| |
| |
| |
Bzzlletin
Opgericht in 1972
Redactie: Johan Diepstraten, Phil Muysson
Redactieadres: Bzztôh, Stille Veerkade 7, Den Haag
Jg. IX, |
nr. 82: |
januari 1981, 96 pp. |
|
nr. 83: |
februari 1981, 96 pp. = Sade |
|
nr. 84: |
maart 1981, 96 pp. = François Haverschmidt - Piet Paaltjens 1835-1894 |
|
nr. 85: |
april 1981, 96 pp. = Willem Brakman |
|
nr. 86: |
mei 1981, 96 pp. |
|
nr. 87: |
juni 1981, 120 pp. = Poetry Internationaal 1981 |
Jg. X, |
nr. 88: |
september 1981, 88 pp. |
|
nr. 89: |
oktober 1981, 88 pp. |
|
nr. 90: |
november 1981, 100 pp. = Hans Lodeizen |
|
nr. 91: |
december 1981, 92 pp. = Hella S. Haasse |
| |
I. Poëzie
BENT, Jaap van der
Jack Spicer, Denkbeeldige elegieën, I-IV. Inl.Ga naar voetnoot1 & vert.: J. van der Bent, X, 89, pp. 73-74; 75-76 - Met facs., prt. |
|
|
BUUREN, Hanneke van
Grijs, X, 88, p. 39
1. | ‘Er ligt veel grijs voorradig tussen struiken’ |
2. | ‘Een grijze hond springt uit je ogen’ |
3. | ‘je sneeuwt zo teder tot mij in’ |
|
|
|
CARTENS, Daan
Aflading, X, 88, p. 56
‘Absentie, als van ons weten’ |
|
|
|
FOSSEN, Roeland
Twee gedichten, X, 88, p. 85
Rondvlucht: ‘In vogelvlucht gezien’ |
Sterven in januari: ‘Dit leven is weer van een jaar gezuiverd’ |
|
|
|
IVEN, J.
Tahar Ben Jelloun, Gedichten uit: Littekens van de zon. Vert.: J. Iven, IX, 82, p. 74; 77
Mijn volk vergeef mij; Littekens van de zon |
|
|
| |
| |
KRUITHOF, Jacques
Vermeer, IX, 82, p. 24
1. | ‘alsof het een eerlijk proces was,’ |
2. | ‘hier is dat geschilderd,’ |
3. | ‘daar stuit het oog op bedrog:’ |
|
|
|
KUYPER, Sjoerd
Gedichten, IX, 83, pp. 84-86
‘Ik morste drank op woorden,’ p. 84 |
‘Nu weet ik alles van de wereld,’ p. 84 |
‘Laten we spelen dat wie schrijft’ p. 84 |
‘Ik was een stad met muren’ p. 84 |
‘Wie beweegt, verliest,’ p. 85 |
‘Ze riepen mij tot Grootvorst’ p. 85 |
‘Nu ben ik neergedaald tot’ p. 85 |
‘Laten we spelen’ p. 86 |
‘Achterwaarts wankelt de tijd’ p. 86 |
‘Storm uit Zuid, geen barometer’ p. 86 |
|
|
|
VRIES, Hendrik de
Drie grotesken, X, 89, p. 61
De slangenvoedster: ‘Die schromplige varken-hoedster’ |
Stormfurie: ‘Hoog op de orkaanwolk te paard!’ |
Duivelbanning: ‘Zeg, wat je hier nog wilt zoeken, demon van 't mistig moeras!’ |
|
|
|
WAARD, Elly de
Gedichten, IX, 83, pp. 75-79
Media vita: ‘Verspreid tegen de lucht gespijkerd als de sterren’ p. 75 |
Elegie: ‘Ik droeg mijn geest op je te slepen’ p. 75 |
‘Ik lust de lucht graag, maar’ p. 76 |
‘Water is wederkerig, want het blinkt.’ p. 76 |
‘En als jij eb bent, ben ik vloed,’ p. 77 |
‘Je stond mij toe, maar slechts ten dele -’ p. 77 |
‘Als schalen drijven de auto's door de stad.’ p. 78 |
‘In dromen drijf ik stuurloos rond,’ p. 78 |
‘Als wij elkaar zo ver en draadloos tussen ons verstaan’ p. 79 |
Godenschemering: ‘De magistrale avondlucht’ p. 79 |
|
|
|
WARREN, Hans
Drie gedichten, X, 89, p. 30
Peiling: ‘Hij ligt in het gras met de zoon van zijn vriend’ |
In lagen: ‘Bij het ontwaken - wat trieste droom -’ |
Een open raam: ‘Moeilijk, de ogen af te wenden’ |
|
|
| |
II. Proza
BUSSINK, Gerrit
Jurek Becker, Alleen met de ander. Vert.: G. Bussink, X, 89, pp. 9-12 - Met prt.
O.t.: Allein mit dem Andern. Uit: Nach der ersten Zukunft (1980) |
|
|
|
CARTENS, Daan
Kwartet, IX, 82, pp. 25-35 |
|
Duel, IX, 86, pp. 58-64 |
|
| |
| |
ELSENAAR-PIJPERS, Diny
José Lezama Lima, Paradise. Hoofdstuk I. Inl. & vert.: D. Elsenaar-Pijpers, X, 88, pp. 19-20; 21-28 |
|
|
HARSKAMP, Jaap T.
‘We gaan naar Caen...’, X, 89, pp. 38-42 |
|
|
MEYER, Loek
Het killere klimaat, X, 88, pp. 79-84 |
|
|
MOLIN, Rob
Emeritaat, IX, 83, pp. 80-83 |
|
Een dag in februari, X, 89, pp. 81-84 |
|
|
PHAF, Ineke
Alejo Carpentier, Lentewijding. Uit: La consagracion de la primevera (1978). Vert.: I. Phaf, IX, 87, pp. 77-78 |
|
|
POL, Barber van de
Francisco de Quevedo y Villegas, De droom van het laatste oordeel. Inl. & vert.: B. van de Pol, IX, 86, p. 74; 74-77 |
|
|
RITZERFELD, J.
