fall of Troy, pp. 39-40; 101 |
Gilbert Decock, Istjar, pp. 40-42; 102 |
Jo Delahaut, Rythme bruxellois, pp. 43-45; 104 |
Paul Delvaux, Nos vieux trams bruxellois, pp. 45-46; 105 |
Roel D'Haese, L'aviateur, pp. 46-48; 106 |
Christian Dotremont, Sept écritures, pp. 30-32; 96 |
Edmond Dubrunfaut, La terre en fleurs, pp. 48-49; 107 |
Roger Dudant, La ville, pp. 49-51; 108 |
Jean-Michel Folon, Magic city, pp. 51-52; 109 |
Vic Gentils, Aequus nox, pp. 52-54; 110 |
Jean-Pierre Ghysels, The last migration, pp. 54-55; 111 |
Jean Glibert, Carrelage cinq, pp. 55-57; 112 |
Paul de Gobert, La grande taupe et le petit peintre, pp. 42-43; 103 |
Paul van Hoeydonck, 16 x Ikarus, pp. 91-92; 134 |
Jean-Paul Laenen, Metrorama 78, pp. 57-58; 113 |
Octaaf Landuyt, Het uiteindelijk verkeer, pp. 58-60; 114 |
Lismonde, Que la mer épargne, pp. 60-61; 115 |
Marcel Maeyer, Droom van Poelaert, pp. 61-63; 116 |
Pol Mara, Thema's, pp. 63-65; 117 |
Michel Martens, Diamant, pp. 65-66; 118 |
Marc Mendelson, Happy metro to you, pp. 66-67; 119 |
Frans Minnaert, Wij leven, pp. 68-69; 120 |
Roger Nellens, Le tropolitain, pp. 69-70; 121 |
Luc Peire, Integratie Roodebeek, pp. 71-72; 122 |
Rik Poot, Ode aan een bergrivier, pp. 72-73; 123 |
Roger Raveel, Ensor: ‘Vive la sociale’(?), pp. 74-75; 124 |
Reinhoud, Stop the run!, pp. 75-76; 125 |
Jean Rets, Ortem, pp. 77-78; 126 |
Félix Roulin, Sculptures, pp. 78-79; 127 |
Raoul Servais, Transcendere platform, pp. 79-81; 128 |
Roger Somville, Notre temps, pp. 83-84; 129 |
Emile Souply, Tramification fluide - Tramification syncopée, pp. 84-86; 130 |
|
| |
| |
Hilde van Sumere, Driehoek in beweging, pp. 92-93; 135 |
Tapta, Voûtes flexibles, pp. 86-87; 131 |
Guy Vandenbranden, Kompositie glasraam, pp. 87-89; 132 |
Serge Vandercam, La fleur unique ou les oiseaux émerveillés, pp. 89-90; 133 |
Pierre Vlerick, Transcedence platform, pp. 81-82; 128 |
Maurice Wyckaert, Coming up for air, pp. 93-95; 136 |
|
| |
Het literaire krijgsgewoel
Polemiek in de Nederlandse letteren
(nr. 3, 120 pp.)
Samensteller-gastredacteur: Jan Flamend
DEFLO, Lionel
Het weerbarstige brilletje van Tom Lanoye. Een gesprek, pp. 112-119
Over de ‘satirisch-polemische komponent’ van diens creatieve produktie; tevens over Johan Anthierens |
|
|
|
FLAMEND, Jan
Literatuur en polemiek, pp. 2-12
Inleidend theoretisch artikel: typering van polemiek, de functies van polemiek, de betekenis van polemiek voor ‘het literaire bedrijf’ |
|
|
Het polemische moment: tussen spel en ernst, pp. 54-62
Met uitweiding over ‘de rituele scheldpartijen tussen zwarten in het New Yorkse getto’ (pp. 58-59) op basis van William Labov, Rules for ritual insult (1976), ter illustratie van het spelkarakter; ‘het is de polemist tegelijk bloedige ernst’ (p. 60) |
|
|
|
GERITS, Joris
Enkele polemische momenten uit de geschiedenis van de Nederlandse letteren, pp. 13-30
Bondig chronologisch overzicht waarin aan bod komen ‘sociale tegenstellingen... godsdienstige tegenstellingen... politieke tegenstellingen... literaire tegenstellingen in striktere zin’ (p. 28) - Met Bibliografie (28-30) |
|
|
|
REYNEBAU, Marc
