| |
| |
| |
Raster
Tijdschrift in boekvormGa naar voetnoot1
Opgericht in 1977
Redaktie: H.C. ten Berge, J. Bernlef, P.W.M. de Meijer, J.F. Vogelaar
Redaktieadres: p.a. De Bezige Bij, Van Mierenveldstraat 1, Amsterdam-Z.
NrsGa naar voetnoot2. 9, 10, 11: 160, 159, 143 pp.
| |
I. Poëzie
BERNLEF, J.
Lawrence Raab, Een verzamelaar van koud weer. 1-21. Een cyclus. Inl. en vert.: J. Bernlef, 10, pp. 9-29 |
|
Ik zal sterven als ik het weet, 11, pp. 7-11
1. | ‘Het verlangen wordt soms’ p. 7 |
2. | ‘Soms is het een steen’ p. 7 |
3. | ‘Kun je je iets zwarters’ p. 8 |
4. | ‘De kamer helemaal zwart maken’ p. 8 |
5. | ‘Dit snakken naar een’ p. 9 |
6. | ‘De geur van uitgebloeid gras’ p. 9 |
7. | ‘Dat is wat verlangen klaarmaakt’ p. 10 |
8. | ‘Halverwege, dat is het beeld’ p. 10 |
9. | ‘Halverwege en vrij’ p. 11 |
10. | ‘Het is niet anders’ p. 11 |
|
|
Wonen aan zee, 11, pp. 13-17
| ‘ik wacht opdat er niets p. 13 |
1. | ‘Lichthuis, het baken op het dak’ p. 14 |
2. | ‘Hij richt een lamp op zee’ p. 15 |
3. | ‘Een sloep langszij’ p. 16 |
4. | ‘Wiens bed aan zee staat’ p. 17 |
|
|
|
BEURSKENS, Huub
Vierde kwartet, 11, pp. 68-71
1. | ‘reis die naar het uitzicht verlangt’ p. 68 |
2. | ‘op de kustlijn: elk spoor bewogen en verwatert’ p. 69 |
3. | ‘jukbeen, hand van sorbet kersen lepelt’ p. 70 |
4. | ‘tenen stoelen gaan op stapels, tenten vouwen’ p. 71 |
|
|
|
CAMPERT, Remco
Gedichten, 9, pp. 63-67
| Voorbeeldig: ‘Altijd valt het voorgeschreven blad’ p. 63 |
|
|
| |
| |
| Het geheim van de smid, pp. 64-66. |
1. | ‘Het geheim van de smid schuilt in de smidse’ p. 64 |
2. | ‘Ik sta in haar kamer’ p. 64 |
3. | ‘Toen het almaar regende’ p. 65 |
4. | ‘De jonge bomen zaagde ik om’ p. 65 |
5. | ‘Nog één keer die kamer’ p. 66 |
6. | ‘De poes springt op het aambeeld’ p. 66 |
| Wandeling naar ParfondevalGa naar voetnoot1: ‘De wind wuift over mijn gezicht’ p. 67 |
|
|
|
DEDINSZKY, Erika
Sandor Weöres, [Gedichten]. Vert.: E. Dedinszky, 11, pp. 109-112
Op thema's van kleine jongens, pp. 109-110 |
Alternatief paradijs. Gedichten van psychiatrische patiënten, pp. 111-112 |
|
|
|
HERMANS, Theo
Antonio Cisneros, Gedichten. Inl. en vert.: Th. Hermans, pp. 50-58
Tweemaal eenzaamheid: 1. Hampton Court 2. Paris 5ème, pp. 51-52 |
In memoriam (Voor Mario Sotomayor), p. 53 |
Kroniek van Lima, pp. 54-55 |
Kroniek van Chapi, 1965, pp. 56-58 |
|
|
|
INGEN SCHENAU, Karin van
Antonio Porta, De koning van het magazijn. Gedichten uit: Il re del magazzino. Vert.: K. van Ingen Schenau, 9, pp. 30-37 - Met prt.
Brief nr. 1, 2, 6, 8, 17, 26, 28, 30 |
|
|
|
OTTERSPEER, A.X.