Gesprongen handen, IX, 86, pp. 65-68
Vervolg op: Hoe bitter is u gedenken (1980, VIII, 74, pp. 56-58) |
|
|
|
SANTEN, Sal
Poste restante (fragment), IX, 86, pp. 55-57 |
|
|
SIEBELINK, Jan
How high the moon, X, 88, pp. 73-78 |
|
|
SIMHOFFER, Kees
|
|
VERRIPS, Ger
Berlijns blauw, IX, 86, pp. 48-54 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BAKKER, Sien
Een inktvis tussen de voorntjes. Over veranderingen in het literaire werk van Jan G. Elburg, X, 89, pp. 31-37
Van een romantisch-symbolisch debuut in Criterium - Evenwicht (1942, p. 128) - via Het Woord - Manifest (1946, p. 252) - naar surrealistisch proza |
Met een reactie van H.J. Boukema (X, 91, p. 92) en een antwoord van Sien Bakker: Elburg versus Nijhoff? (p. 92) |
|
|
| |
| |
BENT, Jaap van der
Aan de grond in Los Angeles. Charles Bukowski in vertaling en origineel, IX, 86, pp. 69-73 - Met facs., prt. |
|
|
BROCKWAY, James
Engelse kroniek, IX, 82, pp. 95-96
Over William Golding, die met zijn Rites of passage de Bookerprijs voor de beste Engelse roman 1980 won |
|
|
Engelse kroniek, IX, 83, pp. 95-96
Beryl Bainbridge, Winter garden |
|
|
Engelse kroniek, Over een roman, een dichter en een tijdschrift, IX, 84, pp. 95-96
Neil Jordan, The past |
Claire Tomalin, Shelley and his world |
London Magazine. Red.: Alan Ross. O.a. over Brian Taylor, The green avenue: the |
life and writings of Forest Reid 1875-1947 |
|
|
Engelse kroniek. Over Carey en Carr. Een veelzeggend literair contrast, IX, 85, pp. 94-96
Peter Carey, The fat man in history |
J.L. Carr, A month in the country |
|
|
Engelse kroniek, IX, 86, pp. 94-96 - Met prtn.
Martin Amis, Other people. A mystery story |
Caroline Blackwood, The fate of Mary Rose |
J.L. Carr, A month in the country |
Ian McEwan, The imitation game |
|
|
Engelse kroniek, IX, 87, pp. 79-82
Peter Ackroyd, Ezra Pound and his world |
Martin Amis, Other People - Met prt. |
Desmond Hogan, Children of Lir |
Norman Levine, Thin ice - Met prt. |
Anne Smith, The magic glass - Met prt. |
John Kennedy Toole, A confederacy of Dunces |
|
|
De donkere kamer van Dickens, X, 88, pp. 3-18 - Met afbn., facs., prtn.
Over diens buitengewone energie en diens andere activiteiten dan schrijven, al berust diens faam daarop |
|
|
Engelse kroniek. De bespreker besproken, X, 88, pp. 86-88 - Met prt.
Muriel Spark, Loitering with intent |
|
|
Engelse kroniek, X, 89, pp. 85-87
Anita Brookner, A start in life |
John Kennedy Toole, A confederacy of Dunces |
Keith Waterhouse, Maggie Muggins or spring in Earl's Court |
|
|
Engelse kroniek, X, 91, pp. 87-91
1. | De vrouw aan het woord, pp. 87-88 - Met prt. |
| Ursula Holden, Penny Links |
2. | Het toekennen van literaire prijzen een ziekteverschijnsel? pp. 89-91 - Met prtn. N.a.v. de toekenning van de Bookerprijs 1981 aan Salman Rushdie voor zijn Midnight's children; ook over D.M. Thomas, The White Hotel; Anita Brookner, A start in life |
|
|
| |
| |
BROERS, Els & DELFT, Truus van
Antonio Skarmeta, ‘Welbeschouwd is zijn eigen leven voor elke schrijver de meest voor de hand liggende inspiratiebron’. Vert.: E. Broers & Truus van Delft, IX, 87, pp. 67-73
Over eigen werk en leven en dat van zijn Chileense generatiegenoten |
|
|
|
BUSSINK, Gerrit
In gesprek met Jurek Becker. Een DDR-schrijver in West Berlijn, X, 89, pp. 3-7 - Met prt. Zie ook: Proza |
|
|
CARTENS, Daan
Vermomd als zichzelf. Romans en verhalen van Cees Nooteboom, IX, 87, pp. 37-41 - Met prtn. |
|
In gesprek met Josepha Mendels. ‘Ik wil terugvinden wat ik fijn vond’, X, 89, pp. 43-48 - Met prtn. |
|
|
DEEL, T. van
‘Ontstaan uit stille kernen’. Ida Gerhardts gedichten over het dichten, IX, 82, pp. 16-18 - Met prt.
Lezing gehouden tijdens de Ida Gerhardt-avond door Bzztôh te Den Haag op 6 okt. 1980 |
|
|
|
DIEPSTRATEN, Johan
In gesprek met Leon de Winter. ‘Ik heb de mythe van de grote slachting van het zinloze leven’, IX, 87, pp. 31-36 - Met afbn., prtn. |
|
In gesprek met Willem van Toorn. ‘Ik vind mezelf een dichter die af en toe in proza de wat grotere contouren levert’, X, 89, pp. 49-55 - Met prtn. |
|
|
DIJL, Frank van
Wie niet durft moet geen schrijver worden. Een portret van Sal Santen in brieven en gesprekken, IX, 86, pp. 20-35 - Met facs., prtn. |
|
|
ESTER, Hans
De Habsburgse mythe van Grillparzer tot Musil, IX, 82, pp. 79-85 - Met prtn.
