| |
| |
| |
De Gids
Opgericht in 1837
Redactie: |
|
|
Nrs. 1, 2-3: |
G. van Benthem van den Bergh, H.J.A. Hofland, Harry Mulisch, A. de Swaan |
|
Nrs. 4-10: |
Dezelfden, met Wiel Kusters |
Redactiesecretaris: |
G. van Benthem van den Bergh |
Redactieadres: |
De Gids, p.a. Meulenhoff Nederland bv, t.a.v.T. Hermans, Postbus 100, 1000 AC Amsterdam |
|
Jg. CXLVI, 10 nummersGa naar voetnoot1, 840 pp. |
|
Nr. 2-3 |
= Bedrog |
|
Nr. 8-9 |
= Geweld en politiek in Zuidoost-Azië |
| |
Artikels van de redactie
[Bij de 146ste jaargang], 1, p. 2
Aankondiging van een nieuwe vaste rubriek ‘Buitenlandse literatuur’, die zal verzorgd worden door de redactie van het onlangs verdwenen Literair Paspoort |
|
|
[De subsidiecriteria van de Raad voor de Kunst], 2-3, p. 91
Inzonderheid voor tijdschriften |
|
| |
II. Poëzie
BERGHUIS, Hans
Twee gedichten, 4, pp. 265-266
Rijmprent: ‘Een jaar van één maand is al meer’ p. 265 |
Spreuken: ‘Zie, de vleugelzonen gaan vertrekken’ p. 266 |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
Af en aan, 5, pp. 364-367
1. | ‘onder het zetten van voeten beweegt zandkleurig het zand’ p. 364 |
2. | ‘mannen in laarzen, die zullen vast wonen, mannen’ p. 365 |
3. | ‘onder de lucht dringt water zich almaar op, de lucht blijft’ p. 366 |
4. | ‘met het strand is het nu gedaan nu het water onder water’ p. 367 |
|
|
|
BOONSTRA, Rommert
‘er zaten barstjes’, 1, p. 56 |
|
|
BOS, Jacobus
Verschijningen, 10, pp. 782-785
‘Men kan wel eindeloos zijn paard’ p. 782 |
‘Ik bedenk hem in termen van’ p. 783 |
|
|
| |
| |
‘Valt de sneeuw dan valt’ p. 784 |
‘Daar gaat zijn paard aan hem’ p. 785 |
|
|
|
BREYTENBACH, Breyten
Ek es hier, parodieGa naar voetnoot1, 1, pp. 18-20
‘op weg deur hierdie aardse woesteny het dit gebeur’ |
|
|
|
BUDÉ, Frans
Krijtzee, 5, pp. 357-360
De haai (Corax pristodontus): ‘Hij zwemt in teugels,’ pp. 357-358 |
De vleermuis (Myotis myotis): ‘Ik hoor weer water’ p. 359 |
De kardoen (Cynara cardunculus): ‘Licht. De kleur van vezels’ p. 360 |
|
|
|
EERENBEEMT, G.L.G.M. van den
Drie gedichten, 4, pp. 278-280
‘Over de dood’ p. 278 |
‘Waar wit’ p. 279 |
‘Waar men vertrekt’ p. 280 |
|
|
|
HAMELINK, Jacques
Bezoek aan het oude huis, 6, pp. 440-443
‘Het groen uit de kluiten gewassen’ |
|
|
|
HERBERGHS, Leo
Gedichten, 7, pp. 524-527
‘wind, van gistren’ p. 524 |
‘voorbij gaat de’ p. 525 |
‘gras dat iets’ p. 526 |
‘te veel vogel deze’ p. 527 |
|
|
|
IVEN, Joris
Zwarting, 10, pp. 799-803
‘“Gegenstand”: onbestemde veer in de hand’ p. 799 |
‘Bruidsruiker, van achter een rug’ p. 800 |
‘Ook de gewaarschuwde bezoeker’ p. 801 |
‘Zij beheersten het gebeuren, of wat daarvan overbleef.’ p. 802 |
‘Daders worden in een oogwenk vermande handen,’ p. 803 |
|
|
|
KUSTERS, Wiel
Het leven op stoomschepen, 5, pp. 346-351
‘Onveranderd. Niets’ p. 346 |
‘Silhouet,’ p. 347 |
Ballade van de Stoker: ‘Wij varen in een oven over zee’ p. 348 |
Het lied van de vuurplaat: ‘De kolen zitten onderin,’ p. 349 |
‘Op het kussen’ p. 350 |
Bal masqué: ‘Hoe wij dansten,’ p. 351 |
|
|
Een bezoek aan de leermijn G.K.LX, 6, pp. 431-433
1. | ‘gladde tanden harde assen’ p. 431 |
2. | ‘ik hield het in’ p. 432 |
3. | ‘geen ladder maar de schaduw’ p. 432 |
4. | ‘het woord leesjongen’ p. 432 |
5. | ‘met omgekeerde toorts’ p. 433 |
|
|
| |
| |