‘Ergerlijk vooringenomen, hinderlijk, onvolledig...’. Over de onmogelijkheid van de polemiek in Vlaanderen, met een greep uit de brieventrommel, pp. 44-53
Over reacties in de pers op zijn polemische bijdragen; over ‘De onbestaanbare polemiek’ (pp. 51-53) wegens de politieke ‘veréénzuiling’ door de macht van één zuil, de kristelijke’ |
|
|
|
SPELIERS, Hedwig
De Brugse Meppen. Dagboeksplinters [17.9.64-16.1.66], pp. 31-43
Sfeerbeeld over de periode van de tijdschriften Bok en Mep, uitgeverij De Galge en zijn Wij, galspuwers(1965) |
|
|
|
SPINOY, Erik
De feesten van gal en pen. Paul van Ostaijen in conflict met Urbain van de Voorde, pp. 81-92 |
|
| |
| |
VANDENBOGAERDE, Mark
De Harde Waarheid. Komrij's creatorium, pp. 100-111
Typering van diens polemisch werk - gebundeld in 7 volumes tussen 1974 en 1984 |
|
|
|
VERMEIREN, Koen
Lachende pessimisten hebben altijd gelijk, pp. 93-99
Over W.F. Hermans’ polemische geschriften, o.a. Mandarijnen op zwavelzuur (1964; 1983 verm. dr.), Boze brieven van Bijkaart (1977), Houten leeuwen en leeuwen van goud (1979), Ik draag geen helm met vederbos (1979) |
|
|
|
VERMOORTEL, Philip
De polemiek van een gentleman. Kanttekeningen bij Multatuli's polemiek, pp. 63-81
‘Enkele specifieke polemische technieken.... uitgaande van zijn... brochure Een en ander over Pruisen en Nederland’ (Verzameld Werk IV, pp. 9-91) |
|
|
| |
De genese van een dichterschap
of hoe ik dichter werdGa naar voetnoot1
(nr. 4-5, 157 pp.) Redactie: Lionel Deflo
BASTELAERE, Dirk van
Het Batmangevoel (sept. 1986), pp. 120-127 |
|
Gebeurtenissen (1979): ‘Mijn vader heeft me naar de stad gebracht’ p. 128 |
|
Anja's kast (1985): ‘Zo, kwalijk compleet, in boenwas gestoken,’ p. 130 |
|
Uit: Vijf jaar (1984): Een keukenprinses, p. 129 |
|
|
BLOCK, Lut de
Brief uit Parijs (St-Cloud, aug. 1986), pp. 20-24 |
|
[Gedichten], pp. 25-26
‘Mijn vader laat het bloed al jaren stromen’ p. 25 |
‘De takken ijlen van me weg als oude pijnen.’ p. 26 |
|
|
|
BREMT, Stefaan van den
Als ik het wist zou ik het zeggen (Brussel, 4 sept. 1986), pp. 139-140 |
|
Ars Poetica, p. 141
1. | ‘Noem mijn muze koel. Zij denkt’ |
2. | ‘Warm en koud speelt ze, spelt’ |
|
|
|
BRUGGEN, Nic van
De genesis van mijn schrijven, pp. 131-135 |
|
Uit: Een kogel (1962): Wind riet en regen, p. 136 |
|
| |
| |
Uit: Ademloos seizoen (1974): Nachtrit, p. 136 |
|
Uit: Place des Vosges (1981): ‘Zwemmen in Port au Prince, Haiti, p. 137 |
|
Uit: Leeftijd (1987): Ars poetica: ‘Ik ben een maker van punten en’ p. 138 |
|
|
CAILLIAU, Phil
Autobiografische scherven, pp. 4-9 |
|
Uit: Hoe meervoudig dit lieve lichaam (1980): Polylingua, p. 10 |
|
Uit: Wedersamenstelling (1981): Panisch repetitief 1,2,3, p. 11 |
Bezwering (12 bis, het avondmaal) (1983): ‘Vandaag schreef ik de geluiden’ p. 12 |
|
|
CARETTE, Hendrik
Hoe ik dichter werd of de pooier van mijn poëzie. Een biografisch testimonium (Oostende, 9 sept. 1986), pp. 13-16 |
|
Uit: Klacht van een grootgrondbezitter (1985): Morgen. da capo; Soms droom ik; Palimpsest, p. 17; 18; 19 |
|
|
CONINCK, Herman de
Twee boeken en een vrouw, pp. 27-32 |
|
Uit: Onbegonnen werk (1984): ‘Zal ik niet kunnen zwijgen over’; Ontmijner, p. 33; 34 |
|
Uit: De hectaren van het geheugen (1985): ‘Een vrouw is veel te groot...’ p. 35 |