Over Franz Grillparzer, Adalbert Stifter, Franz Werfel, Robert Musil én Claudio Magris, Der habsburgische Mythos in der österreichischen Literatur (1963), met verwijzing naar W. Bietak, Vom Wesen des östenreichischen Biedermeier und seiner Dichtung |
|
|
|
FERGUSON, Margaretha
Het Chinese mens-model in de kinderschoenen, IX, 85, pp. 87-89
De Chinese kinder- en jeugdliteratuur is een uitstekend model om het Chinese mens-model te toetsen. Over enkele kinderboeken in Engelse vertaling: Little sisters of the Grassland (1973), Two peacocks (1975), The little coastguards (1976), Walo hamlet (1977) |
|
|
|
HARSKAMP, Jaap T.
De macht van de muziek. Musico-literaire verkenningen, IX, 82, pp. 3-10
Belichting van de hegemonie van de muziek in de 19de en de 20ste eeuw, vanuit de literatuur; over het Wagnerisme en Wagners Tristan; over de vermogens van de muziek m.b.t. herinneringen, liefde, erotiek |
|
|
Bernard de Mandeville [1670-1733]. Observerend denker, IX, 83, pp. 67-69 |
|
| |
| |
Modernisme en het ‘kostuum der tijd’, IX, 86, pp. 15-19
Over de herkomst van de uitdrukking; ‘de gedachte dat de verbeelding van het eigentijdse kostuum, prosaïsch of niet, van belang was in de expressie van de tijdverschijnselen, vormde een onderdeel van het gevecht voor het modernisme rond de jaren 1860’ (p. 18), o.m. bij Baudelaire |
|
|
Het fin de siècle. Een interpretatie, IX, 87, pp. 3-18
Onderzoek van de vraag ‘Hoe functioneerde de kunstenaar binnen een als ziek ervaren samenleving’ (p. 7) met hoofdzakelijk verwijzingen naar de Franse, Nederlandse en Engelse literatuur; met bespreking van Richard Gilman, Decadentie. De merkwaardige geschiedenis van een etiket |
|
|
Creatieve rivaliteit, X, 88, pp. 45-56
Over afgunst met verlammende werking, zoals bij Van Eeden; met wedijverende werking en het ontstaan van rivaliserende groepen in een stadscultuur; over de verpletterende macht van o.a. Victor Hugo en Ludwig von Beethoven |
|
|
|
HOEKENDIJK, Karin
Doeschka Meijsing's spiegelingen in Tijger, tijger!, IX, 87, pp. 27-30 - Met prt. |
|
|
HORST, Henriette de
‘De vrouw wordt niet geboren, maar gemaakt’. Het feminisme in de romans van Simone de Beauvoir, IX, 87, pp. 61-66 - Met prt. |
|
|
IVEN, J.
In gesprek met Tahar Ben Jelloun. Franstalige poëzie in Marokko, IX, 82, pp. 72-78 - Met prt.
Met gedichten in vertaling; zie: Poëzie |
Tevens over Magrebliteratuur in Nederlandse vertaling, o.a. Mouloud Mammeri, Opium en stok (pp. 77-78) |
|
|
De Turkse dichter Nazim Hikmet. Mensenlandschappen gezien vanuit een steenvliegtuig, X, 89, pp. 61-68 - Met facs., ill., prtn. |
|
|
JANSSENS, G.A.M.
James Baldwin als romanschrijver, IX, 84, pp. 82-87 - Met prtn. |
|
|
JONGE, Harm de
De bemodderde wijsvinger van Maarten 't Hart, IX, 82, pp. 19-23 - Met afbn., prtn.
Reactie op Maarten 't Hart, De knikkermethode van Harm de Jonge (IX, 1980, 78, pp. 78-81) |
|
|
|
KALPANA, Phil & ELBURG, Ellis
Gesprekken met [de Indonesische schrijver] Pramoedya Ananta Toer, X, 88, pp. 34-39 - Met afb., prt. |
|
|
KERCKHOFFS, Alfred
Tussen decadentisme en dilettantisme. Het werk van F.B. Hotz, IX, 87, pp. 19-26 - Met prtn.
Over diens verhalenbundels Dood weermiddel; Ernstvuurwerk; Proefspel |
|
|
|
KROON, Dirk
Maurits Mok, Bij brood alleen, IX, 82, pp. 11-15 |
|
| |
| |
KRUITHOF, Jacques
De afstand tot de afstand. Het proza van Ger Verrips, IX, 86, pp. 37-39 - Met prt. |
|
|
MARKEN, Amy van
Strindbergnotities I, II, IX, 86, pp. 85-93; X, 88, pp. 29-32 - Met afbn., facs., prtn.
N.a.v. het Zweedse Strindberg-jaar t.g.v. de 100ste verjaardag van de opvoering (1881) van diens eerste, groot opgezette historische drama Meester Olof (1872) |
|
|
|
NUIS, Aad
Interview met James Baldwin, IX, 84, p. 81 - Met prt. |
|
|
OS, Leo den
Joris-Karl Huysmans. Spelen met de duivel, IX, 83, pp. 87-92 - Met facs., ill., prt.
|
|
|
OUDVORST, André van
Ruimte, schilderkunst en filosofie in Opwaaiende zomerjurken [van Oek de Jong], IX, 86, pp. 3-14 |
|
|
PHAF, Ineke
Alejo Carpentier in memoriam 26.12.1904 - 25.4.1980, IX, 87, pp. 75-77 - Met afbn., prtn. - Zie ook: Proza |
|
|
POL, Barber van de
Latijns-Amerikaanse auteurs in de mode, IX, 83, pp. 93-94
H. Ter-Nedden en J. Iven, Uit de bek van de hel. Schrijvers in Latijns Amerika |
|
|
Juan Carlos Onetti, Premio Miguel de Cervantes 1981, IX, 84, pp. 88-89 -Met prt.