MESTEROM, Harry
Drie gedichten, 4, pp. 255-257
Bevroren wajang: ‘Het beeld dat hier bevriest’ p. 255 |
De Reizigerspalm: ‘De vrouw in het wit met het kind’ p. 256 |
Brastagi: ‘Waar het witte paard staat,’ p. 257 |
|
|
|
MULISCH, Harry
De geboorte, 5, pp. 327-333
‘Sterven doet men - want men moet het zelf doen -’ |
|
|
|
REINTS, Martin
Drie gedichten, 5, pp. 361-363
‘de mens, in zijn doelloosheid, aanschouwt’ p. 361 |
‘de mens, met zijn woelende gedachten, hangt’ p. 362 |
‘het innerlik van de eenzame mens,’ p. 363 |
|
|
|
ROEGHOLT, Richter
Twee gedichten, 7, pp. 543-545
Sloop: ‘Het meisje’ p. 543 |
Stem: ‘Je kijkt wel eens naar verse sneeuw’ pp. 544-545 |
|
|
|
VLIET, Eddy van
Een biografie, 5, pp. 352-353
1. | ‘Met trage passen onder de kroonluchter door’ p. 352 |
2. | ‘De slaapwagen was de einder. Een gunst van de nacht.’ p. 353 |
|
|
|
VROMAN, Leo
Desnoods als porcelein, 5, pp. 354-356
‘Ligt het landschap van mijn tijd’ |
|
|
|
WAARD, Elly de
Twee gedichten, 1, pp. 43-45
AletschiGa naar voetnoot1: ‘Niet waar de sneeuw zichzelf bevlekt, maar hoger,’ pp. 43-44 |
‘Haar wimpers zijn de vleugels van’ p. 45 |
|
|
|
WERKGROEP SLAVISCH INSTITUUT UNIVERSITEIT UTRECHT
Iosif Brodski, Voor Jalta. Vert.: Werkgroep van het Slavisch Instituut van de Universiteit te UtrechtGa naar voetnoot2, 5, pp. 405-412 |
|
| |
II. Proza
BEURSKENS, Huub
|
|
BREYTENBACH, Breyten
Pi-k'uan. Notitie uit de gevangenis, 4, pp. 239-241 |
|
|
DURLACHER, G.
Het begin van een reis, 10, pp. 731-737 |
|
| |
| |
GILLIAMS, Maurice
Gregoria of een huwelijk op Elseneur (fragment), 1, pp. 21-35 |
|
|
HANSSEN, Leander
Gelukkig nieuwjaar, 10, pp. 786-791 |
|
|
LUCASSEN
De architect. Zeven theoretische modellen voor een nooit te maken schilderij, 10, pp. 761-776
Nooit of bijna nooit, pp. 761-762 |
Het is vloed het is eb, p. 763 |
Illustraties, pp. 764-776 |
|
|
|
WIDEMANN, Reinold
Het interview, 6, pp. 444-459 |
|
| |
BALK-SMIT DUYZENTKUNST, Frida
Het woord ‘fascist’ en de taalkunde, 4, pp. 258-264
Met verwijzing naar het genegeerde werk van Anton Reichling, Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik (1935; 1967) |
|
|
|
BENTHEM van den BERGH, G. van
Norbert Elias, Hoe kunnen wetenschappelijke en literaire utopieën de toekomst beïnvloeden? Vert.: G. van Benthem van den Bergh, 1, pp. 3-17
De tekst werd in het Engels gepubliceerd in Limits to the future (Wassenaar, 1982) |
O.a. over het werk van Herbert George Wells |
|
|
Angst of hypochondrie?*, 2-3, pp. 181-183
Aanvulling op zijn artikel: Kernwapens: de onbegrepen revolutie (CXLV, 1982, 9-10, pp. 652-658) |
|
|
Over normale en abnormale grootmachten*, 8-9, pp. 677-683
Beschouwingen bij H.F. Cohen, De Sovjetunie: een grootmacht als een andere? (Tirade, XXVI, 1982, 272-273, pp. 5-20; 278-279, pp. 476-486) thans opgenomen in diens bundel ‘Te beginnen bij Nederland: opstellen over oorlog en vrede’, en bij diens aanleunen bij de opvattingen van J. de Kadt |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
Zwitserse sonnetten**, 10, pp. 831-832
|
|
|
BOEF, August Hans den
Een pleidooi voor Gerhard Roth**, 7, pp. 579-583 |
|
|
BOHEEMEN, Christel van
Joyce Carol Oates en de droom van Amerika, 1, pp. 71-78
Over de centrale plaats van dit thema in haar werk |
|
|
| |
| |
BROEK, Aart G.
