| |
| |
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift
Opgericht in 1946
Directeur: Ivo Michiels
Hoofdredacteur: Paul de Wispelaere
Redactie: Georges Adé, Henri-Floris Jespers, Ivo Michiels, Hugo Raes, Willy Vaerewijck, Eddy van Vliet, Georges Wildemeersch
Redactieraad: Hugo Claus, Patrick Conrad, Marcel Coole, Marc Galle, Jef Geeraerts, Wim Hazeu, Karel Jonckheere, Hubert Lampo, Wim Meewis, Ward Ruyslinck, Herman Sabbe, Bert Schierbeek, Garmt Stuiveling, Piet van Aken, Walter van den Broeck, Erik van Ruysbeek, Gerard Walschap, Jean Weisgerber
Redactiesecretaris: Luk de Vos, Hof ter Bollen 51, 2672 Liezele-Puurs
Uitgeverij: Uitgeverij Manteau n.v., Beeldhouwersstraat 12, 2000 Antwerpen
Jg. XXXIV: 6 nummersGa naar voetnoot1, 976 pp.
| |
I. Poëzie
ADÉ, Georges
Vraag. (Gedicht III uit de cyclus Vier, gnomische poëzie), 2, pp. 203-205
‘Hoe vragen? Er beschrijft meetkundig een rede’ |
|
|
|
BALKT, H.H. ter
Zwitserland, 6, pp. 887-889
‘Knoken en meerschuimen pijpen’ |
|
|
|
BERGE, Claude van de
Emergentie. Gedichten, 3, pp. 405-411
1. | ‘Je gaat in je gedachten binnen in een wereld’ p. 405 |
2. | ‘Je zegt: ik wilde dicht bij je zijn’ p. 406 |
3. | ‘We verzinken in je aanblik’ p. 407 |
4. | Slapeloosheid: ‘We weten niet wat nog bij elkaar hoort.’ p. 408 |
5. | Emersie: ‘We zullen opnieuw moeten verloren gaan.’ p. 409 |
6. | ‘De nacht is reeds lang in de dennen aanwezig.’ p. 410 |
7. | ‘Wanneer heb ik voor het laatst verlangd te bestaan?’ p. 411 |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
Johannes Bobrowski, Gedichten. Inl. & vert.: H. Beurskens, 1, pp. 61-62; 63-67
Nagedachtenis voor een riviervisser; Liefdesgedicht, p. 63; 64 |
Dorpsnacht; Rouw om Jahn; Terugweg, p. 65; 66; 67 |
|
|
| |
| |
BREMT, Stefaan van den
Uit: Het onpare paar, 2, pp. 304-313
‘Hoe zing je van dit land’ p. 304 |
‘Hier schiet ik wortel als je vlucht’ p. 305 |
‘Geen puur azuur: het grauw’ p. 306 |
‘Om ons hier en nu zonder mankeren’ p. 307 |
‘Het stond je enig, beeldig, als gegoten’ p. 308 |
‘Waarvan zagen wij zo wit’ p. 309 |
‘O, het ontbrekende bericht’ p. 310 |
‘Tegenligger, onderweg’ p. 311 |
‘Er kruipt me wat liefs in mijn liefde’ p. 312 |
‘Van liefde liegend, haveloze’ p. 313 |
|
|
|
CONRAD, Patrick & ADÉ, Georges
V zinnebeelden, 2, pp. 265-270
Beeldcollages van Patrick Conrad & Tekstcollages van Georges Adé: |
‘Door de dorst verzwakt, als een rotte vrucht’ p. 266 |
‘Kom vlug buiten, vlug, kom buiten.’ p. 267 |
‘Ik wil een vreemde vrouw bezoeken.’ p. 268 |
‘Hou op, bloed, borrel niet weg’ p. 269 |
‘Het bedaarde water van de zondvloed’ p. 270 |
|
|
|
COOLE, Marcel
Vier gedichten, 2, pp. 226-229
Zandloper: ‘De dagen volgen op elkaar, maar 't is’ p. 226 |
Rode inkt: ‘Op een dag zal hij in de stilte treden,’ p. 227 |
Morgenwandeling: ‘Als ik nu door de vergiftigde straten’ p. 228 |