Met rechtzetting van Arie Sneeuw, Uruguayaanse schrijver [Nelson Marra] niet verdwenen, 87, p. 120 |
|
|
Francisco de Quevedo, IX, 86, pp. 78-83 - Met afbn., prt. - Aanvulling, 87, p. 120
Met overname (p. 82) van Veertiende psalm, uit: De psalmen van Quevedo. Vert. G. Diels, 1945 en van Tegen de corruptie, uit: Okeren sonnetten van Quevedo. Vert. Dolf Verspoor, 1964. Met het gedicht van Quevedo ‘A una nariz’ en de Duitse vert. door Rudolf Grossmann en de Nederlandse door Dolf Verspoor (p. 83) en een korte notitie over de vertalingen |
|
|
Señoras, señores, Dames en heren. Lezingen van Jorge Luis Borges gebundeld, X, 89, pp. 69-72
Jorge Luis Borges, Siete noches (Zeven avonden) (1980) |
|
|
|
SANDERS, Wim
In gesprek met Ger Verrips. ‘Prikkeling, tegenspraak, krasse meningen, dat is waar ik behoefte aan heb’, IX, 86, pp. 40-47 - Met prtn. |
|
|
VEGT, Jan van der
Zolang het duurt. Een eeuwigheid gelukkig. Over de poëzie van Hans Warren, X, 89, pp. 13-19 - Met prtn. |
|
| |
| |
Hans Warren over zichzelf en zijn werk, X, 89, pp. 20-23 - Met prt.
Tekst op basis van Van der Vegts briefwisseling (19.7 - 27.8.'81) met Hans Warren |
|
|
Hans Warren, een korte biografie, X, 89, pp. 24-29 - Met afbn., prtn.
Met Overzicht van publikaties, p. 29 |
|
|
Impulsen van Hendrik de Vries. (Naar aanleiding van diens 85e verjaardag), X, 89, pp. 57-59 |
|
|
VERGEER, Charles
Geyl-Gerretson, IX, 82, pp. 51-55 - Met prtn.
N.a.v de verschijning van het 1ste deel van hun Briefwisseling |
|
|
Fratilamur, IX, 87, pp. 46-60; X, 88, pp. 64-72 - Met afbn., facs., prtn.
Gedetailleerde weergave van de autobiografische inhoud van Arthur van Schendels Fratilamur (1928; Verzameld Werk III, 1976) en de constructie ervan, met correcties op G.H.'s-Gravesande, A.v.S., zijn leven en werk (1949, 19812), F.W. Heerikhuizen, Het werk van A.v.S. (1961, 19782) en Schrijversprentenboek (1976) |
Met een reactie van G.J. van Vleuten (88, p. 18) over de betekenis van het woord Fratilamur, en Enkele opmerkingen van Charles Vergeer (88, p. 18) |
|
|
Brieven van A. Roland Holst, X, 89, pp. 77-80; 91, pp. 81-85 - Met afbn., facs.
Briefwisseling tussen A. Roland Holst en Annie en Arthur van Schendel uit de jaren 1917-1920, 1923-1924 |
|
|
|
WAARSENBURG, Hans van de
In gesprek met A. den Doolaard. ‘Diep in mij is iets dat niemand raken kan’, IX, 82, pp. 36-50 - Met prtn.
Met een aanvulling door Harry Scholten: Zwarte jagers op de Heer. Over Albert Kuyle en De Nieuwe Gemeenschap (85, pp. 91-92), bij de passage waar Den Doolaard het heeft over zijn vriendschappelijke omgang met Albert Kuyle en zijn kortstondige betrokkenheid bij diens tijdschrift De Nieuwe Gemeenschap |
|
|
|
WALRECHT, Aldert
De ‘madeleine’ van Cees Nooteboom, IX, 87, pp. 42-45 - Met prt.
Over diens Philip en de anderen (1954) en Rituelen (1980) |
|
|
|
WEINHOLD, Ulrike
Die Verwirrungen des Zöglings Törless [van Robert Musil] en de verwarringen van de tijd, IX, 82, pp. 86-89 - Met prtn. |
|
|
WERK, Jan Kees van de
Meja Mwangi over Kenia, literatuur en de Mau Mau, IX, 84, pp. 91-94 - Met prt. |
|
|
WERTHEIM, W.F.
Aarde der mensen. Pramoedya's historische roman, X, 88, pp. 41-44 - Met afb., prt. |
|
|
WÜRZNER, M.H.