Een studie, een roman en verhalen**, 4, pp. 307-311
Selwyn Cudjoe, Resistance and Caribbean literature, pp. 307-309 |
Edward de Jongh, De boog, pp. 309-310 |
Jules de Palm, Antiya, pp. 310-311 |
|
|
|
BROEK, Rien van den
Max en Maurits in de Lage Landen**, 1, pp. 65-71
Over Wilhelm Busch' Max und Moritz. Eine Bubengeschichte in sieben Streichen (1865) en vertalingen van het beeldverhaal in het Nederlands door o.a.T. van Buul, Bertus Aafjes, David Hartsema, Gerrit Komrij en de oudste, anonieme, vertaling o.d.t. De streken van Jan en Piet (1912) |
|
|
|
CALJÉ, Kees & BENTHEM van den BERGH, G. van
Gesprek met dr. W.F. Duisenberg, president van de Nederlandse Bank, 6, pp. 419-430 |
|
|
CONSTANDSE, A.L.
Het ideaal kan geen werkelijkheid worden. Honderd jaar na Marx, 4, pp. 231-238
Beeld van het marxisme 100 jaar na Marx’ overlijden |
|
|
|
CORBEY, Raymond
Vuistbijlen en Cadillacs - Reflecties over het verzamelen, 10, pp. 792-798 |
|
|
DEKKER, R.M.
De conjunctuur van de historische vervalsing*, 6, pp. 461-466
Over de drie bloeitijdperken: de Middeleeuwen, met o.a. de Donatio Constantini; de Renaissance; de Romantiek en de literaire, politieke en als grap bedoelde mystieficaties; Johan Brouwer, Filips Willem, de Spaanse Prins van Oranje (1940) is evenwel geen vervalsing |
|
|
|
DRAAISMA, Douwe
Descartes en de Turingtest, 5, pp. 368-373
Descartes' criteria ter onderscheiding van mensen en machines: zijn ze nog van belang voor de huidige discussie? Vergelijking van de cartesiaanse opvatting met A.M. Turing, Computing machinery and intelligence (1950), waarin via een spel (= Turingtest) de vraag ‘can machines think?’ behandeld wordt |
|
|
|
ESTER, Hans
Nieuwe poëzie van Sarah Kirsch**, 4, pp. 311-314
N.a.v. haar poëziebundel Erdreich; met gedichten in vertaling |
|
|
|
EVENHUIS, J.R.
Na de hallucinatie*, 6, pp. 460-461
N.a.v. het artikel in de The Times van 23 april 1983: Hitler's secret, diaries to be published, over The Times van 8 mei 1920 toen ‘het blad zijn autoriteit plaatste achter de inhoud van het [antisemitische] schotschrift’ The jewish peril, meer bekend als Protocollen van de Wijzen van Zion, dat ook een vervalsing bleek, maar in Duitsland in de jaren '30 als politiek evangelie gold |
|
|
Hoe Engeland een oude paideia afschafte, de Renaissance vergat en ‘modern’ de nieuwe Middeleeuwen intrad, 7, pp. 507-514
Over de invloed van vertrouwdheid met Latijn en Grieks op de Engelse woordenschat en de huidige tendens om ‘al die graeco-romeinse elementen in de Engelse taal... door een al bestaand “Engels” woord te vervangen’, een evolutie merkbaar tot in het politiek taalgebruik |
|
|
| |
| |
FRENKEL, F.E.