Puerto de la Cruz: ‘In de hall van het groot, nu stil hotel,’ p. 229 |
|
|
|
GALLE, Marc
Federico Garcia Lorca, Tranen voor Ignacio Sanchez Mejiàs. Vert.: M. Galle, 6, pp. 906-913 |
|
|
GELDER, Alex van
Gedichten, 1, pp. 111-115
‘hoe kom je ermee voor de dag?’ p. 111 |
‘genoeg gegapt’ p. 112 |
‘hij vroeg wie bent u dan’ p. 112 |
‘mijn bloedje mijn blond’ p. 113 |
‘do you think my place is’ p. 113 |
‘day glow, a show’ p. 114 |
‘sponzen zwarte sponzen’ p. 114 |
‘baby leek oud’ p. 115 |
‘manpower’ p. 115 |
|
|
|
HERMANS, Theo
Antonio Cisneros, [Gedichten]. Inl.Ga naar voetnoot1 & vert.: Th. Hermans, 2, pp. 176-187
Beschrijving van een plein, een monument en bronzen allegorieën, pp. 176-177 |
Paracas; Pachacamac, p. 178; 179 |
Gebeden van een berouwvol edelman, pp. 180-183 |
Lied van de oude boer; Gebrek aan ervaring, p. 184; 185 |
De verschillen wikken en wegen aan deze kant van het kanaal, pp. 186-186 |
|
|
| |
| |
KRUITHOF, Jacques
Vision de dehorsGa naar voetnoot1, 6, pp. 840-844
1. | Foto: ‘een ademtocht ging aan’ p. 840 |
2. | Westerik: ‘er is veel van haar weg’ p. 841 |
3. | Bij strijklicht: ‘er is geen hand voor ogen’ p. 842 |
4. | Ex tenebris: ‘er is geen hand dan’ p. 843 |
5. | Exit: ‘het water wijkt uit’ p. 844 |
|
|
|
LASOEN, Patricia
Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn (Paul Snoek)Ga naar voetnoot2, 6, p. 967
‘Dezelfde avond waarop twee van mijn zonen’ |
|
|
|
LECLERC, Michel
Epiloog, 4, pp. 558-559
Ing. Ekelöf brengt te berde: ‘Mag ik, als zijn erfgename, feit’ p. 558 |
Er gaat Furu-Koga een licht op: ‘Nu pas, in de cel las ik die vier’ p. 559 |
|
|
|
MAELE, Marcel van
Een suite, 4, pp. 521-525
1. | ‘De luiken van hun dromen zijn reeds langgeleden’ p. 521 |
2. | ‘Aardig en schraal’ p. 522 |
3. | ‘Het sneeuwt, zo draag ik mijn herinneringen’ p. 524 |
4. | ‘‘Jaja’, dacht hij, ‘de gebeurtenissen volgen elkaar’ p. 524 |
5. | ‘En zie hoe waarachtig, hoe aandachtig’ p 525 |
|
|
|
NEEF, Roger M.J. de
De eetbare wolkGa naar voetnoot3, 6, pp. 852-856
Scrapple from the apple: ‘Kansas City, weinig mededeelzame stad:’ p. 852 |
Bird of Paradise: ‘Voor de tweede maal Kansas City’ p. 853 |
Lover man: ‘Vrouwelijke naalden’ p. 854 |
Don't blame me: ‘Over de leugen van de huid’ p. 855 |
Laatste brief van Charlie ‘Bird’ Parker: ‘Meander van marmer’ p. 856 |
|
|
|
NIJS, Bob de
Miquel Marti i Pol. Gedichten. Inl. & vert.: Bob de Nijs, 6, pp. 815-817; 818-825
‘Het geruis dat men hoort is niet afkomstig van de regen.’ p. 818 |
‘Zó afgemat ben ik dat ik niets’ p. 819 |
‘Spreek ik over je ogen, dan komt er iets’ p. 820 |
‘Niet de verwachting weerhoudt de tijd.’ p. 821 |
Leerschool der eenzaamheid; De schepping 1-7, p. 822; 823-825 |
|
|
|
ROMBOUTS, Guy
9 afbeeldingen. [Visuele poëzie], 1, pp. 100-110 |
|
|
SNOEK, Paul
Zes gedichten uit ‘Schildersverdriet’ 1, pp. 94-99