Cyclus voor het verborgen hert, 10, pp. 97-101
1. | ‘half open’ p. 97 |
2. | ‘kan de kampioen’ p. 98 |
3. | ‘gaat de fietster’ p. 98 |
4. | ‘valt de pen’ p. 99 |
5. | ‘tussen twee letters’ p. 99 |
6. | ‘de theepot’ p. 100 |
7. | ‘een woud’ p. 100 |
8. | ‘staat het koren’ p. 101 |
9. | ‘lengen de dagen’ p. 101 |
|
|
|
REINTS, Martin
Komm mit nach Varasdin! 9, pp. 51-53
Thuis: ‘Ze hebben haar uit een nachtkroeg weggehaald’ p. 51 |
In de bars: ‘Haar broertjes zijn getrouwd’ p. 52 |
Op de Schellingwouderbrug: ‘Ze zet haar koffer neer en haar tas’ p. 53 |
|
|
Gevreesde trillers, 9, pp. 54-56
De pont: ‘Als de mannen elkaar glazen tussen de ogen drukken’ p. 54 |
De houthaven: ‘Langs de kasino's op de Steindamm’ p. 55 |
Richting Steinwerder: ‘Twee stoplichten zetten de voetgangers in beweging’ p. 56 |
|
|
| |
| |
TENTIJE, Hans
Na, naast elkaar, 11, pp. 84-93
‘De golfslag bevroren, golven op 't moment’ p. 84 |
‘Raakt zwarter en dieper glanzend’ p. 85 |
‘Kraaien vliegen op van een veraf kadaver -’ p. 86 |
‘bij 't weggaan 't licht te zien’ p. 87 |
‘In deze opeenvolging -’ p. 88 |
‘Vergeeld tot een volstrekter zwartwit’ p. 89 |
‘Nog geen dertig jaar later 's avonds te verdwalen’ p. 90 |
‘Geflüchtet unter das dänische Strodach...’ p. 91 |
‘In haar pupillen verdubbelt zich verkleind’ p. 92 |
‘Van schots op schots, sommige treden’ p. 93 |
|
|
|
WITVLIET, Leendert
Gedichten, 10, pp. 107-108
Je zei: ‘Het lichtdunne laagje wit’ p. 107 |
Stad: ‘In deze stad met blad op de beelden’ p. 108 |
|
|
| |
II. Proza
BERNLEF, J.
Per Olof Sundman, [Verhalen uit: Jägerna (De Jagers)]. Vert.: J. Bernlef, 7, pp. 73-87
De waarnemer; De micarijder, pp. 73-81; 82-87 |
|
|
|
FERRON, Louis
De student Nathanael ontmoet de verteller uit Thomas Mann's ‘Doctor Faustus’, 9, pp. 38-43 |
|
|
KNIPSCHEER, Jos
Donald Berthelm, De zandman. [Uit: Sadness]. Vert.: J. Knipscheer, 9, pp. 57-62 |
|
|
LESENER, Ingeborg
Jean Paul, [Uit: Quintus Fixlein. Tweede druk, 1801]. Inl. en vert.: I. Lesener, 11, pp. 113-136
Brief aan mijn vrienden in plaats van de voorrede, pp. 116-118 |
De geschiedenis van mijn voorrede bij de tweede druk, pp. 119-136 |
|
|
|
PLEYSIER, Leo
Turnhout 1959: Negenvijftig, 11, pp. 59-67 |
|
|
SCHIPPERS, Elly
Hannelies Taschau, Mijn lichaam waarschuwt mij voor elk woordGa naar voetnoot1. Vert.: E. Schippers, 10, pp. 31-40 |
|
| |
| |
SWART, Koba
De tijd van het voorspel. Beeldverhaal, 10, pp. 85-96 |
|
|
VOOGD, Pietha de
Giorgio Manganelli, Onconclusie (fragment). Vert.: P. de Voogd, 10, pp. 41-45 |
|
|
WOUTEN, W.J. van
Een morgue voor poëzie, 10, pp. 102-106 |
|
| |
BAKX, Hans
Gerhard Amanshauser, Aantekeningen bij een klankgedicht. Vert.: H.W. Bakx, 10, pp. 46-50 |
|
Over de Wiener Gruppe, 11, pp. 18-58
De groep - door critici en literatuurwetenschappers naderhand ‘Wiener Gruppe’ genoemd - ontstond in 1952 te Wenen door ‘gemeenschappelijke literaire belangstellingen’ van H.C. Artmann en Gerhard Rühm, bij wie zich in 1953 Konrad Bayer, en naderhand ook Oswald Wiener en Friedrich Achleitner aansloten. Uit hun manifest spreekt wantrouwen tegenover de ‘weergave uit de tweede hand’, het intermediaire van taal of muziek. En het sluit aan bij Wittgensteins gedachte dat bepaalde dingen niet gezegd kunnen worden, maar wel getoond |
|
|
[Teksten van de Wiener Gruppe]. Vert.: H.W. Bakx, 11, pp. 22-58 |
Friedrich Achleitner, 4 constellaties; De goeie soep, p. 22; 23-24 |
H.G. Artmann, Epitafen, pp. 25-27
Dialectgedicht; Personnage van dolfijnen, p. 28; 29 |
|
H.C. Artmann & Konrad Bayer, Acht-punten-proklamatie van de poëtische daad, p. 41
Montage naar het Vollständiges Lehrbuck der böhmischen Sprache van Heinrich Terebelsky, 1853, p. 42 |
|
H.C. Artmann, Konrad Bayer & Gerhard Rühm, Magische cavallerie, pp. 43-45 |
Konrad Bayer, Franz, Het sprookje van de beelden, p. 30; 31
|
Konrad Bayer & Gerhard Rühm, Een misdaadstuk, pp. 46-47 |
Gerhard Rühm, Ideogrammen; Sonnet, p. 33; 34
Robert en Helene, een ontmoeting in brieven, pp. 35-37 |
|
Gerhard Rühm & Oswald Wiener, Uitspraken, pp. 48-49 |
Oswald Wiener, De verbetering van midden-Europa (fragmenten), pp. 38-40 |
|
|
BERNLEF, J.