Heksengeloof in modern kostuum, 5, pp. 383-385
Over het instandhouden van het ‘KZ-syndroom’ als voorwendsel om de twee gedetineerde oorlogsmisdadigers van Breda niet vrij te laten; hier geldt een identiek mechanisme als in Salem toen in 1692 dertien van hekserij verdachte personen werden opgehangen |
|
|
|
GOUDSMIT, Jaap
Afrikaanse varkenspest, de slavenhandel der Compagnie en de recente ontketening van obscure virusinfecties*, 6, pp. 466-469
|
|
|
GROENEWEGEN, Marjan
Les Géorgiques [van Claude Simon]**, 4, pp. 316-318 |
|
|
HAHMO, Sirkka-Liisa & HOEVEN, Adriaan van der
De mislukte receptie van het Finse epos Kalevala in Nederland**, 10, pp. 817-829
Over de artikels van H.U. Meyboom (De Gids, 1879, dl. 3, pp. 453-487, dl. 4, pp. 31-56) (pp. 819-820); Max Rooses (De Gids, 1894, dl. 2, pp. 20-65) (pp. 820-822); D. Logeman-van der Willigen (Onze Eeuw, 1910, dl. 2, pp. 368-402) (pp. 822-823) |
Over de vertalingen door May Taminen, 1929 (pp. 823-824); Wies Moens, 1938 (pp. 824-825); Jan Eekhout, 1939 (p. 825); Hendrik Hartwijk, 1951 (in Roeping, XXVII, pp. 483-496, 532-542) (pp. 821-827); G.C. Ebbinge Wubben, 1979 (pp. 827-828) |
|
|
|
HEIJKANT, Marie-José
Dante en Beatrice versus Francesca en Paolo: een confrontatie in de hel, 10, pp. 777-781
Over de interpretatie die Jorge Luis Borges in Sieta Noche geeft over de liefde tussen Dante en Beatrice en van het liefdespaar in de Divina Comedia |
|
|
|
HINRICHS, Jan Paul
Honderd jaar Teodor Trajanov, 1, pp. 83-85
‘Het lijkt alsof de Bulgaren er nog niet aan gewend zijn dat Trajanov gerehabiliteerd is’ (p. 83); met twee gedichten in vertaling: Kaspar Hauser; Lied zonder woorden |
|
|
|
HOUWINK ten CATE, Annemarie
Helga Nowotny, Breekpunten van de rationaliteit. Vert.: A. Houwink ten Cate, 1, pp. 46-55
Referaat in de reeks voordrachten Wissenschaft, Technik und ihre Kritiker aan de Technische Universität te Wenen |
Over technische vooruitgang en rationalisatie én het ontstaan van sociale problemen o.a.m.b.t. de vrouw in het bedrijfsleven, de gezondheid, nieuwe randgroepen |
|
|
De rattenvanger van Zürich**, 7, pp. 576-579
Over het werk van Adolf Muschg |
|
|
|
JONG, Martien J.G. de
Een postume roman en de hogere principes van het auteursrecht, 1, pp. 36-42
Over Maurice Gilliams' verhalend proza, en de plaats van Gregoria in het geplande vijfluik en over de gepubliceerde fragmenten in Dietsche Warande en Belfort (CXIX, 1974, 2, pp. 146-172) en Raster (1980, 16, pp. 7-26); over Gilliams'
|
|
|
| |
| |
opvatting van het ‘auteursrecht’: omdat de auteur naar de hoogst mogelijke perfectie moet streven, heeft niemand het recht postume teksten uit te geven die door de auteur zelf niet uitdrukkelijk voor bundeling waren bestemd; het Gregoriafragment werd nog door hem zelf aan De Gids bezorgd - Zie: Proza |
|
|
|
KUSTERS, Wiel
Wie weg is, is gezien*, 1, pp. 61-64
Over de samenhang tussen de wikke en ‘weg zijn’ of ‘verdwijnen’ bij Hugo Claus in gedichten in Almanak. 336 knittelverzen; over het motief van ‘gelijktijdige aan- en afwezigheid van gestorvenen’ bij Jacques Hamelink in Responsoria, Cees Nooteboom in Gemaakte gedichten, Willem van Toorn in Het landleven |
|
|
Ik en de dood, het kind en ik, 2-3, pp. 177-180
Het motief van de gepersonifieerde dood in Hugo Claus' gedicht Kaal (uit: Almanak) en bij P.N. van Eyck, De tuinman en de dood; Simon Vestdijks vertaling van W. Blake, Introduction (uit: Songs of innocence) en M. Nijhoff, Het kind en ik |
|
|
Op de bodem van de lucht*, 4, pp. 288-291
