| |
| |
| |
Kreatief
Driemaandelijks literair- en kunstkritisch tijdschrift
Opgericht in 1966
Hoofdredakteur: Lionel Deflo
Redaktie: Ludo Abicht, Lionel Deflo, Jaak Fontier, Roland Jooris, Stefaan van den Bremt, Hedwig Verlinde
Redaktiesekretariaat, uitgave en beheer: [L. Deflo], Groeningestraat 23, 8610 Wevelgem
Jg. XVII, |
nr. 1: |
april 1983, 132 pp. |
|
nr. 2-3: |
juli-aug. 1983, 160 pp. |
|
nr. 4: |
oktober 1983, 128 pp. = De keramiekskulptuur in ons land van 1945 tot 1982 |
|
nr. 5: |
december 1983, 130 pp. |
| |
I. Poëzie
ABICHT, Ludo
Vier liturgische gedichten, 2-3, pp. 132-135
1. | Intrede: ‘Je ogen, spiegels van je ziel, zijn grijs en staal’ p. 132 |
2. | Alles mijn schuld: ‘Zo krijgen alle dingen hun gepaste plaats’ p. 133 |
3. | Lezing: ‘Zusters en broeders, medelijders, weest gegroet!’, p. 134 |
4. | De blijde boodschap: ‘Blij is de boodschap van de predikheren niet:’ p. 135 |
|
|
|
BLOCK, Lut de
‘Schapen geven moedermelk.’, 2-3, p. 143 |
|
[Gedicht], 2-3, p. 144
1. | ‘Mijn oudste zoon droomt al acht jaar’ |
2. | ‘Zes jaar dochter en de spil van 't nest’ |
3. | ‘Een drakendoder is mijn jongste spruit.’ |
|
|
|
BREMT, Stefaan van den
Bertolt Brecht, Duits oorlogs ABC. [Cyclus uit: Svendborger Gedichte, 1939]. Vert.: St. van den Bremt, 1, pp. 65-72 |
|
Het onpare paar, II, 5, pp. 90-99
‘Je zal weer zingen, je emplooi’ p. 90 |
‘Zing, zegsman. Laat mijn berichten’ p. 91 |
‘Zoek je mij? Betrap me in de’ p. 92 |
‘Genoeg! Nu ik. Hou je mond, Muze’ p. 93 |
‘Ik krijg vier regels? 'k Neem er acht’ p. 94 |
‘Laat het dag zijn. Jij, woord, wees’ p. 95 |
‘Niet de som en niet de delen’ p. 96 |
‘Van de twee onthoud ik even’ p. 97 |
‘Een stem in mijn oor, onverhoeds’ p. 98 |
‘Van trots vertrekt de ophaal die je grift’ p. 99 |
|
|
| |
| |
CHRISTIAENS, Dirk
UIt: A fonds perdu, 2-3, pp. 130-131
De zaaier: ‘Ik zal zaaien verdelgend jullie vogels’ p. 131 |
Bladzijde: ‘Tussen ons stond altijd’ p. 131 |
Web: ‘Een web vol trillend licht’ p. 131 |
Kaf: ‘Gij telt de dagen en de uren af’ p. 131 |
In memoriam F.B.: ‘Voor de eerste en laatste maal’ p. 132 |
|
|
|
CLAES, Paul & NYS, Mon
Ezra Pound, Canto LXXVIII. Inl. & vert.Ga naar voetnoot1: P. Claes en M. Nys, 5, 71-74; 75-89 |
|
|
DESCHOEMAEKER, Frans
[Gedichten], 2-3, pp. 124-126
‘Een aardig feestje was het anders wel.’ p. 124 |
‘Op avonden als deze’ p. 125 |
‘Hoera! 't Is zomer’ p. 126 |
|
|
|
GERREWEY, Valère van
Benjamin Péret, Gedichten uit ‘Le grand jeu’. Vert.: V. van Gerrewey, 2-3, pp. 115-123
Portret van Max Ernst; Wolk, p. 115; 116 |
De haren van de wind; Eert uw doden, p. 116; 117 |
Het vergoten bloed; De gekloofde knie, p. 118; 119 |
Arm koren; De laatste wil van Parmentier, p. 120-121 |
Als er in de ruif geen koren meer is, p. 122 |
Zonder tomaten geen artisjokken, p. 123 |
|
|
|
IVEN, J.