Gedicht voor je verjaardagGa naar voetnoot4: ‘Met een hart van kalfsleer’ p. 94 |
Als je in een boom woont: ‘Als je in een boom woont moet je bidden’ p. 95 |
Een man met een regenboog: ‘Het was een zomer uit de zeventiende eeuw.’ p. 96 |
Het land van de glimlach: ‘Het is tijd om hier te blijven’ p. 97 |
Hangende tuin: ‘Frambozen zijn net even roze’ p. 98 |
Gedicht voor een vriendGa naar voetnoot5: ‘Ik zag het deze zomer op een terrasje’ p. 99 |
|
|
| |
| |
SPELIERS, Hedwig
Het heraldieke dier. Pathetische gedichten, 1, pp. 69-81
De meeuw Igor: ‘Verende zandgrond aan de zoom van de zee, almeer’ p. 69 |
Ab ovo: ‘Met kieuwholtes als van een rog, gehurkt tegen’ p. 70 |
Tantalus onder ons: ‘En dan, als de Marmeren Steen aan de hemel staat,’ p. 71 |
Bellmer: ‘Genie, én genitaliën: ik ben Bellmer;’ p. 72 |
Zoon & retrozijn: ‘Aldus zijn blik bewaren: de bovenarm’ p. 73 |
Beloutch: ‘Binnen de banden van zijn symbolen’ p. 74 |
Metafysica: ‘In ringen van afzondering sta ik’ p. 75 |
Weerkaatsingen: ‘Schrijf op hoe teder mij het water’ p. 76 |
Wedergeboorte: ‘Gehakt het hout, met het vuur’ p. 77 |
Onansland: ‘In de kerker van zijn skelet’ p. 78 |
Nestwarmte: ‘Als ik, veelvoudig, haar holte’ p. 79 |
Wegwaarts: ‘Hoor hoe in het gegrom der koren’ p. 80 |
Taalstrijd: ‘Kraakweb, kruisnet, kruisweg.’ p. 81 |
|
|
|
TOORN, Willem van
Twee doden, 4, p. 593
‘Waarom blijf ik ze toch zien,’ |
|
|
|
VAEREWIJCK, Willy
Elf gedichten, 3, pp. 374-384
Telex: ‘Ik kan weer rustig noteren’ p. 374 |
Voorbereiding op een herfst: ‘Verend woud’ p. 375 |
Fingerfertigkeit: ‘Komisch begint de morgen:’ p. 376 |
November: ‘Het hout verziekt,’ p. 377 |
‘Ik loof de liefde en haar exercitie.’ p. 378 |
‘Argwaan,’ p. 379 |
Een knaap met name: Malevitch: ‘Maan, zon,’ p. 380 |
De abt: ‘Als het bos zijn blauwe avond heeft’ p. 381 |
Herberg aan de stroom: ‘Een vlucht van zwanen’ p. 382 |
Vincent van Gogh: ‘Tussen Hazegras’ p. 383 |
Armando Valladares. A letter to Havana: ‘Friends in Havana,’ p. 384 |
|
|
Reflexaforen, 4, pp. 615-617; 6, pp. 964-965
Aforismen, uitspraken, gedachten in versvorm |
|
|
|
VANDENBOUHEDE, Gerda
Voor Paul Snoek, 6, p. 966
‘De dichter is gestorven’ |
|
|
|
VLIET, Eddy van
Moeder, 4 p. 572
‘Vermoeide moed, zoals het woord het zegt,’ |
|
|
|
VREE, Freddy de
Triptiek van het licht. Maniëristisch, Venetiaans, EgyptischGa naar voetnoot1, 4, p. 509
1. | Maniëristisch: ‘Het ontbrekend licht barst los als stoom’ |
2. | Venetiaans: ‘Het licht is als een angstige jurk in de nacht’ |
3. | Egyptisch: ‘De derde kleur is blauw, blauw is oneindig.’ |
|
|
| |
| |
WAARSENBURG, Hans van de
Zes gedichten, 2, pp. 248-253
Dodenvaart: ‘Na de dodenvaart, de schepen zwijgen’ p. 248 |
Railing: ‘De railing, niets anders’ p. 259 |
Roerganger, pp. 250-251
1. | ‘Komend van verre’ p. 250 |
2. | ‘Zo blijven de reizen’ p. 251 |