Over vissen en visvangers in gedichten van o.a. Chr. J. van Geel, J. Bernlef, Jacques Hamelink, Huub Beurskens |
|
|
[Aanvulling], 5, pp. 326
Bij Lisette Lewin, Het clandestiene boek 1940-1945 (1983) dat ‘bij herhaling onjuiste informatie over De Gids in oorlogstijd’ brengt |
|
|
Poëzie en zwaartekracht (1)*, 5, pp. 385-388
Over ‘gewicht, zwaartekracht’ in gedichten van Bert Schierbeek, Rein Bloem |
|
|
Een engel op de drempel*, 6, pp. 474-477
Over ‘engel(en)’ in gedichten van o.a. Gerrit Kouwenaar, Theo van Baaren, Remco Campert, Jorge Luis Borges |
|
|
Zonder hengel*, 7, pp. 570-572
Nog over ‘engelen’ bij o.a. Jan Hanlo en Bertold Brecht |
|
|
Imagine there's no heaven*, 8-9, pp. 683-684
Over Jaap Hartens gedicht Flits van een engel in keukenlicht, uit: Wat kan een manser betalen? |
|
|
Ondergronds leven*, 7, pp. 561-563; 8-9, pp. 676-677; 10, pp. 804-808
Bedenkingen bij gedichten en proza |
1, 2, 3: Jorge Luis Borges, Boek van de denkbeeldige wezens/Italo Calvino, De onzichtbare steden (pp. 561-563) |
4: Anton Haakman, Liberty of Een Nederlandse Amerikaan (pp. 676-677) |
5, 6, 7, 8: Eric Terduyn, De ijsprinses/Wilhelm Jensen, Gradiva (pp. 804-808) |
|
|
Uit een tafelrede*, 10, p. 813
Over Pierre Kemps gedicht Liguberamente |
|
|
|
LAMMERS, Han
De deregulering van de begeleidingsstaat*, 4, pp. 281-283
Over de huidige crisistoestand, en de veel te grote bestuursapparatuur |
|
|
|
LANGE, Herman de
De verborgen betekenis van ontwapeningsonderhandelingen*, 1, pp. 57-61 |
|
Nucleaire spookbeelden: over automatische vergelding en ‘launch on warning’*, 4, pp. 283-288 |
|
De ware aard van tactische kernwapens*, 5, pp. 379-383 |
|
| |
| |
Manicheïsme en totalitair denken in de bewapeningswedloop*, 7, pp. 557-561 |
|
Militaire idolatrie in de Sovjetunie*, 10, pp. 808-812 |
|
|
LOCK, Grahame & ROUDINESCO, Elisabeth
Jacques Lacan en het einde van de Ecole freudienne de Paris, 7, pp. 528-535 |
|
|
LOOG, Frank
Nieuwe namen uit het Duitse taalgebied**, 2-3, pp. 217-221
Lore Berger, Der barmherzige Hügel, pp. 218-219 |
Friedrich Christian Delius, Ein Held der inneren Sicherheit, p. 219 |
Helmut Eisendle, Der Narr auf dem Hügel, pp. 219-220 |
Ulla Hahn, Herz über Kopf, p. 220 |
Thomas Hürlimann, Die Tessinerin, pp. 217-218 |
Sten Nadolny, Netzkarte, p. 218 |
Gerlind Reinshagen, Rovinato oder Die Seele des Geschäfts, p. 218 |
Mathias Zschokke, Max, pp. 220-221 |
|
|
|
MAIER, Henk
De Lekra: angst voor verstarring**, 8-9, pp. 685-695
Over het Instituut voor de Volkscultuur, de Lekra (= Lembaga Kebudajaan Rakjat) door een groep literatoren in 1950 opgericht te Djakarta en na de overname door de militairen in oktober 1965 opgeheven |
|
|
|
OVEREEM, R.
Drogredenen in de politieke discussie. De actualiteit van de catalogus van Bentham en Schopenhauer, 7, pp. 536-542
Over Jeremy Bentham, The book of fallacies (1824) en Arthur Schopenhauers drogredenencatalogus in zijn Eristische Dialektik (1819-1839); M.A. Finocchiaro's stellingname (1980) i.v.m. de frequentie van drogredenen in het politiek debat, getoetst aan voorbeelden uit NRC/Handelsblad 1982 |
|
|
|
PATER, Ben de
Over de noordwestelijke doorvaart en de goudstreek Quivera. Mens, landschap en topografie in het verleden, 10, pp. 750-760 - Met afbn., krtn.
‘Aan de hand van een reeks voorbeelden zal ik laten zien hoe de geographical imagination zich met name in Europa vanaf de middeleeuwen tot en met de romantiek ontwikkeld heeft’ |
|
|
|
PLANTING, Rik
Erich Wichman: temperament van strijdbaarheid in de jaren twintig, 7, pp. 515-523 |
|
|
RESINK, G.J.