Robert Musil en Joseph Roth, IX, 82, pp. 90-94 - Met prtn. |
|
|
ZOEST, Aart van
De interpretatie van de wereld volgens W.F. Hermans, X, 88, pp. 57-64
Met een reactie van Leo v.d. Voort (91, pp. 91-92) en een antwoord van A. van Zoest (p. 92) |
|
|
| |
| |
| |
V. Illustratie
Vries, Peter Yvon de, IX, 82, p. 55; 83, p. 17, 61, 69, 83, 94; 86, p. 35, 57, 64, 73, 93; 87, p. 26, 41, 73, 82, 89; X, 88, p. 51; 89, p. 7, 19, 37, 72, 87; 91, p. 26, 75, 85 |
| |
Bijzondere nummers/gedeelten
Literatuur in Latijns Amerika
13. Het Caraïbisch gebied, IX, 82, pp. 56-71 - Met afbn. |
|
CONSTANDSE, Anton, Caraïbische kolonies, p. 56 |
PHAF, Ineke, [Literatuur in] Het Caraibisch gebied, pp. 57-63 |
DELFT, Truus van, [Vertalingen] |
Juan Bosch, De vrouw, pp. 63-64 |
René Depestre, Voor Haiti, p. 66 |
Donald Hinde, Lotgevallen van een busconducteur, pp. 67-69 |
René Marquéz, In een stad genaamd San Juan, pp. 65-66 |
V.S. Naipaul, Goudtandje, pp. 69-71 |
KUIPERS, Frans, [Vertaling] |
Edward Kaman Brathwaite, Caliban, p. 64 |
|
14. Peru, IX, 85, pp. 74-85 |
CONSTANDSE, Anton, Peru, p. 74 |
POSSON, Guy, [Literatuur in] Peru, pp. 75-80 |
XXX, [Vertalingen] |
José Carlos Rodriguez, Peruaanse poëzie, van Vallejo tot nu, pp. 81-83
Het nieuwe Peruaanse proza, pp. 83-85 |
| |
Sade
(IX, 83, pp. 2-66) - Met afbn., facs., ill., prtn.
AARTS, Jan
Hyena's, panters en andere vrouwen. Duitse seksuologen in het fin-de-siècle en hun receptie van Sade, pp. 29-36 |
|
|
BRUNT, Emma
Het wassenbeeldenkabinet van Sade, pp. 42-46
Over pornografie en Sade, met verwijzing naar Angela Carter, The Sadeian woman; Mary S. Hartman, Victorian murderesses; Steven Marcus, The other Victorians |
|
|
|
CONSTANDSE, Anton
Sade en het atheïsme, pp. 13-17 |
|
|
HEUMAKERS, Arnold
Chronologisch overzicht van het leven van de Markies de Sade, pp. 2-8 |
|
| |
| |
Elites, gelijkheid en anarchie. Een verkenning van Sade's politiek, pp. 18-26 |
|
|
IJZEREN, M.B. van & HEUMAKERS, A.
‘Als men u ergens te dineren noodt, is het ook alleen maar om te eten’. Sade in Nederland, pp. 27-28
Een selektie en vertaling van de meest opmerkelijke passages uit Sades Voyage de Hollande, dat eerst in 1967 gepubliceerd werd |
|
|
|
LEEUW, Karel van der
Wat is materialisme?, pp. 62-64
Over het ontstaan van een materialistische wereldbeschouwing in de 17de eeuw, en de betekenis van Julien Offroy de Lamettrie, L'homme machine (1748) en Denis Diderot, Entretien entre Diderot et d'Alembert. Le rêve d'Alembert [postuum verschenen in 1830] |
|
|
|
PAPPOT, Gemma
Sade: schrijven als misdaad. De visie op Sade door de eeuwen heen, pp. 53-61 |
|
|
UNGER, Donald
Sade, sadisme en cinema, pp. 47-52 |
|
|
VERDONCK, W.E.
Verlichte wanhoop. Sade en het denken van zijn tijd, pp. 9-12 |
|
|
VERSTEEG, Jan & ZOEST, Aart van
Bataille over Sade, pp. 37-41
‘Eerst over Bataille, en wat Sade voor hem is. Dan over Sade, en wat Bataille over hem zegt’ inz. in zijn Sade et l'homme moral |
|
|
|
VREE, Freddy de
De ring van Moebius en Sade, pp. 65-66
‘Sade was in de ban van dàt waarvan hij de mogelijkheid ontkende: de metafysica.’ |
|
|
| |
François Haverschmidt - Piet Paaltjens. 1835-1894
(IX, 84, pp. 1-79)Ga naar voetnoot1 - Met afbn., ill., prtn.
HAVERSCHMIDT, François
GedichtenGa naar voetnoot2 |
|
Het zwart SchiedamGa naar voetnoot3: ‘Een kijkje in Uw oud Schiedam’ pp. 24-25 |
|
Gedicht op het Schiedamse vocht: ‘Ik ken een man, een heel raar man’ p. 36 |
|
Versjes, p. 36
‘Bij een kopje behoort een schoteltje’ |
‘Uw bruine blikken, ach, verliezen meer en meer’ |
|
|
Sinterklaasversjes voor zijn kinderen, p. 37
‘O Neem mij mee, als gij gaat uit logeren |
Weldra wordt gij vijftien’ |
|
|
|
| |
| |
De huisdieren als dichters, p. 38
‘Al ben ik maar een leelijk dier’ |
‘Mevrouw, wij hebben u hooren zuchten’ |
|
|
Twee albumblaadjes, p. 39
‘Als een vogeltje te lang in een kooi heeft gezeten’ |
‘Al gaat men ook niet te gast aan louter nachtegalen’ |
|
|
Proeven van epistolaire literatuurGa naar voetnoot1, pp. 15-16
Brief aan rechter Van der Kaay (Alkmaarsche Courant 16.3.1862) |
Brief aan Eelco Verwijs, Foudgum, 29.7.1862 |
|
|
|
BROUWERS, Jeroen
Bijbel en zelfmoord, pp. 40-44
Fragment uit het hoofdstuk Het taboe, uit het eerlang te verschijnen essay De laatste deur, over de zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur |
Afwijzende opvattingen over zelfmoord, de invloed van de bijbel, John Donne en de zelfmoord-verdediging; de zelfmoord van Haverschmidt |
Aanhangsel (p. 45): Zelfmoordenaars uit de vaderlandse geschiedenis genoemd in een preek van dominee François Haverschmidt |
|
|
|
Drs. P.