|
Spinsel van tijd: ‘Wanneer je terugloopt’ p. 252 |
Een rijbroek uit Canada: ‘De vuurplaats vernietigd’ p. 253 |
|
|
|
WILLEMSEN, August
João Cabral de Melo Neto, Gedichten. Vert. & [nawoord]: A. Willemsen, 4, pp. 477-488; 489-490
De ingenieur; Aan Carlos Drummond de Andrade. Uit: O engenheiro (1945), p. 477; 478 |
Psychologie van de vormgeving 1, 6, 7, 8. Uit: Psicologia da composiçao (1947), pp. 479-482 |
Proloog. Uit: Morte e vida severina (1955), pp. 483-484 |
Graciliano Ramos. Uit: Serial (1961), pp. 485-486 |
Opvoeding met de steen; De zon in Pernambuco. Uit: A educao pela pedra (1966), p. 487; 488 |
|
|
|
WITVLIET, Leendert
Drie gedichten, 4, pp. 581-583
Laag vliegende eenden: ‘Twee eenden gingen te keer op het water’ p. 581 |
Maandag: ‘'t Was ochtend, de wagens’ p. 582 |
Zomer: ‘Deze zomer’ p. 583 |
|
|
|
ZIEDSES DES PLANTES, Liesbeth
Marin Sorescu, Gedichten. Vert. & Nawoord: L. Ziedses des Plantes, 3, pp. 339-353; 354-357
De slak; Leda; De fluit; Het rad, p. 339; 340; 341; 342 |
De ziekte; Het portret van een artiest; De ogen, p. 343; 344; 345 |
Shakespeare; Ontwikkelen; De schelp, pp. 346-347; 348; 349 |
Vergif; Kijk; Een poes; Plechtig, p. 350; 351; 352; 353 |
|
|
| |
II. Proza
BEEK, Geert van
Surrogaat, 6, pp. 845-851 |
|
|
CHARLES, J.B.
Waar blijft Dirk?, 2, pp. 153-172 |
|
|
CLAUS, Hugo
Het verdriet van België (romanfragment), 3, pp. 317-338 |
|
|
GEERAERTS, Jef
De machtswellusteling (Voorlopige titel), 1, p. 68 |
|
|
FRATEUR, Ludo
Clichés om Liejen, 3, pp. 424-434 |
|
|
HECKE, Daniël van
De vlucht. Suite voor éénhandige, 6, pp. 890-905 |
|
| |
| |
LEEUWENBERG, Aleida
Reis naar de Oostzee, 2, pp. 254-257 |
|
|
MICHIELS, Ivo
Itinerarium I, coupletten, 3, pp. 468-475
Reisweg een. Ars clericalis. A.; B, pp. 468-469 |
Reisweg twee. Silvarum causa, pp. 470-471 |
Reisweg drie. Petrarca petrarca, pp. 472-473 |
Reisweg vier. Lismonde je hand, pp. 474-475 |
|
|
|
PAEMEL, Monika van
Het verwerven van een schuilplaats, 3, pp. 358-373 |
|
|
PIETERS, Roger
De krotwoning, 2, pp. 258-264 |
|
|
PLEYSIER, Lee
De weg naar Kralingen (fragment), 4, pp. 510-520 |
|
|
POLET, Sybren
De kabouter, de reus en de middenman (1, 2), 6, pp. 799-814
Eerste twee delen uit het gelijknamig vierluik |
|
|
|
ROGGEMAN, Willy
Zwart. Partita's op een Monks klavier, 4, pp. 526-531
Het zwarte woord, pp. 526-527 |
De tuinspitter in maart, pp. 528-529 |
Hypothese van de tijdkevers, pp. 530-531 |
|
|
|
SPILLEBEEN, Willy
De dubbelganger (fragment uit: De levensreis van een man), 4, pp. 491-508 |
|
|
VERMEIREN, Koen
De vrolijke eenzaamheid, 4, pp. 573-580 |
|
|
VLIET, Eddy van
Een huis op de Linkeroever, 3, pp. 385-394 |
|
|
WILLEMS, Paul
Repercussies, 4, pp. 560-571 |
|
|
WISPELAERE, Paul de
Mijn huis is nergens meer (romanfragment), 2, pp. 188-202 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