Het melodietje van Vinteuil**, 4, pp. 314-316
Over ‘la petite phrase’ uit de sonate van Vinteuil uit Marcel Prousts Un amour de Swann; de figuur van Vinteuil zou gebaseerd zijn op Claude Debussy |
|
|
|
RIJTHOVEN, Tonja van
Zorgeloos afrekenen met het onbewuste*, 7, pp. 546-553
Over de psychoanalytische theorie van Jaap van Heerden n.a.v. zijn proefschrift De zorgelijke staat van het onbewuste |
Met Naschrift van J. van Heerden, pp. 553-556 |
Met Reactie op het naschrift van J. van Heerden door Tonja van Rijthoven, pp. 556-557 |
|
|
| |
| |
SCHIPPER, Mineke
Verzwegen Afrika, een geamputeerde literatuur**, 1, pp. 78-83
Onderzoek naar censuur en de gevolgen ervan voor de Afrikaanse literatuur (Zuid-Afrika hier terzijde gelaten) |
|
|
|
SIEGEL, Klaus
Schrijven tegen de bloedstroom in**, 7, pp. 583-584
Over Mechtilde Lichnowsky (1879-1958) wier werk momenteel herdrukt wordt, o.a. Kindheit, An der Leine, Delaïde |
|
|
[Irmgard] Keun... een pseudo-Libelleromancière**, 10, pp. 832-834 |
|
|
SIJPERSMA, Pieter
De poëzie van distantie en betrokkenheid**, 7, pp. 584-588
N.a.v. The Penguin book of contemporary British poetry, door Blake Morrison en Andrew Motion |
|
|
[Angela] Carters caleidoscoop**, 10, pp. 829-831 |
|
|
SONDEREN, Eva van
Oh take me to the Slaughterhouse, I wilt wait there with the Lamb*, 4, pp. 291-296
Verhalend-beschouwende tekst m.b.t. joods leven in Nederland |
|
|
|
STEENMEIJER, Maarten
Arrabals terugkeer in Spanje**, 7, pp. 573-576
Over de waardering in Spanje voor Fernando Arrabals brieven gebundeld o.d.t. Carta a los comunistas españoles y otras cartas (a Franco, al rey, a Valladares) en zijn roman La torre herida por al rayo |
|
|
|
TRUYENS, Aleid
Over brieven en brievenboeken*, 2-3, pp. 171-177
N.a.v. Pedro Salinas, Defensa de la carta missiva y de la correspondencia epistolar (1967) - Ned. vert.: Pleidooi voor de brief en de correspondentie per brief (1982) Over brieven ‘met een literair jasje’, zoals de brievenboeken van Gerard Reve (Brieven aan Simon C. 1971-1975) en van Joyce & Co (Werkbrieven 1968-1981 en Venetiaanse brieven en Calabrese dagboeken) en ‘verraden’ brieven, die bestemd waren voor één persoon zoals Helene Hanff, Charing Cross Road 84 |
|
|
Hellema: het slachtoffer als ziener in de tijd*, 5, pp. 374-379
Beschrijving van oorlogservaringen in: Langzame dans als verzoeningsrite en Enige reizen dienden niet ter zake |
|
|
Vier reizigers op zoek naar een verblijfplaats*, 7, pp. 563-570
Over auteurs-reizigers en reisverhalen: |
Louis Couperus, Op reis, pp. 569-570 |
Jan Donkers, Amerika, Amerika. Ooggetuigeverslagen uit de Nieuwe Wereld, pp. 566-567 |
Marcellus Emants, Op reis door Zweden, pp. 565-566 |
Cees Nooteboom, Voorbije passages, pp. 567-569 |
|
|
|
VEER, Rob van der
Derek Phillips, Wat is er verkeerd aan pornografie? Vert.: R. van der Veer, 4, pp. 242-254
Is ‘wettelijke regeling voor pornografie al dan niet te rechtvaardigen met een beroep op morele principes die de inperking van de persoonlijke vrijheid betreffen?’ (p. 243) |
|
|
| |
| |
VELDE, Henk de
Matthijs Vermeulen en het establishment. Anarchie in een ‘verwaltete Welt’, 4, pp. 267-277
Situering van diens werk in de eerste helft van de 20ste eeuw, onder verwijzing naar Paul Rapoport, Opus est: Six composers from Northern Europe (1979); over Vermeulens opvatting inzake kunstbeleid en -subsidiëring |
|
|
|
VOOGD, Lourina de
Wyndham Lewis (en James Joyce)**, 4, pp. 303-307
Leven en werk van W. Lewis, medeoprichter van het tijdschrift Blast (1914); zijn contacten met James Joyce, evenals Lewis geboren in 1882, in Parijs (1920-1922, verschijningsjaar van Ulysses) |
|
|
|
WEITENBERG, Frans
Kunstenaars zonder idee*, 5, pp. 388-391
Over de hedendaagse avant-garde in de schilderkunst |
|
|
|
WESTSTEIJN, Willem G.
Wie leest en hoe?**, 4, pp. 297-302
Over verschillende benaderingen ‘onder de paraplu van lezersgerichte literatuurwetenschap’ (p. 299) |
|
|
Andrej Britov**, 7, pp. 588-591 |
|
|
ZEEMAN, Peter
Leegte en licht, Iosif Brodski**, 5, pp. 392-399 - Zie ook: Poëzie, sub: Werkgroep |
|
Kees Verheul over Iosif Brodski**, 5, pp. 400-404
Weergave van Kees Verheuls verhaal over zijn kennismaking met Brodski te Leningrad in 1967 en hun jarenlange vriendschap, zowel terwijl Brodski in Rusland woonde als nu hij in het Westen is |
|
|
|
ZIJDERVELD, A.C.