Zijn leed was diep: ‘Ja, Paaltjens klinkt natuurlijk amusant’, p. 79 |
|
|
LEEUWEN, Ko van
Een zwerftocht door de geest van François Haverschmidt, pp. 77-79
Gesprek over de toneelproduktie Dominee fluit, met Luc van de Lagemaat (regisseur), Wigbolt Kruyver (rol dominee Haverschmidt) en Bert Bunschoten (rol van Piet Paaltjens) |
|
|
|
MATHIJSEN, Marita
De bleke gezel, pp. 17-21
‘Wat bezielt iemand die zijn schrijverschap strikt afscheidt van zijn eigen persoon en een dubbelganger creëert aan wie hij de verantwoording voor zijn literaire produktie afdraagt? Dat was immers wat François Haverschmidt aan Piet Paaltjens toebeschikt had.’ |
|
|
|
NIEUWENHUYS, Rob
François Haverschmidt, dichter bij de dood. Keuze en verbindende tekst, pp. 46-76
Over ‘De dichter Piet Paaltjens die in zijn aardse en lichamelijke verschijning van François Haverschmidt, met elke schrede die hij zet, met elk woord dat hij schrijft, steeds dichter bij de dood komt.’ Met verschillende voorbeelden uit preken o.a. de ‘Worgengelpreek (pp. 55-58); over Haverschmidts laatste maanden (pp. 66-68); Haverschmidts uitvaart (pp. 69-70); Ter nagedachtenis van Haverschmidt (pp. 70-76) |
|
|
|
TILBURG, Peter van
Geen God daarboven achter de wolken, geen God daarbinnen in het gemoed, pp. 29-34
Over Haverschmidt als predikant |
|
|
|
ZONNEVELD, Peter van
Het Leiden van de jonge Haverschmidt, pp. 8-14
Over het Leiden van omstreeks 1850 waar Haverschmidt zijn studententijd doorbracht |
|
|
| |
| |
Keuze uit oudere dokumenten
Brink, Jan ten
Haverschmidts levensloop, pp. 2-5
Verschenen in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, VII, 1894, 3, pp. 325-334 |
|
|
|
Schmidt Crans, J.M.
Twee brieven (bij het getekende portret van Piet Paaltjens), p. 23
|
|
|
Stout, Jan
[Levensherinneringen], pp. 26-28
Herinnering van Jan Stout (†1943) die Haverschmidt nog heeft gekend |
|
|
| |
Willem Brakman
(IX, 85, pp. 1-73) - Met afbn., prtn.
BERK, Aloys van den
Bibliografie [van en over], pp. 5-6 |
|
|
CARTENS, Daan
Zijde en satijn. De ‘Ludwig’-roman van Willem Brakman, pp. 59-62
Vergelijking van Brakmans De blauw-zilveren koning met Adriaan Venema's Een sterfgeval in Duitsland en Louis Ferrons Gekkenschemer, romans die alle over de Beierse koning Ludwig II handelen |
|
|
|
DEEL, T. van
Een godslasterlijk boek, pp. 57-58
|
|
|
DIEPSTRATEN, Johan
In gesprek met Willem Brakman. ‘Schrijven is scheppen in de schemering’, pp. 7-14 |
|
|
GREGOOR, Nol
Wim Brakman's Haagse tijd [Herinneringen], pp. 3-4 |
|
|
KLEINRENSINK, G.J.
De verteller bij de waterval. Over het werk van Willem Brakman, pp. 67-73 |
|
|
LEICHSENRING, Bernardien
‘Betekenis als fijne essentie tot in het kleinste detail’. Een dringende oproep op de lezer, pp. 63-66
In het ‘interpreteren kan de kern van wat Brakman te zeggen heeft, genaderd worden. In het geheel van wat ongezegd blijft, in wat gesuggereerd en opgeroepen wordt, ligt die kern besloten.’ (p. 65) |
|
|
|
SALMAN, B.M.
‘Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf’, pp. 53-56
|
|
| |
| |
Keuze uit vroeger verschenen artikels
Brinkman, Wim
Thanathos Tyrannos, pp. 33-42
Maatstaf, XII, 1964-1965, 9, pp. 577-610 |
Over het oedipale motief in diens Een winterreis (debuut, 1961); Die ene mens (1962); De weg naar huis (1962); De opstandeling (1963); De gehoorzame dode (1964) |
|
|
Lazarus en Oedipus, pp. 43-48
Maatstaf, XII, 1964-1965, 7, pp. 428-447 |
Over Die ene mens |
|
|
Gesprek met Willem Brakman, pp. 49-52
Maatstaf, XII, 1964-1965, 12, pp. 763-775 |
|
|
|
Tans, J.A.G.
Een Nederlandse telg uit een Frans geslacht. ‘Het zwart uit de mond van Madame Bovary’ van Willem Brakman, pp. 21-26
Argus, II, 1979, 12, pp. 516-527 |
|
|
|
Verstraten, Jos
Willem Brakman als onruststoker. Beschouwingen bij ‘Kind in de buurt’, pp. 15-20
Spieghel Historiael van de Bond der Gentse Germanisten, XIX, 1977, 3-4, pp. 68-87 |
|
|
Het zwart uit de mond van Madame Bovary of een romantische Franse liefde in een 20ste-eeuwse sfeer op de Wadden, pp. 27-32
Spieghel Historiael van de Bond der Gentse Germanisten, XVII, 1975, 3-4, pp. 59-80 |
|
|
| |
Poetry International 1981
(IX, 87, pp. 83-120)Ga naar voetnoot1 - Met afbn., prtn.