Jean Genêt, Het atelier van Alberto Giacometti. Vert.: J. Bernlef, 9, pp. 7-29 - Met ill. |
|
| |
| |
Per Olof Sundman, Opmerkingen rond een techniek. Vert.: J. Bernlef, 9, pp. 68-72 - Met prt.
P.O. Sundman over eigen werk; zie ook: Proza |
|
|
Kopuleren met afstandsbediening, 9, pp. 147-148
Kritische beschouwingen bij J.F. Vogelaar, Peter Handke - Een overschat schrijver? (9, pp. 135-146) |
|
|
De verbeelding en de macht. Den Uyl en de kunst*, 11, pp. 139-140
N.a.v. de toespraak van J.M. den Uyl bij de toekenning van de P.C. Hooftprijs aan Remco Campert, met een verkeerde interpretatie van Camperts uitspraak over politici en kunstenaars die allebei macht willen uitoefenen |
|
|
|
BOEF, August-Hans den
Ander proza - pessimisme, utopisme?* 10, pp. 142-151
Over Sybren Polet, Xpertise of De experts en het rode lampje; over diens theorieën over ‘ander proza’, over Cyriel Offermans' opvatting in Van alle maken is doodmaken wel het volmaakste. Literair-historische stellingen (1978, 7, pp. 43-63) |
|
|
|
ESTER, Hans & DIS, Adriaan van
Breyten Breytenbach, Alleen nog de zon die groeit. Vert.: H. Ester & D. van Dis, 9, pp. 44-50
Fragment uit 'n Seisoen in die paradys, waarin Breytenbach zijn impressies over Zuid-Afrika weergeeft na zijn bezoek in 1973 - na dertien jaar ballingschap uit zijn geboortestreek |
|
|
|
HAASSE, Hella
Het beeld in de spiegel
Proeve van achtergrond, 9, pp. 88-99 |
Over het beeld van de vrouw in de Westeuropese literatuur doorheen de tijden, zowel bij mannelijke als vrouwelijke auteurs |
Voorgrond onder vergrootglas, 10, pp. 66-84 |
Over het beeld van de vrouw in de literatuur in Nederland en over romanschrijfsters in Nederland tot op heden |
|
|
|
HAMELINK, Jacques
Een drogbeeld, de Nederlandse poëziekritiek*, 9, pp. 149-156
Over het ontbreken van een degelijke poëziekritiek in Nederland, over de gangbare types kritiek, over de eisen waaraan een serieuze kritiek dient te voldoen |
|
|
|
HARST, Jaap van der
Literatuuronderwijs en de moderne literatuurwetenschap, 11, pp. 72-83
‘Ik wil in dit artikel de vraag aan de orde stellen of en in hoeverre de Moderne Literatuurwetenschap in staat is om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een alternatief, kritisch literatuuronderwijs. Ik zal daarbij mijn eigen voorstel voor een kritisch literatuuronderwijs konfronteren met het voorstel dat Van Dijk [in zijn Het literatuuronderwijs op school] ontwikkeld heeft’ (p. 72) |
|
|
|
MEIJER, Pieter de
Een uur in de kerk met Henk Broekhuis*, 10, pp. 155-157
N.a.v.K. van het Reve, Literatuurwetenschap: het raadsel der onleesbaarheid. John Huizinga-lezing 1978 |
|
|
| |
| |
MERTENS, Anthony
Panoptikum. Het subjektivisties proza van de jaren zeventig, 9, pp. 100-108
N.a.v. Johan Diepstraten & Sjoerd Kuyper, Het nieuwe proza. Interviews |
|
|
|
OFFERMANS, Cyriel
Begrip en onbegrip. Over Verdaasdonck, Merlyn en een dialectische literatuurbenadering, 9, pp. 109-127
H. Verdaasdoncks opvatting van het interpretatief gerichte literaire onderzoek in Nederland (De Revisor, I, 1974, nrs. 7-8; II, 1975, nrs. 1-6) wordt getoetst aan zijn lectuur van Daniël Robberechts Praag schrijven (De Revisor, II, 1975, 4, pp. 75-79), pp. 109-114 |
Over Verdaasdoncks opvatting volgens dewelke ‘de eisen die, meer in het bizonder, aan empirische disciplines gesteld moeten worden, natuurlijk ook dienen te gelden voor de literatuurwetenschap’ (p. 114) en over het ‘werkimmanente uitgangspunt’ van de Merlyn essayisten (p. 119), pp. 115-119 |