Mazisi Kunene, [Gedichten]. Inl. & vert.: J. Iven, 1, pp. 73-74; 75-84 - Met prt.
De band; Overwegingen bij 26 juni; Die dag, p. 75; 76; 77 |
Etgroen; De opkomst van de boze generatie, p. 78; 79 |
Cyklus; Opdracht; Onvoltooid avontuur, p. 80; 81; 82 |
Vaarwel; Zolang ik leef, p. 83; 84 |
|
|
|
KUIPERS, Frans
Vier Montclarse gedichten, 2-3, pp. 136-139
Vers 94: ‘Je telde harde guldens neer’ p. 136 |
Vers 95: ‘Foto? Het gedicht is een daguerrotype.’ p. 137 |
Vers 96: ‘In alle vroegte’ p. 138 |
Vers 99: ‘Zo kom je terug van het meer’ p. 139 |
|
|
|
LASOEN, Patricia
Haikoes in maart, 2-3, pp. 127 |
|
Uit: Het hardvochtige gras. Uit de eerlang te verschijnen bundel: De witte binnenkant, 2-3, pp. 128-129
Rood: ‘Het terras lag soms blank van het water’ p. 128 |
Roze: ‘De bleekroze bloemen op oma's servies’ p. 128 |
Oranje: ‘Een sinaasappel’ p. 128 |
Geel: ‘Een lepel in een ei’ p. 128 |
|
|
| |
| |
Groen: ‘De muntdrank met ijs die mijn moeder bracht’ p. 129 |
Blauw: ‘Kobaltblauw de flessen op de schoorsteenmantel’ p. 129 |
Violet: ‘Een zeldzame kleur in mijn kindertijd:’ p. 129 |
Zwart: ‘Zwart heeft vele tinten’ p. 129 |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
|
|
VERLINDE, Hedwig
[Gedichten], 1, pp. 116-117
Goeie raadgevingen: ‘als je dan toch naar ze toe wil’ p. 116 |
Centrifugaal, centripetaal: ‘wat is de daad in het teken van deze orde’ p. 117 |
|
|
|
VROOMKONING, Victor
[Gedichten], 2-3, pp. 140-142
Bezoeken: ‘Mijn tante die te vaak bij ons logeert’ p. 140 |
Sintels: ‘Het zal net na de oorlog zijn geweest.’ p. 141 |
‘Zijn nek sneeuwt langzaam in’ p. 142 |
|
|
|
WINNE, Norbert de
De dood van een socialist. Uit de gelijknamige onuitgegeven bundel, 1, pp. 118-121
‘Vader’ p. 118 |
‘Dat je nog sterven moest’ p. 119 |
‘Maar ze waren er’ p. 120 |
‘Er was geen wind’ p. 121 |
|
|
| |
II. Proza
ABICHT, Ludo
Het vijfde verhaal: Huis zeven en Kafka's kasteel, 1, pp. 51-64 |
|
Het zesde vehaal: Van nonnen en mensen, 5, pp. 44-55 |
|
|
ALSTEIN
Een stad op mensenmaat (fragment), 2-3, pp. 63-66 |
|
|
NIEMÖLLER, Joost
Niet zozeer de kunst maar de kunst van de kunst, 2-3, pp. 60-62 |
|
|
VERLINDE, Hedwig
Het is twintig uur zeventien minuten en, 5, pp. 56-70 |
|
|
VERNOOY, Robert
De ratten, mijn vrienden, 2-3, pp. 55-59
Uit de debuutbundel: Het zwelgen |
|
|
| |
| |
| |
BAEKERS, S.F.