ADÉ, Georges
Uit het schrijfboek van een japneus (einde), 4, pp. 594-597
Open brief aan Michel Oukhow, pp. 594-596 |
Over tolerantie |
(onzindelijk), p. 596 |
Bij een bedenking over dichten in K & C (mei 1981) |
(cauda), pp. 596-597 |
Reden tot afsluiten van Uit het schrijfboek van een japneus |
|
|
| |
| |
BERGE, Claude van de
De innerlijke taal, 2, pp. 218-225
Beschouwingen over de creativiteit waarvan het doel is ‘het onderzoek hoever we kunnnen gaan in ons anders worden, in ons niet behoren tot wat er is’ (p. 218) |
|
|
|
BOENDERS, Frans
Ilya Prigogine & Frans Boenders, Pluralisme en eenmaking. Vert.: Leonard Nolens, 6, pp. 914-930
Gesprek uitgezonden in Symposium' van BRT-3 op 2 & 9 sept. 1981 n.a.v. een congres in Washington D.C. ter herdenking van de 100ste verjaardag van Teilhard de Chardin met als thema: De eenheid in de kennis |
|
|
|
BONTRIDDER, Albert
Bert Kooiman of de weg naar de heilige onthechting, 3, pp. 412-423
|
|
|
BOUSSET, Hugo
Leesmacht voor de lezer, 1, pp. 82-93
Gesprek met Daniël Robberechts. Volledig herwerkte versie van een BRT-interview op 25 nov. 1980 |
|
|
A.M. Dhondt focaliseert de schoonheid, 1, pp. 127-130
N.a.v. diens Nieuwe Tijden en De tijd staat stil |
|
|
Verpale en Frateur: dromen en riten, 2, pp. 271-274
Ludo Frateur, Rit(t)en, pp. 272-274 |
Eriek Verpale, Een meisje uit Odessa, pp. 271-272 |
|
|
Oscar voor De Wit, 5, pp. 771-775
Oscar de Wit, Met koele obsessie |
|
|
|
CHRISTIAENS, A.G.
Bij de ‘Hetaere’ van Slauerhoff, 6, pp. 956-960
Toelichting bij een uitspraak van Kees Lekkerkerker in een interview (NRC/Handelsblad, 12.12.1980) over Slauerhoffs gedicht met vertaling verschenen in een Brusselse uitgave: het betreft René Moirant, die niet alleen Hetaere vertaalde, maar ook twee artikels schreef over Slauerhoff (brochure 1949, 19722, 23 pp.) |
|
|
|
CLAES, Paul
Een psychoanalytische duiding van Gezelles ‘hert’, 4, pp. 584-592 - Met facs.
Over ‘Mijn hert is als een blomgewas’ uit: Tijdkrans |
|
|
|
CONRAD, Patrick
John W. Lennon, die ook in films speelde. [In memoriam], 1, pp. 131-132 |
|
[Huldiging van de Arkprijs 1981: Robbe de Hert], 6, pp. 931-935
Met dankwoord van de laureaat (pp. 935-938) en Nawoord van Paul de Wispelaere (pp. 938-939) over de bewering als zou Robbe de Hert ‘regelmatig wartaal uitslaan’ |
|
|
|
CORNELIS, Jef & VEYDT, Laurent
Het gedroomde boek, 1, pp. 27-60
Over de televisuele compositie ‘Het gedroomde boek’ dat noch de auteur noch zijn werk voorstelt ‘maar poogt met de tekst van Maurice Gilliams als basis een typisch
|
|
|
| |
| |
cinematografische compositie op te bouwen. Een keuze van verhalende fragmenten maakt een soort filmverhaal mogelijk, waarin de lezer van Maurice Gilliams elementen uit het geschreven werk zal herkennen’ (p. 29) |
Tekst van het scenario, pp. 29-60 |
|
|
|
CORNETS DE GROOT, R.A.