Kritiek op Merlyn op basis van de analyse van werk van H.C. ten Berge, J. Hamelink, Lucebert en van J.J. Oversteegens theoretische fundering van Merlyn in zijn Oordeel en analyse, pp. 119-124 |
Over K.D. Beekmans opvatting m.b.t. het ander proza o.a. in zijn herlezen van J.F. Vogelaars Anatomie (Raster, 1977, 2, pp. 54-59), p. 125 |
|
|
Antisystematiek. Over recent Nederlandstalig proza, 10, pp. 51-65
In gevolge het inkorten van de oorspronkelijke tekst, wordt slechts uitvoerig gehandeld over enkele werken: |
Het wit van incorrupte beelden, pp. 51-54 |
H.C. ten Berge, De beren van Churchill |
Weerwerk (Bert Schierbeek), pp. 54-56 |
Een geweldloze taal, pp. 56-58 |
Ivo Michiels, Een tuin tussen hond en wolf |
Operaties, pp. 58-64 |
Jacq Firmin Vogelaar, Raadsels van het rund |
Er wordt ook verwezen naar Daniël Robberechts, K. Schippers, W. van den Broeck, J.E. Daele |
|
|
Pessimisme als banvloek. Een repliek*, 10, pp. 152-154
Op August-Hans den Boef, Ander proza-pessimisme, utopisme? (10, pp. 142-151), en wel op dat gedeelte waarin mijn Van alle maken is doodmaken wel het voornaamste (1978, 7, pp. 43-46) ter sprake komt |
|
|
|
STARINK, Jan
Tristram Shandy vertalen, 11, pp. 94-108 - Met ill.
Over het vertalen van Laurence Sternes The life and opinions of Tristram Shandy, gentleman; met voorbeelden |
|
|
|
TORNQVIST, Egil
Een korte pooltocht, 9, pp. 157-158
Over de Nederlandse ingekorte vertaling door J.C. Torringa-Timmer van P.O. Sundman, Ingenjör Andrées luftfärd (De luchtreis van ingenieur Andrée) o.d.t. De barre pooltocht |
|
|
|
VOGELAAR, Jacq Firmin
Peter Handke - Een overschat schrijver? 9, pp. 135-146 |
|
| |
| |
Bij de teksten over de rol van de intellectuelen, 10, pp. 116-117
Inleiding tot de vertalingen die volgen, over de intellektuele figuur, en de toestand in Nederland waar ‘de universele intellektueel lijkt ... plaats te hebben gemaakt voor de anti-intellektualistiese krantenschrijver’ |
|
|
Christine Buci-Glucksmann, De opvattingen van Gramsci over het intellektuelenvraagstuk. Vert.: J.F. Vogelaar, 10, pp. 135-139 |
|
|
VOGELAAR, Jacq Firmin & VOLLEMANS, Kees
Michel Foucault, Waarheid en macht. Gesprek met Alessandro Fontana en Pasquale Pasquino. Vert.: J.F. Vogelaar & K. Vollemans, 10, pp. 118-128
Over de ontwikkeling van de ‘specifieke’ intellektueel sinds W.O.II |
|
|
Michel Foucault & Gilles Deleuze, Gesprek over intellektuelen en de macht. Vert.: J.F. Vogelaar & K. Vollemans, 10, pp. 129-134 |
|
|
WANDERS, Marina & LOMBARDI, Paolo
Emilio Tadini, Het oog van de schilderkunst. Vert.: M. Wanders & P. Lombardi, 10, pp. 109-115 - Met ill.
Gesprek over diens schilderij Het oog van de schilderkunst |
|
|
|
WINTER, Léon de
Over ‘De last van de wereld’ [door Peter Handke], 9, pp. 128-134 |
|
| |
V. Illustratie
Bridges, Thomas, 11, p. 94 |
Giacometti, 9, p. 1, 6, 8, 9, 12, 13, 15, 17, 19, 21, 23, 25, 26, 28, 29 |
Tadini, 10, p. 110, 111, 112, 113, 114, 115 |
Wiar, 10, p. 117 |
|
-
voetnoot1
- Met gegevens over de medewerkers achterin elke aflevering
-
voetnoot2
- Eindredaktie, respectievelijk: H.C. ten Berge, J.F. Vogelaar, P.W.M. de Meijer
-
voetnoot1
- Met een inleiding over de schrijfster van Roswitha Wiegmann, p. 30
-
voetnoot1
- De titels met * behoren tot de rubriek Discussie, kritiek, korrespondentie
|