ANHEGGER, Robert
Turken in Duitsland. Reacties in lied en literatuur, pp. 98-99 |
|
|
BLOEM, Rein
Jean Pierre Faye. Strijdbaar/omstreden of bezielend/ontzield, pp. 93-94 |
|
|
GERRITSEN, Joke
George Laschen, Het levenslange gedicht - exil als vaderland. Bij de gedichten van Erich Arendt. Vert.: J. Gerritsen, pp. 86-89
Met gedicht in vertaling: Marina Zwetajewa (p. 88) |
Bibliografie (p. 89) |
|
|
|
GIELKENS, Jan
Vertel, griot, vertel me, griot, je verhaal... Vert.: J. Gielkens, pp. 117-120
De griot zorgt sinds eeuwen voor de overlevering van ‘de geschiedenis van zijn volk, van zijn gemeenschap, en geeft haar door van de ene generatie op de andere’. Met voorbeelden uit deze Westafrikaanse orale literatuur |
|
|
|
| |
| |
MAANEN, Willem G. van
Bedwelming door poëzie. Voor de twaalfde keer Poetry International, pp. 83-85 |
|
|
MBITI, John
Afrikaanse orale literatuur, pp. 113-116 |
|
|
PAZARKAYA, Yuksel
Hedendaagse Turkse lyriek. Gulten Akin heeft haar vaste plaats in de Turkse literatuur van onze tijd, pp. 101-104 |
|
|
PHAF, Ineke
Huberto Padilla, het ‘enfant terrible’ van de Cubaanse revolutie, pp. 110-111
Met gedichten in vertaling: De Cubaanse dichters dromen niet meer; Hulde, p. 112 |
|
|
|
RASCH, Gerard
Stanislaw Baranczak en de Poolse poëzie, pp. 95-97 |
|
|
TEEUW, A.
Toety Heraty, een modern Indonesische dichteres, pp. 107-109
Met een gedicht in vertaling: Eenzame visser, p. 109 |
|
|
|
VEGT, Jan van der
De dichter [Paul] Muldoon een reiziger, pp. 90-92 |
|
|
VROOMEN-KONDO, Noriko de
De hedendaagse Japanse dichtkunst, pp. 105-106 |
|
| |
Hans Lodeizen
(X, 90, 100 pp.) - Met afbn., facs., prnt.
LODEIZEN, Hans
Ongepubliceerd werk. Een keuze, verzorgd door Dirk Kroon, pp. 28-34
1. | Uit ‘Rijmoefeningen’, pp. 28-29
Opdracht: ‘Voor het eerst dezen avond, sinds de nacht’ p. 28 |
Weet je nog? (Naar een zeer oude franse ballade): ‘Weet je nog...? Toen de wind de bomen’ p.28 |
Stance: ‘De liefde heeft mijn mond gekust; de dag’ p. 28 |
‘O leven, niet geheel’ p. 28 - Dat.: 15.3.45 |
‘O, - laat om weinig smart...’ (Alpina): ‘O - laat dees dag om weinig smart U niet bedorven wezen’ p. 29 |
Epigram: ‘De dag was doodgedrukt in arm van nacht -’ p. 29 - Dat.: 16.2.45. |
|
2. | Getypte gedichten met dagtekening, pp. 29-31
‘O reiziger, als ooit U weg U brengt’ p. 29 - Dat.: 18.3.45 |
‘Vandaag ben ik teruggekeerd bij het water’ p. 29 - Dat.: 26.3.45 |
Het loklied van avontuur: ‘Toen ik het logboek mijner dagen schreef’ p. 29 -Dat.: 11.4.45. |
‘De bladeren hangen’ p. 29 - Dat.: 17.5.48 |
‘zo zacht zo de minuets’ p. 30 - Dat.: 12.12.48 |
‘Wanneer ik in jouw armen lig en droom’ p. 30 - Dat.: 26/27.2.49 |
‘Eenzaam als boeven in hun cel’ p. 30 - Dat.: 27.2.49 |
‘Ik was voor een klein poosje’ p. 31 - Dat.: 13.3.49 |
God zijn spiegel: ‘Toen God de wereld had geschapen,’ p. 31 - Dat. 18.5.49 |
|
|
|
| |
| |
|
‘het geluk is een verrekt klein olifantje’ p. 31 - Dat.: 19.8.49 |
‘ei lieve hoeveel dierbaren’ p. 31 - Dat.: 10.9.49 |
‘ik ben van jou’ p. 31 - Dat.: 12.12.49 |
‘wat wil je dat ik voor je doe, mijn kleintje’ p. 31 - Dat.: 19.4.50 |
|
3. | Getypte gedichten zonder dagtekening, p. 32
‘het heelal van zijn ogen’ |
‘altijd mee te gaan’ |
‘De aarde is niet mooi maar langwerpig, als een dorp,’ |
‘te zwak om vrede te vinden’ |
‘Zomer. Een hardnekkige vlieg zoemt in de lucht’ |
‘als je deze extase vasthoudt’ |
‘O mijn geluk daar zijn ze de bladeren’ |
‘kastelen in het donker’ |
‘Ik wil geen literatuur’ |
‘Heb je het geweten dat de kermis’ |
Barbaars: ‘Lang na de dagen en de jaargetijden, en de wezens en de landen.’ |
‘ofschoon hij niet gekleed ging als’ |
|
4. | Uit notitieboekjes, p. 33
‘ik heb geslapen’ |
‘zij kennen van de nacht’ |
‘daar dreven de zwanen’ |
‘ik heb onmiskenbare vrede tegen’ |
‘dit is het stilste lied’ |
‘het is niet de vrede die van liefde’ |
‘ik ben verliefd op het leven’ |
|
5. | Getypt proza zonder dagtekening, p. 33 |
6. | Getypt proza met dagtekening, pp. 33-34 - Dat.: 11.3.48 |
|
|
|
BARTOSIK, Michel
De ruimte in de poëzie van Lodeizen, pp. 84-98
Overgenomen uit: Nieuw Vlaams Tijdschrift, XXIV, 1971, 5, pp. 504-520; [7, pp. 714-726; 10, pp. 1022-1040] |
|
|
|
BERGER, Peter
Een zondagskind op maandag, pp. 19-22 |
|
|
BERK, Aloys van den
Bibliografie van [en over] Hans Lodeizen, pp. 99-100 |
|
|
BES, Gerard
Hans Lodeizen om en bij, pp. 11-16
Biografische notities, ook over diens Amerikaanse vrienden; critici over diens werk |
|
|
|
BROKKEN, Jan
Het onbekende leven van Hans Lodeizen, pp. 3-10 |
|
|
DUBOIS, Pierre H.