Anton Tsjechovs hellevaart, 5, pp. 334-345
Over de motieven die Anton Tsjechov er toe dreven een studie te maken van de Russische strafkolonie op het eiland Sachalin, gelegen ten Oosten van Siberië en ten noorden van Japan |
|
|
|
ZILVERSCHMIDT, Beate
Zionisme ter discussie*, 10, pp. 813-816
‘Na het uitbreken van de oorlog die Israël ruim een jaar geleden begon tegen de Palestijnse bevrijdingsorganisatie de PLO in Libanon, werd in Nederland het zionismedebat weer actueel’ |
|
|
|
ZONNEVELD, Peter van
Willem Bilderdijk*, 2-3, pp. 183-188
Over Bilderdijks leven in het licht van zijn ‘echte en verbeelde kwalen’ |
|
|
Elias Annes Borger*, 6, pp. 469-474 |
|
Verlichting, Biedermeier en romantiek. Literatuur en samenleving in Nederland in 1830, 10, pp. 738-749
Na een inleiding over Nederland in 1830, worden de drie levensbeschouwingen behandeld en de drie cultuurdragers: J.H. van der Palm, Willem Bilderdijk, H. Tollens |
|
|
| |
| |
| |
Bijzondere nummers/gedeelten
Bedrog
(nr. 2-3, pp. 93-170)
ALBEDA, W.
Misbruik en oneigenlijk gebruik van de sociale zekerheid, pp. 126-129 |
|
|
BEZEMER, J.W.
Bedrog in de Sovjetunie, pp. 157-163
‘nepotisme en ambtenverkoop passen zeer goed in het politieke systeem’ (p. 160); er bestaat ook corruptie in de planeconomie en zwart werk |
|
|
|
BRAAK, H.J. van de
Kleine sociologie van het fiscale bedrog, pp. 130-142 |
|
|
ELLEMERS, J.E.
Het kleine bedrog aan de universiteiten, pp. 164-170
Het uit zich o.m. in het zich tooien met academische titels die men (nog) niet heeft verworven, in het ontbreken van bronvermelding, het berekenen en meten van publikaties |
|
|
|
KAPTEYN, Paul
Patronen van bedrog. Over trouw tussen mannen en vrouwen, vooral nu, pp. 107-114
Over de machtsverhoudingen tussen de seksen, en de evolutie van die verhoudingen; over Aletta Jacobs en het vrije huwelijk |
|
|
|
MÖNNICH, C.W.
Bedrog in de middeleeuwen, pp. 99-106
Over religieuze vormen van bedrog; over de Donatio Constantini, een aperte vervalsing, en de bul Unam Sanctam (1302) van Bonifacius VIII |
|
|
|
PEN, J.
Morfologie van het zwarte gebeuren, pp. 115-125
Over vijf vormen van hedendaags knoeien: het simpele verzwijgen; clandestiene productie; misbruik van sociale voorzieningen; illegale operaties; de onderwereld |
|
|
|
SWAAN, A. de
Ongeloof, bedrog en huichelarij in constellatie, pp. 93-98
‘Blijkbaar vormt zich in de meeste samenlevingen een constellatie van particulier ongeloof en bedrog en van hypocrisie om de discrepantie met de heersende leer te overbruggen’ (p. 98); o.a. over belastingontduiking en steunfraude |
|
|
|
SZIRMAI, A.
Wat vinden we werkelijk van inkomensnivellering?, pp. 143-156
Over ‘de manieren waarop mensen zichzelf en anderen voor de gek houden als het over inkomensverdelingsvraagstukken gaat’ (p. 143) |
|
|
| |
Moderne Arabische literatuur**
(nr. 2-3, pp. 189-216)
BRUGMAN, J.
De Arabische roman en de vrouw, pp. 190-195 |
|
| |
| |
MOOR, E. de
De avant-garde van de hedendaagse Arabische poëzie, pp. 211-215 |
|
|
NIJLAND, C.
Moderne Arabische literatuur. Inleiding, pp. 189-190 |
|
Een nieuwe Arabische poëzie in Noord-Amerika aan het begin van deze eeuw, pp. 207-211 |
|
Vertalingen en studies, een keuze, pp. 215-216 |
|
|
SMOOR, P.