Dagboekbladen [5-19 jan. 1981] 6, pp. 857-886
Over Harry Mulisch' werk n.a.v. De compositie van de wereld |
|
|
|
DILLE, Koen
Z en de politiek, 1, pp. 132-141
Gefingeerd verhaal over politiek en de intriges achter de schermen |
|
|
|
GELDOLF, Wim
Laat de schrijver zijn vrijheid, 1, pp. 142-149
Gedeelte uit de toespraak bij de opening van de Antwerpse Boekenbeurs 1980 |
|
|
|
GERITS, Joris
Pernaths poëtisch oeuvre: tussen communicatie en creatie, 3, pp. 435-456 |
|
|
HERTMANS, Stefan
Bruine pitten muziek, 2, pp. 239-247
‘Een van de aspekten die totnogtoe weinig of geen aandacht kreeg is de betekenis van de muziek in het werk;... En helemaal onbesproken blijft Willy Roggeman als aktief musicus’ (p. 239) |
|
|
|
JESPERS, Henri-Floris
Woord en beeld, 2, pp. 284-287
Enkele aanvullingen bij: Woord en beeld. Drie strekkingen in de Nederlandse poëzie en de schilderkunst na 1945 o.r.v. Piet Thomas |
|
|
Huldetoespraak in het A.M.C.V.n.a.v. de 75ste verjaardag van Karel Jonckheere, 4, pp. 613-615 |
|
|
KEIL, Flod van
Over Becketts trilogie: Molley, Malone meurt, L'Innommable, 6, pp. 826-839 |
|
|
KOECK, Paul
Paul Goma, een introductie, 2, pp. 300-303
N.a.v. diens in Nederlandse vertaling verschenen Met het woord tegen de muur. Leven in het Roemenië van vandaag |
|
|
|
LOREIS, Hector-Jan
Mikis Theodorakis' ‘Canto General’, 5, pp. 787-789
Uitgevoerd o.l.v. de toondichter zelf te Vorst op 24 juni |
|
|
Een meesterwerk: [Oriana] Fallaci's ‘Een man’, 6, pp. 961-963 |
|
|
MEEWIS, Wim
Naar, in en buiten het landschap, 5, pp. 780-784
N.a.v. de 16de Biënnale én de I.C.C.-tentoonstelling (Antwerpen) ‘Naar en in het landschap’ waar de nadruk gelegd wordt ‘op de totaliteit van de ruimte-ervaring’ |
|
|
| |
| |
Ook Keulen en Parijs werden niet op één dag gebouwd, 5, pp. 784-787
N.a.v. de tentoonstelling Westkunst (Keulen) en Paris-Paris (Parijs) wordt gepleit voor een antimuseale, antitentoonstellingshouding, zodat de kunstwerken integreren in de omgeving |
|
|
|
REYNEBAU, Marc
As giants once again, 4, pp. 618-623
Bedenkingen over technologie, vooruitgangsoptimisme, nationale exaltatie n.a.v. de landing van de space shuttle |
|
|
Achterlijkheid als argument, 5, pp. 790-797
Over het gebruik van het woord ‘achterlijkheid’ in sommige landen van de Derde Wereld - Irak, Nicaragua, Iran - als ‘de rechtvaardiging van het nieuwe regime’ (p. 795) waarbij ook aan geschiedenisvervalsing wordt gedaan, daar de ‘geschiedenis bruikbaar wordt als legitimerend argument’ (p. 796) |
|
|
Afscheid van de ideologie, 6, pp. 968-976