Lof der afzijdigheid. De afzijdigheid als gemeenschappelijke houding van literatuur en filosofie, 5, pp. 3-22
‘Door de afzijdigheid kunnen we ons ... plaatsen in het spanningsveld van verleden en toekomst, dat vanuit de aktualiteit ontoegankelijk is... Daarom zijn voor de doorbreking van de huidige technologische cirkel een afzijdige filosofie en literatuur onmisbaar’ (p. 7); met voorbeelden uit de filosofie en uit de Duitse (Joseph von Eichendorff) en Russische 19de-eeuwse literatuur (Gontscharow, Alexander Poesjkin, Nikola Gogol en vooral F. Dostojewski) (- zie ook p. 237) |
|
|
|
BOUSSET, Hugo
Het boek als alikruik. Een prekair essay over de nieuwe romantiek in onze prozaliteratuur, 1, pp. 14-37
Beeld van de jaren '60 en '70 onder verwijzing naar Theodore Roszak, The making of a counter culture (1968; Ned. vert. 1976) en Christopher Lasch, The culture of narcissism (1979; Ned. vert. 1980) en de opkomst van de Neo-romantiek (pp. 14-19); overzicht van de Hollandse en Vlaamse prozaliteratuur op grond van een groepering rondom thema's |
|
|
Hugo Claus' spotziek verdriet [Het verdriet van België], 5, pp. 23-34 |
|
|
CAILLIAU, Phil
Gebelgd: een kwestie van Belgen en Nederlanders (en ook van Smurfen) *, 1, pp. 126-127
Over het verschil tussen Nederland en Vlaanderen m.b.t. literaire polemieken, met als vb. de polemiek Cailliau/Leo Geerts in Kreatief en De Nieuwe over Jef Geeraerts' Kodiak. 58; over de typering van Nederlander en Belg door Myriam Ceriez in haar Gebelgd in Amsterdam |
|
|
Het niet-blije lijden van Johny van Tegenbos *, 1, pp. 127-128
Over diens debuut: Ik ben eeuwig jong |
|
|
Aeneas Spillebeen. Over ‘Aeneas of De levensreis van een man’ van Willy Spillebeen *, 2-3, pp. 152-154 |
|
Als mens geboren, maar hoe moet het verder? Over het debuut van M.G. de Meester *, 2-3, pp. 155-157
Als mens geboren (de levenswet) |
|
|
[Gerard] Reve ‘In gesprek’ en met ‘Wolf’ *, 5, pp. 117-120 |
|
Afstompende arbeid *, 5, pp. 122-123
Andreas Roels, De verdwazing; Een werkmier |
|
|
|
DEFLO, Lionel
Hector-Jan Loreis: ‘De bevrijding van Sandor Töröl’. De averechtse held *, 1, pp. 122-123 |
|
Geert van Beek: ‘Beeld voor dag en nacht’. De realiteit van de droom *, 1, pp. 123-124 |
|
Jef Geeraerts: ‘Diamant’. Verlokking en vloek *, 1, p. 125 |
|
Editoriaal. ‘Bij de inhoud van elk nummer’, 2-3, p. 2; 5, p. 2 |
|
| |
| |
Geest en hart als kommunicerende vaten in de poëzie van Stefaan van den Bremt, 2-3, pp. 67-84 - Met bibliografische gegevens |
|
De charmes van vluchtige, maar dure parfum. Over ‘Tranen in de rode wijn’ [o.t.: Musiques de scènes] van Françoise Sagan *, 2-3, pp. 154-155 |
|
Drie Mechelse dichters *, 5, pp. 123-126
1. | Leopold M. van den Brande: ‘De nabijheid van spiegels’, pp. 123-124 |
2. | Dirk Verbruggen: ‘Afwezig’, pp. 124-125 |
3. | Digby Benn/Dirk Verbruggen: ‘Camouflaged elephanthides’ pp. 125-126 |
|
|
|
DESMADRYL, Dirk
4 × YPR [Yang Poëzie Reeks] *, 2-3, pp. 158-159
Hans de Greve, Vlucht langs het stille water |
Herman Leenders, Mijn landschap |
Marcel Vanslembrouck, Fluweel en twijfel |
Vlaamse dichters in Leningrad. Samenst.: Clara Haesaert & Daniël van Ryssel |
|
|
|
FLAMAND, Jan
Zestien Vlaamse schrijvers zien zestien Vlaamse schilders. Van Ensor tot Permeke, 1, pp. 102-108
Over literaire kunstkritiek n.a.v. de 3de druk van het werk o.r.v.A. Smeets |
|
|
Doeschka Meijsings poging tot ordeschepping *, 5, pp. 120-121
Utopia of De geschiedenissen van Thomas |
|
|
|
FONTIER, Jaak
Kunstbeeld in Vlaanderen vandaag: de kunst in Vlaanderen doorgelicht, 1, pp. 85-101 - Met ill.