Veranderende visies op het land in drie Egyptische-romans, pp. 195-201
Muhammad Husayn Haykal, Zaynab (1913) |
‘Abd al-Rahmān al-Sharqāwi, Al-ard (Het land) (1962) |
Yusuf al-Qa'īd, Yahduth fi Misr al-ān (Nu gebeurt dit in Egypte) (1977) |
|
|
|
VOOGD, Lourina de
Het hedendaags Arabisch proza in Marokko, pp. 202-207 |
|
| |
Het Amerikaans post-modernisme**
(nr. 6, pp. 478-498)
BENT, Jaap van der
Het autobiografisch experiment van Gilbert Sorrentino, pp. 495-498 |
|
|
BERTENS, Hans
Het post-modernisme van Thomas Pynchon, pp. 488-495 |
|
|
BOHEEMEN, Christel van
Het Amerikaanse postmodernisme. Inleiding, pp. 478-482
‘Een van de belangrijkste aspecten is... “de revolutie van het woord”’ De postmodernisten wilden verder gaan dan hun grote voorganger, de modernist Joyce. Hoofdzakelijk over John Barth en over Donald Barthelme aan wie hier geen afzonderlijke studie is gewijd; andere post-modernisten: Ronald Suckenick, Thomas Pynchon, William Gass, John Hawkes, Gilbert Sorrentino |
|
|
De alchemie van John Hawkes, pp. 482-486
Over diens The blood oranges en Virginie |
|
|
|
RIJSBERMAN, Marijke
William Gass en de taal van de literatuur, pp. 486-488
Over de karakteristieken van Gass' proza |
|
|
| |
Geweld en politiek in Zuidoost-Azië
(nr. 8-9, pp. 598-675)
Gastredactie: Otto van den Muijzenberg, Frans Hüwken, John Kleinen
BRUMMELHUIS, Han ter & VOOGT, Paul
Geweld in Thailand: een ‘dagelijks’ bedrijf, pp. 628-636
‘een verklaring van de hoge frequentie van het privégeweld’ |
|
|
| |
| |
KLEINEN, John
Cambodja: het gevecht om de staat, pp. 605-618
Korte historiek: interpretatie van fysiek geweld tijdens het Pol Pot-regime (1975-1978) |
|
|
|
MENGGALI, R.
Oriëntatie en manipulatie van geweld in Indonesië, pp. 646-653
‘waarom, waartoe en door wie geweld in Indonesië de laatste decennia, gebruikt, misbruikt en gemanipuleerd is en wordt’ |
|
|
|
MUIJZENBERG, Otto van den
Geweld en staat in Zuidoost-Azië, pp. 599-604
In deze reeks artikelen zal de aandacht vallen ‘op geweldmisbruik binnen de staten, tussen burgers en overheid en tussen burgers onderling’ |
|
|
[Benigno Ninoy] Aquino: een Filippijnse Gandhi?, pp. 619-627 |
|
|
SCHULTE NORDHOLT, Henk
De jago in de schaduw: misdaad en ‘orde’ in de koloniale staat op Java, pp. 664-675
Over de vormen van lokaal geweld - het recht van de sterkste - in de tweede helft van de 19de eeuw, met speciale aandacht voor de ‘jago-figuur’ (= de rurale leider) |
|
|
|
SCHULTE NORDHOLT, Nico G.
Korte metten met de misdaad - of de paradox van de moderne Indonesische staat, pp. 637-645
Over de achtergronden van de misdaadbestrijding |
|
|
|
TOUWEN-BOUWSMA, Elly
Madoera, het Sicilië van Java?, pp. 654-663
|
|
| |
Het Oostenrijks interbellum**
(nr. 8-9, pp. 695-721)
ESTER, Hans
Franz Werfel, cultuurcriticus vanuit religieuze ervaring, pp. 716-721 |
|
|
ROULEAU, Wil
Het Oostenrijks interbellum. Inleiding, pp. 695-697 |
|
Joseph Roth en zijn meesterwerk Radetzkymarsch [1932], pp. 697-702 |
|
|
SIEGEL, Klaus
Heimito von Doderer, Austriae poeta austracissimus, pp. 708-716 |
|
|
WEINHOLD, Ulrike
Robert Musil als ziener op mathematisch natuurkundige basis, pp. 703-708 |
|
|
-
voetnoot1
- Waarvan twee dubbelnummers: 2-3; 8-9; met gegevens over de medewerkers achterin elk nummer
-
voetnoot1
- Gedateerd: Pollsmoor: 30 November 1982 - Parys: 8 Desember 1982
-
voetnoot2
- Werkgroep = Berber Bast, Arthur Langeveld, Heleen van Nifterink, Maaike Prüst, Joleen van Splunter, Margriet Teunissen, Melchior de Wolf; met inleiding: losif Brodski's ‘Voor Jalta’ door Arthur Langeveld, pp. 404-405
-
voetnoot1
- Titels met * behoren tot de rubriek: Kroniek & Kritiek; met ** tot de rubriek: Buitenlandse literatuur (zie: Artikels van de Redactie); sommige artikels in deze rubriek vormen een Bijzonder gedeelte, nl. in nr. 2-3, 6, 8-9
|