Bedenkingen bij de economische crisis, de ontreddering van de ideologie, en... ‘de machtsuitoefening gebeurt weer expliciet in functie van een algemeen belang, dat uiteraard het eigenbelang camoufleert’ (p. 971) |
|
|
|
RUYSBEEK, Erik van
Vera Janacopoulos (Een proeve van interpretatie), 4, pp. 607-610
Over Jan Engelmans gedicht uit: Sine Nomine (1930) |
|
|
|
RUYSLINCK, Ward
Open brief aan de gevoelsafschaffers, 2, pp. 206-217
‘De evenwichtige wetenschapsmens... geniet in onze maatschappij een veel hoger aanzien dan de getroebleerde kunstenaar, die vrede en humanistische idealen predikt (p. 206) |
|
|
|
SOETAERT, Ronald
Over decadentie, narcisme, maskers en pose: Gerrit Komrij, 4, pp. 597-607
‘Een poging om aan de hand van zijn jongste bundel columns “Averechts” en zijn roman “Verwoest Arcadië” zijn geschreven woorden te laten spreken’ (p. 598) |
|
|
|
SPELIERS, Hedwig
Het anagogisch dichterschap van Guido Gezelle, 3, pp. 395-404
N.a.v.R.F. Lissens ‘Inleiding tot het Verzameld dichtwerk, waarin andermaal gehandeld wordt over Gezelles modernisme, wordt nagegaan hoe Jan Walravens, Paul Rodenko en Paul van Ostaijen stonden tgo. Gezelle; daarna licht schrijver zijn eigen visie toe: ‘Gezelle is een laat-middeleeuws dichter’ (p. 399) |
|
|
|
VERMEIREN, Koen
De tragiek van het creatieve moment, 1, pp. 122-126
Claude van de Berge, Je droomt dat je hoort dat iemand roept en dat je luistert |
|
|
De mythe van het nieuwe begin, 2, pp. 288-293
Jan Wolkers, De perzik van onsterfelijkheid |
|
|
Op weg naar Troje, 3, pp. 462-466
Willem Frederik Hermans, Homme's hoest |
|
|
Enkele Hermans-personages doorgelicht, 5, pp. 775-779
Uitgaande van Uit talloos veel miljoenen, met verwijzingen naar andere romans |
|
|
| |
| |
VISSERS, Paul
De wandelende jood in ‘De voorstad groeit’ gesignaleerd of: het verhaal van een oude liefde die niet helemaal wegroestte, 2, pp. 230-238
‘al is er geen sprake van invloed in de eigenlijke of strikte zin van het woord, het bestaan van reminiscenties - vrij getrouwe echo's zelfs - kan niet geloochend worden’ (p. 237); met voorbeelden uit Vermeylens en Boons roman |
|
|
|
VOS, Luk de
Dat grauw moet herleven; geschiedschrijving als politieke tekst, 2, pp. 275-284
Louis Paul Boon, Het Geuzenboek |
|
|
De grond van de zaak: literatuur, geschiedenis en de verleiding van Escher, 6, pp. 940-948
Over het taalgebruik van recensenten, essayisten en beoefenaars van literatuurwetenschap; over Herman Servotte, De simulators. De Engelse roman 1700-1900, voorbeeld van ‘toch nog leesbare werken... bedoeld voor een ruimer publiek’ |
|
|
|
WAARSENBURG, Hans van de
Erotische poëzie van Bertus Aafjes, 4, pp. 611-613
Over diens Deus sive natura |
|
|
|
WESSELO, J.J.