Over het ontstaan van het boek: Kunstbeeld in Vlaanderen vandaag. 100 hedendaagse kunstenaars. Inl. Wim van Mulders; beschouwingen over de kunst in Vlaanderen nu - ill. van Fred Bervoets, Jan Dries, Paul van Hoeydonck, Michel Martens, Hubert Minnebo, Yves de Smet, Jacques Verduyn, Joseph Willaert |
|
|
Strenge strukturen en lieve meisjes of van Mark Verstockt tot Jan Vanriet, 2-3, pp. 100-105 - Met ill.
Marck Verstockt, De genesis van de vorm. Van chaos tot geometrie |
Edward Lucie-Smith, Jan Vanriet |
|
|
Emiel Hoorne, 1, pp. 109-115 - Met ill. |
|
|
GEYTER, William de
De grote en kleine ongenoegens van Greta Seghers. ‘Vroeger geloofde ik de mensen op hun woord, maar die tijd is definitief voorbij’, 1, pp. 38-50 - Met prt.
Interview van 22 sept. 1982 |
|
|
|
HOSTE, Pol
‘De taal is niet van mij, maar ik eerder van de taal’. Gesprek met Huub Beurskens, 2-3, pp. 47-54 - Met bio- en bibliografische gegevens |
|
|
LASOEN, Patricia
‘Eenvouds verlichte waters’. Over de miskenning van het understatement, 5, pp. 35-43
Verdediging van de poëzie der Nieuw-realisten tegen die van de Neo-romantici, omdat men ‘onwennig staat tegenover gedichten waarin het understatement en de
|
|
|
| |
| |
“dubbele bodem” als techniek zijn gebruikt’ (p. 40); met weerlegging van de interpretatie van Lasoens gedicht Playa de Gandia door Dina van Berlaer-Hellemans in Hindernissen op weg naar de werkelijkheid (Nieuw Vlaams Tijdschrift, XXI, 1978, 4, pp. 284-299) en van haar kritiek op het werkelijkheidsbegrip van de Nieuw-realisten |
|
|
|
MAERE, Jaak de
Theun de Vries: ‘De vertellingen van Wilt Tjaarda’, 2-3, pp. 14-20 |
|
Kontinuïteit en meesterschap *, 5, pp. 112-115
Greta Seghers, Ontregeling en misverstand. Kroniek van een familie (1860-1977) |
|
|
|
MESTDAGH, Jan
Ramon: Einzelgänger in de ruimte van Pythagoras, 2-3, pp. 106-114 - Met ill.
Jaak Fontier, [Renaat] Ramon |
|
|
|
ROGGEMAN, Willem M.
‘Je denkt dat je over een ander schrijft en je schrijft toch over jezelf’. Gesprek met Adriaan van der Veen, 2-3, pp. 3-13
Vervolg op interview in De Vlaamse Gids, LXII, 1978, 2, pp. 4-15 = Beroepsgeheim 3, pp. 17-30 |
|
|
|
SUETENDAAL, Paul van
Onderzoek naar de funktie van de kleur blauw in ‘Meneer Visser's hellevaart’ van Simon Vestdijk, 2-3, pp. 21-35 |
|
Herfst in Venetië. Over ‘Najaar’ van Pierre H. Dubois *, 2-3, pp. 147-149 |
|
|
VANDERAUWERA, Ria
Literatuurstudie: andere invalshoek? Ander onderzoek?, 1, pp. 2-13
Nl. met aandacht voor het functioneren van het literaire circuit (= receptiestudie); over Engelse vertalingen uit de laatste 20 jaar van Nederlandstalig werk |
|
|
|
VERLINDE, Hedwig
Over de poëzie van Willy Spillebeen, 2-3, pp. 85-99 - Met prt.