Versplinter de spiegel waarin je gezicht heeft gehuild. Hans Lodeizen na dertig jaar, pp. 23-24 |
|
|
GRUWEZ, Luuk
Hans Lodeizen, tussen prins en matroos, pp. 77-80
Overgenomen uit: Ons Erfdeel, XXI, 1978, 4, pp. 493-500 |
Over de dualiteit ‘droom-werkelijkheid’ in diens gedichten |
|
|
|
KROON, Dirk
Verweer tegen kilte. De poëzie van Hans Lodeizen in het geding, pp. 55-58 |
|
| |
| |
KUSTERS, Wiel
Een schijntje vitalisme [in het vermoeide oeuvre], pp. 45-46 |
|
|
LOMMEN, M.M. & MOLIN, Rob
De witte slanke jongen. Pierrot in de poëzie van Hans Lodeizen, pp. 35-38 |
|
|
REITSMA, Anneke
De ‘rozen der verbeelding’ van Hans Lodeizen, pp. 65-76
‘Nu we de tijd... als een dominante categorie in de poëzie van Hans Lodeizen hebben herkend, lijkt het goed om een aantal gedichten nader onder dit specifieke aspekt te bezien’ (p. 67): ‘o wonderen van het leven welwillend’ (pp. 67-71); ‘ben ik nu werkelijk zo slecht’ (pp. 71-73); ‘o vader wij zijn samen geweest’ (p. 74) |
|
|
|
ROVER, Frans C. de
De techniek van de buigzaamheid. Het dichterschap van Hans Lodeizen in Het innerlijke behang, pp. 59-64
Over de cyclus: De buigzaamheid van het verdriet |
|
|
|
SCHOLTEN, Harry
Lodeizen en de Vijftigers, pp. 47-49 |
|
|
SCHOUTEN, Rob
Eolusharp in de bries van Thule, pp. 52-54
Over Lodeizens ‘poëtisch taalgebruik’ |
|
|
|
SINNINGHE DAMSTÉ, Willem
Poetry and music on a tree, pp. 39-41
Over de gelijknamige cyclus Engelse gedichten in Nagelaten werk (1969) |
|
|
Orion en Lodeizen, pp. 43-44
Over het sterrenbeeld Orion in ‘Voor Jim’ uit Het innerlijk behang |
|
|
|
SLAGMAN, Arend
Lees maar, er staat óók wat er staat. Over de onechte wereld van Hans Lodeizen, pp. 50-51
Over ‘Ik heb mij met moeite alleen gemaakt’ uit Het innerlijk behang en verschillende interpretaties ervan |
|
|
|
VEEN, Adriaan van der
Tussen Wassenaar en New York: op weg naar de dood. Herinneringen aan Hans Lodeizen, pp. 17-18 |
|
|
WAARSENBURG, Hans van de
Forever young, pp. 25-27
Over de belangstelling in zijn jeugd voor Lodeizens poëzie |
|
|
|
WILMINK, W.A.
De moeheid in een bootje, pp. 81-83
Overgenomen uit: Tirade, X, 1966, 112, pp. 212-222 |
Over gelijknamig openingsgedicht uit Het innerlijk behang |
|
|
| |
| |
| |
Hella S. Haasse
(X, 91, pp. 1-80) - Met afbn., ill., prtn.
HAASSE, Hella S. & VERGEER, Charles
Mme de Merteuil, pp. 47-54
Zes brieven en een Bericht door Charles Vergeer, na zijn inleiding m.b.t. Hella |
Haasse, Een gevaarlijke verhouding of Daal- en Bergse brieven |
Proeve van antwoord door Hella S. Haasse, pp. 52-54 |
|
|
|
ALOFS, Hella
Leven en werk van Hella S. Haasse, pp. 3-26 |
|
|
BERK, Aloys van den
Hella S. Haasse, een bibliografie, pp. 77-80 |
|
|
BRANDENBURG, Angenies
Hella Haasse ‘gewoon’ een klassieke vrouwelijke schrijver, pp. 55-58 |
|
|
BUUREN, Hanneke van
Tussen zelfportret en legkaart. Het thema ‘kreativiteit’ in ‘De verborgen bron’ en ‘De ingewijden’ van Hella S. Haasse, pp. 59-70 |
|
|
DIEPSTRATEN, Johan
... in gesprek met Hella S. Haasse. De ‘gewaarwording van verleden’ is voor mij iets onmisbaars, pp. 33-37
Dit interview werd schriftelijk afgenomen in september 1981 |
|
|
|
FERGUSON, Margaretha
Hella, Indië, Indonesië en ik, pp. 27-32, 54 |
|
|
HEYDEN, Chris van der
Elckerlyc in Kleio's kleed, pp. 39-45
Over haar historische romans |
|
|
|
MUSSCHOOT, Anne-Marie
De roman als spiegelstructuur. Notities bij de lectuur van Huurders en onderhuurders, pp. 71-75 |
|
|
-
voetnoot1
- Gedichten zonder dichter. De gedicteerde poëzie van Jack Spicer
-
voetnoot1
- Wat is er van Haverschmidt te krijgen? (p. 7): uitgaven van en over Haverschmidt
-
voetnoot3
- Volledige tekst uit het poëziealbum van Mevr. M. Hooy, ged. sept. 1880
-
voetnoot1
- Poetry International Rotterdam. Programma, p. 85
|