Een lied van schijn en wezen [door Cees Nooteboom], 6, pp. 948-956
Over het verband tussen deze novelle en de gelijktijdig verschenen roman Rituelen |
|
|
|
WEVERBERGH, Julien
De als kameleons uitgedoste koeien van Angèle Manteau, 1, pp. 1-26
Commentaar bij uitspraken van Angèle Manteau in het Bibeb-interview (Vrij Nederland, 31 jan. '81), o.a.i.v.m. Louis Paul Boon, Walter van den Broeck, Jeroen Brouwers en over de uitgeverij Manteau, de fusies en Weverbergh zelf. De tekst werd door Vrij Nederland afgewezen |
|
|
|
WILDEMEERSCH, Georges
Ed Leeflang: De hazen en andere gedichten, 1, pp. 116-122 |
|
Opnieuw het niveau van de hedendaagse poëzieproductie, 2, pp. 294-300
Reactie op Jan van den Weghe, Het ‘intense medelijden’ van Georges Wildemeersch (Argus, III, 1980, 17, pp. 457-463), waarin gereageerd wordt op Wildemeersch' bespreking van De Sophar door José de Poortere (N.V.T., XXXIII, 1980, 4, pp. 595-597) |
|
|
Eriek Verpale: Op de trappen van Algiers, 3, pp. 457-463 |
|
De a-cobra-tiek van Hugo Claus, schilder-schrijver. Een fixatie, 4, pp. 532-557 - Met ill.
Over diens plastisch werk en verhouding tot Cobra; over diens ‘optie voor het permanente experiment’ ook in het literair werk |
|
|
| |
Bijzonder gedeelte
Afrikaanse literatuur: een staalkaart
(nr. 5, pp. 625-770)
ACHEBE, Chinua
De taak van een schrijver in een jong land. Vert.: Hilde Asaerts, pp. 642-648 |
|
| |
| |
GORDIMER, Nadine
De roman en de Zuidafrikaanse natie. Vert.: Romy Heylen, pp. 649-656 |
|
|
KANE, Mohamadou
De Afrikaanse schrijver en zijn publiek. Vert.: Katia Pelsmaekers, pp. 657-666 |
|
|
LEFEVERE, André
Literatuur in Afrika, pp. 625-641
|
|
| |
Vertalingen
I.a. | Orale poëzie
LEFEVERE, André
Een hoer (Haussa), p. 448 |
|
Hond van de jagers van Nyanga (Nyanga), p. 673 |
|
Hou het stil (Shona), p. 674 |
|
Lied van een kameel (Somali), p. 675 |
|
|
MYS, Dominique
Wiegelied (Akan), p. 667 |
|
De Europeaan (Camma), p. 669 |
|
Een baby is een Europeaan (Ewe), p. 670 |
|
Scheppingsverhaal (Fulani), p. 671 |
|
Dood (Kuba), p. 672 |
|
|
| |
I.b. | Geschreven poëzie
LEFEVERE, André
Frank Aig Imoukhouede, Eén vrouw voor één man, p. 679 |
|
Zegova Nokan, Ik ben de hond, p. 680 |
|
Peter Wilhelm, De president en de dwerg, p. 685 |
|
|
MYS, Dominique
Jared Angira, Als een eekhoorn mijn pad kruist, pp. 676-677 |
|
Yambo Quologuem, Tomaten, pp. 681-682 |
|
|
POEL, Annelies van de
Wole Soyinka, Telefoongesprek, pp. 683-684 |
|
|
VANDERVERKEN, Kris
Dennis Brutus, Voor een dode afrikaan, p. 678 |
|
|
| |
II. Proza
MORTELMANS, Marleen
Ama Ata Aido, Waar het op aankomt, pp. 742-747 |
|
Bessie Head, Mosadi-rra, pp. 731-737 |
|
Alex La Guma, De boomgaard, pp. 738-741 |
|
| |
| |
POLDERVAART, Marcella
Ngugi Wa Thiong'o, Afscheid van Afrika, pp. 748-756 |
|
|
STEENLAND, Magda van & LEFEVERE, André
Camara Laye, De ogen van het beeld, pp. 695-707 |
|
Sembene Ousmane, Stamtekens, pp. 715-730 |
|
Ferdinand Oyono, De decoratie, pp. 708-714 |
|
Amos Tutuola, De hele heer, pp. 686-694 |
|
|
-
voetnoot1
- Met rubriek De staart: Een collage: Echte Belgische kaas in De Brakke Grond, 2, p. 314; Een ‘dt’ probleem bij het omslag van Knack van 8 april 1981, 3, p. 467
-
voetnoot1
- Antonio Cisneros, een plaatsbepaling, pp. 173-175
-
voetnoot3
- Opgedragen aan Roland A. van Opbroecke
|