|
|
DELMOTTE, Alain
Van morgenrozenhout, pp. 36-40 |
|
Uit: Lijfsbehoud (1986): Plattegronden 1, 2; 3, 4, 5, p. 41; 42 |
|
|
DESCHOEMAEKER, Frans
De heldere oorden achter de woorden, pp. 43-47 |
|
Rituelen (maart-mei 1985), pp. 48-50
1. | ‘Wat sier kleeft nog aan dit gesteente.’ p. 48 |
2. | ‘Warandes na de regenbui! Orangerie’ p. 49 |
3. | ‘Een gat in het struweel. Een uitzicht’ p. 50 |
|
|
|
GERMONPRÉ, Christiaan
Obsessie voor de taal, pp. 51-55 |
|
De onvatbaarheid van het verschijnsel, pp. 56-58
1. | ‘Het hinkspel met gebroken kleuren sterft uit,’ p. 56 |
2. | ‘Winter neemt in woorden toe: een tak’ p. 57 |
3. | ‘Geen mooier poëzie dan dit uitgeschreven wit,’ p. 58 |
|
|
|
HAESAERT, Clara
Momenten (24 augustus 1986), pp. 59-62 |
|
‘Toen stond ik op...’ (De Meridiaan, I, 1951-1952, 1, p. 2), p. 63 |
|
| |
| |
Uit: Omgekeerde volgorde (1962): ‘Rond mijn ogen’ p. 64 |
|
La couleur a des raisons (bij een akwarel van Maurice Wyckaert, 1978): ‘Schaduw van een wolk’ p. 65 |
|
|
LASOEN, Patricia
De genese van een dichterschap, pp. 66-68 |
|
Uit: Landschap met roze hoed (1981): ‘Soms gaat het beter over’; ‘Die ochtend in april’; ‘We zijn weer maanden later’, p. 69; 70, 71 |
|
|
MANDELINCK, Gwij
Ambiguïteit is mij nooit vreemd geweest, pp. 72-76 |
|
Uit: De wijzers bij elkaar (1974): Van bij de mensen, p. 77 |
|
Uit: De droefheid is in handbereik (1981): De keurgezant beklopt de poort, p. 78 |
|
‘De dooi heeft ons bereikt nog voor de nokken’ p. 79 |
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
Drie beelden uit mijn diorama, pp. 80-85 |
|
Uit: Rhapsodie in blue (1974): Lied voor de onbekende, p. 86 |
|
Uit: Sneeuwblindheid (1974): Liefdesgedicht, p. 87 |
|
Terugslag van de tijd (1986): ‘Hagel in juli, fictieve winter |
|
|
SPELIERS, Hedwig
De Basiliek van het Heilig Woord, pp. 89-95 |
|
Uit: Horribile dictu (1972): Horribile dictu, p. 96 |
|
Uit: De mens van Paracelsus (1977): ‘De mens van Paracelsus, p. 97 |
|
Uit: Het heraldieke dier (1983): Weerkaatsingen, p. 98 |
|
|
SPILLEBEEN, Willy
De juwelenkistjes van mijn moeder, pp. 99-107 |
|
Uit: Gedichten 1959-1973 (1974): ‘De vlerken van de nacht’ p. 108 |
|
Uit: Voorbij de populieren (1982): Mythe, p. 109 |
|
Uit: Dubbelspoor (1983): Vlieger, p. 110 |
|
|
SPINOY, Erik
De leerjaren, pp. 111-116 |
|
Uit: De jagers in de sneeuw (1986): Het land; De muur; De straten, p. 117; 118; 119 |
|
|
VERLINDE, Hedwig
Van Eden tot Heden, pp. 148-153 |
|
Uit: Van Eden tot Ararat (1971): Na het feest, p. 154 |
|
Uit: Kijk. En nog wat... (1973): Kijk. En nog wat..., p. 155 |
|
| |
| |
Uit: De sprong van de eland (1974): De sprong van de eland, p. 156 |
|
|
VLIET, Eddy van
Jaren na maart, pp. 142-144 |
|
Uit: Na de wetten van afscheid en herfst (1978): ‘Met Fijne Pastels van Talens en Zoon’ p. 145 |
|
Uit: Jaren na maart (1983): Stadionstraat; Achteraan in de klas, p. 146; 147 |
|
|
-
voetnoot1
- De titels met * behoren tot de rubriek: Gewikt en gewogen
-
voetnoot1
- Met verantwoording ‘Vooraf dit...’ (pp. 2-3); aan een 25 dichters werd een autobiografisch ‘verhaal’ gevraagd; de 19 ‘levensverhalen in poeticis’ worden telkens gevolgd door enkele gedichten
|