1. | ‘Voorbij de populieren’, pp. 85-95 |
2. | ‘Dubbelspoor’, pp. 95-99 |
|
|
|
VERMEIREN, Koen
Beschuldigde, sta op! Over ‘De aanslag’ van Harry Mulisch, 2-3, pp. 36-46 |
|
Een schimmenspel tegen de verschrikking van de dood. Omtrent associaties in ‘De junival’ van Jan Wolkers *, 2-3, pp. 145-147 |
|
Een vrouwelijke ontvoogding. Omtrent ‘Gras’ van Clem Schouwenaars *, 2-3, pp. 149-152 |
|
Met Wesselo langs Vlaamse wegen *, 5, pp. 109-112
J.J. Wesselo, Vlaamse wegen. Het vernieuwende proza in Vlaanderen tussen 1960 en 1980 |
|
|
Jeroen Bosch en het paradijs *, 5, pp. 116-117
Loekie Zvonik, De eerbied en de angst van Uri en Ima Bosch |
|
|
|
VYLDER, Johan de
Omtrent Jos de Mey. Konstruktivistische illusionist of illusionistische konstruktivist? 5, pp. 101-108 - Met ill., prt. |
|
| |
| |
| |
De keramiekskulptuur in ons land van 1945 tot 1982
door Jaak Fontier
(nr. 4, 124 pp.)
Schets van de ontwikkeling van de keramiekskulptuur in ons land, pp. 4-8
Eerste fase, 1945-'53: de aanloop |
Tweede fase, 1954-'62: de erkenning als volwaardige beeldhouwkundige uiting |
Derde fase, 1963-'74: de veelzijdige ontplooiing en internationale erkenning |
Vierde fase, 1973-'83: de algemene verbreiding |
|
|
Het debuut van Pierre Caille en de situatie tussen de twee wereldoorlogen, pp. 9-11
Pierre Caille, pp. 11-14 - ill. pp. 74-75 |
Joost Maréchal, pp. 14-16 - ill. 76-78 |
Olivier Strebelle of van Brussel naar Antwerpen, pp. 16-17 - ill. 79-81 |
|
|
Aan de Gentse Akademie, pp. 18-20 |
|
Expo 58 en G 58, pp. 20-23
Jack Jefferys, p. 23 - ill. p. 82 |
Jan Dries, p. 24 - ill. pp. 83-84 |
Willy Meysmans, pp. 24-26 - ill. p. 85 |
Louis Servaes, pp. 26-27 - ill. pp. 86-87 |
Jan Heylen, pp. 27-28 - ill. pp. 88-91 |
Jan van de Kerckhove, pp. 28-30 - ill. pp. 93-94 |
Antoine de Vinck, pp. 30-31 - ill. pp. 95-96 |
Carmen Dionyse, pp. 31-35 - ill. pp. 97-101 |
|
|
Perignem: een open atelier voor kunstenaars, pp. 35-36
In 1956 te Beernem geopend door Laurent Vandeweghe; thans onder leiding van zijn dochter Liesbeth Vandeweghe |
Octaaf Landuyt, pp. 36-39 - ill. pp. 102-104 |
Yves Rhayé, pp. 39-41 |
|
|
[Enkele hedendaagse kunstenaars]
Georges Blom, pp. 56-58 - ill. p. 119 |
Denise Cromheecke, pp. 58-59 - ill. p. 119 |
Antoine Crül, pp. 51-52 - ill. pp. 115-116 |
Della, pp. 60-61 - ill. p. 122 |
Marc Feulien, pp. 55-56 |
Patrick van Hoeydonck, pp. 64-65 - ill. p. 124 |
Marnix Hoys, pp. 52-54 - ill. p. 147 |
Olivier Leloup, p. 60 - ill. p. 121 |
Achiel Pauwels, pp. 48-51 - ill. pp. 112-114 |
Lieve de Pelsmaecker, pp. 41-44 - ill. pp. 105-106 |
Sleppe, p. 62 - ill. p. 123 |
Piet Stockmans, pp. 54-55 - ill. p. 118 |
Ludo Thijs, pp. 59-60 - ill. p. 120 |
Rik Vandeweghe, pp. 63-64 - ill. p. 120 |
José Vermeersch, pp. 44-48 - ill. pp. 107-111 |
|
|
-
voetnoot1
- Inleiding tot de gecommentarieerde vert.: ‘Er zijn geen gerechte oorlogen’
-
voetnoot1
- De titels met * behoren tot de rubriek: Gewikt en gewogen
|